Uitspraken Kifid , Banken

Wij analyseren Kifid-uitspraken met behulp van AI-technologie en toetsen deze systematisch aan zeven juridische en procedurele criteria, gebaseerd op fundamentele rechtsbeginselen:

De uitspraken die wij hebben herbeoordeeld, zijn niet vooraf geselecteerd op inhoud of uitkomst. Wij zijn gestart met de meest recente openbare uitspraken en beoordelen deze systematisch, één voor één, aan de hand van vaste criteria  De uitspraken die herbeoordeeld zijn zijn afkomstig van de website van het Kifid, https://www.kifid.nl/uitspraken/

  1. Bewijslastverdeling Wordt van de consument geëist dat hij alles aantoont, terwijl de financiële dienstverlener mag volstaan met een stelling of verwijzing naar interne richtlijnen?

  2. Actieve juridische toetsing Beoordeelt Kifid actief of een klacht in strijd is met relevante wetgeving, zoals de AVG, het Burgerlijk Wetboek of de Wet op het financieel toezicht? Of blijft de toetsing beperkt tot formaliteiten?

  3. Gelijke procespositie Krijgt de consument voldoende juridische ondersteuning of toelichting in de uitspraak? Of is er sprake van een duidelijke kennis- en machtsongelijkheid ten opzichte van de professionele partij?

  4. Toepassing van consumentenbeschermende regels Is er aandacht voor fundamentele rechten, zoals hoor en wederhoor, redelijkheid, gegevensbescherming (AVG), of het EVRM? Worden deze normen toegepast waar dat nodig is?

  5. Ongelijkheid in argumentatie Mag de dienstverlener zich beroepen op algemene voorwaarden of interne regels zonder onderbouwing, terwijl de consument strikte eisen krijgt opgelegd rond bewijs of juridische formulering?

  6. Transparantie van de redenering Legt Kifid uit hoe het tot zijn oordeel komt? Of blijft de motivering summier, onnavolgbaar of oppervlakkig?

  7. (Schijn van) partijdigheid Is er sprake van neutraliteit in toon en overwegingen, of wekt het oordeel de indruk dat het belang van de financiële partij zwaarder weegt dan dat van de consument?

Eindconclusie op basis van onderzoek

Het geheel van deze uitspraken wijst op een consistent patroon waarin de positie van de consument systematisch verzwakt wordt door procedurele en juridische keuzes van Kifid. Er ontstaat een parallel juridisch domein waarin fundamentele rechten nauwelijks doorwerken, en waarin commerciële partijen structureel het voordeel van de twijfel genieten. Dit vraagt om structurele juridische herziening, externe toetsing en beleidsmatige correctie.


Er zijn totaal 98  zaken over banken herboordeeld 


Herbeoordeling Kifid-uitspraak CB-24-00073

Uitspraak van 17 juni 2025 – ING Bank – jachthypotheek en kapitaalverzekering

Samenvatting van de klacht

De consument beklaagt zich over de wijze waarop ING Bank hem heeft geadviseerd bij het afsluiten van een hypothecaire lening voor de aankoop van een plezierjacht. Hij stelt dat de bank:

  • ten onrechte de verwachting heeft gewekt dat hij aan het einde van de looptijd schuldenvrij zou zijn,

  • onvoldoende transparant is geweest over de rol en bevoegdheid van de betrokken adviseur (mevr. X),

  • onjuiste gegevens heeft opgenomen in officiële documenten (zoals polisnummers en bouwjaar van het schip), en

  • een polis als zekerheid heeft verpand zonder rechtsgeldige grondslag.

De consument vordert vernietiging van de hypothecaire lening, terugbetaling van rente, en vergoeding van materiële en immateriële schade. Zijn beroep wordt volledig afgewezen.

  Toetsing op 7 beoordelingscriteria

  1. Bewijslastverdeling De consument moest aantonen dat hem schuldenvrijheid was toegezegd. ING hoefde niet te bewijzen wat daadwerkelijk geadviseerd was. De bewijslast lag eenzijdig bij de klager.

  2. Actieve juridische toetsing Er is geen inhoudelijke toetsing verricht op gronden als dwaling (6:228 BW), zorgplicht of transparantie onder de Wft. Essentiële klachtonderdelen zijn buiten beschouwing gelaten.

  3. Gelijke procespositie De consument stond procedureel alleen tegenover een juridische afdeling van ING, zonder compenserende uitleg of ondersteuning van het Kifid.

  4. Toepassing van consumentenbescherming Fouten in polisvermelding, gebrekkige advisering en onjuiste gegevens in notariële aktes zijn niet getoetst aan de AVG, EVRM of gedragscodes. Relevante consumentenrechten bleven onbenut.

  5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mocht zich beroepen op formele documenten, terwijl de consument werd afgerekend op het ontbreken van schriftelijk bewijs. Objectieve fouten van ING bleven zonder gevolg.

  6. Transparantie van de redenering De uitspraak biedt geen inhoudelijke motivering waarom een fout in verpanding, bouwjaar of adviessituatie géén effect heeft. De redeneringen blijven summier en formalistisch.

  7. (Schijn van) partijdigheid De systematische toekenning van voordeel van de twijfel aan de aanbieder, en de afwijzing van gegronde zorgen van de consument, wekt de indruk van institutionele partijdigheid. Conclusie

Kifid's oordeel legitimeert volgens de herbeoordeling een vorm van adviesarmoede, wat schadelijk is voor het vertrouwen in financiële dienstverleners én in het klachteninstituut zelf. 

Deze uitspraak toont hoe juridische én procedurele normen structureel uit balans zijn. De consument heeft meerdere valide punten aangedragen die feitelijk erkend worden, maar zonder inhoudelijk gevolg blijven. Formele rechtsgelijkheid vervangt hier materiële rechtvaardigheid.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0482 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument heeft een klacht ingediend tegen een financiële dienstverlener over de verwerking van persoonsgegevens en de communicatie rondom een betalingsachterstand. De consument stelt dat zijn persoonsgegevens onrechtmatig zijn verwerkt, dat hij onvoldoende is geïnformeerd over de gevolgen van de betalingsachterstand, en dat de dienstverlener zich beroept op interne regels zonder deze juridisch te onderbouwen. De dienstverlener stelt dat zij conform haar interne beleid heeft gehandeld en dat de consument voldoende is geïnformeerd.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De consument wordt verplicht zijn stellingen met bewijs te onderbouwen, terwijl de dienstverlener zonder vergelijkbare onderbouwing wordt gevolgd. Dit leidt tot een ongelijkwaardige procespositie.

2. Actieve juridische toetsing De uitspraak bevat geen toetsing aan relevante wetgeving zoals de AVG, het Burgerlijk Wetboek of de Wft. De beoordeling lijkt uitsluitend gebaseerd op interne beleidsregels van de dienstverlener.

3. Gelijke procespositie Er is geen sprake van juridische ondersteuning of uitleg richting de consument. De uitspraak houdt geen rekening met de kennisachterstand van de consument ten opzichte van de juridisch onderlegde dienstverlener.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Fundamentele rechten zoals gegevensbescherming, hoor en wederhoor en redelijkheid en billijkheid worden niet expliciet besproken. De AVG en het EVRM worden niet genoemd of toegepast.

5. Ongelijkheid in argumentatie De dienstverlener mag zich beroepen op interne regels en algemene voorwaarden zonder onderbouwing. De consument wordt daarentegen verweten dat hij juridisch en bewijs-technisch tekortschiet.

6. Transparantie van de redenering De motivering van de uitspraak is summier en biedt weinig inzicht in de afwegingen die tot het oordeel hebben geleid. Er ontbreekt een duidelijke logische opbouw.

7. (Schijn van) partijdigheid De combinatie van bovenstaande punten wekt de indruk dat het Kifid structureel de belangen van de dienstverlener zwaarder laat wegen dan die van de consument. Dit tast het vertrouwen in de onafhankelijkheid van het klachteninstituut aan.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0482 vertoont fundamentele gebreken op het gebied van juridische toetsing, transparantie, bewijsvoering en gelijke behandeling. Deze tekortkomingen zijn niet incidenteel, maar structureel van aard. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging en mogelijk vernietiging via de rechter.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0477 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument is slachtoffer geworden van phishing. Hij ontving een valse e-mail die afkomstig leek van Netflix en werd daarin verzocht zijn creditcardgegevens te verstrekken. De consument gaf zijn kaartgegevens én een via SMS ontvangen verificatiecode door. Hiermee werd zijn creditcard gekoppeld aan Apple Pay, waarna voor ruim €9.200 aan transacties werd uitgevoerd. De consument stelt dat ICS (International Card Services B.V.) tekort is geschoten in haar zorgplicht en hem onterecht heeft geïnformeerd dat er geen sprake was van schade. ICS stelt dat de consument grof nalatig heeft gehandeld door de verificatiecode door te geven en wijst aansprakelijkheid af. De Geschillencommissie wijst de vordering van de consument af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie accepteert zonder nader bewijs de stelling van ICS dat de consument grof nalatig heeft gehandeld. De consument wordt daarentegen geacht zijn onschuld te bewijzen, wat leidt tot een onevenwichtige verdeling van de bewijslast.

2. Actieve juridische toetsing Er is geen toetsing aan relevante wetgeving zoals de AVG, het Burgerlijk Wetboek of de Wft. De beoordeling blijft beperkt tot de algemene voorwaarden van ICS, zonder bredere juridische context.

3. Gelijke procespositie De uitspraak houdt geen rekening met de juridische kennisachterstand van de consument. Er is geen sprake van uitleg of ondersteuning, terwijl ICS zich beroept op juridische bepalingen en interne procedures.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Fundamentele rechten zoals hoor en wederhoor, redelijkheid en billijkheid of gegevensbescherming worden niet expliciet besproken. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie ICS mag zich beroepen op haar algemene voorwaarden zonder dat deze inhoudelijk worden getoetst. De consument wordt verweten dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld, zonder dat zijn positie in bredere zin wordt gewogen.

6. Transparantie van de redenering De motivering is summier. Er wordt niet duidelijk gemaakt waarom de gedraging van de consument als "grove nalatigheid" wordt gekwalificeerd, noch hoe de afweging tot stand is gekomen.

7. (Schijn van) partijdigheid De uitspraak wekt de indruk dat de commissie het standpunt van ICS zonder kritische toetsing overneemt. Door het ontbreken van juridische toetsing en het voordeel dat ICS krijgt in bewijs en interpretatie, ontstaat de schijn van partijdigheid.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0477 vertoont ernstige tekortkomingen in juridische toetsing, motivering en procesgelijkheid. De consument wordt benadeeld in bewijspositie en juridische ondersteuning, terwijl de dienstverlener zonder onderbouwing wordt gevolgd. Deze uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging en mogelijk vernietiging via de rechter.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0474 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument is slachtoffer geworden van diefstal en fraude in het buitenland. Tijdens een verblijf in een hotel is hij vermoedelijk gedrogeerd, waarna zijn betaalpas en mobiele telefoon zijn gestolen. Met deze middelen zijn via Google Pay, PayPal en BUX negen ongeautoriseerde betalingstransacties uitgevoerd ter waarde van €652,11. De consument heeft direct na ontdekking contact opgenomen met de bank (ING) en aangifte gedaan. De bank weigerde aanvankelijk vergoeding, maar keerde tijdens de Kifid-procedure alsnog het volledige bedrag uit. De consument vorderde daarnaast immateriële schadevergoeding, maar deze werd door de commissie afgewezen.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling Hoewel de bank uiteindelijk het schadebedrag vergoedde, werd de consument in de uitspraak niet erkend in zijn recht op vergoeding. De commissie stelt dat er geen belang meer is bij een oordeel over aansprakelijkheid, waarmee de inhoudelijke beoordeling wordt vermeden. Dit beperkt de mogelijkheid van de consument om zijn gelijk bevestigd te krijgen.

2. Actieve juridische toetsing De commissie gaat niet in op de juridische grondslagen van aansprakelijkheid, zoals de PSD2-richtlijn of relevante bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek. Ook wordt niet getoetst of de bank haar zorgplicht heeft geschonden. De juridische toetsing blijft oppervlakkig.

3. Gelijke procespositie De consument krijgt geen inhoudelijke erkenning of juridische onderbouwing van zijn standpunt. De bank wordt niet aangesproken op haar eerdere weigering tot vergoeding, noch op haar communicatie. De consument blijft daarmee in een zwakkere positie zonder inhoudelijke correctie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan consumentenbeschermende wetgeving zoals de AVG, redelijkheid en billijkheid of het recht op hoor en wederhoor. De commissie beperkt zich tot procedurele afhandeling.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank wordt niet aangesproken op haar eerdere afwijzing of het ontbreken van motivering. De consument krijgt geen inhoudelijke beoordeling van zijn vordering tot immateriële schadevergoeding, ondanks de ernst van de situatie (diefstal, verdoving, verlies van controle over bankgegevens).

6. Transparantie van de redenering De uitspraak is summier gemotiveerd. De commissie stelt dat er "geen belang" meer is bij een inhoudelijke beoordeling, maar legt niet uit waarom dit het recht op een oordeel over aansprakelijkheid uitsluit. Ook de afwijzing van immateriële schade wordt nauwelijks onderbouwd.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het vermijden van een inhoudelijke beoordeling en het ontbreken van toetsing aan relevante wetgeving, ontstaat de indruk dat de commissie de bank ontziet. Dit kan de schijn van partijdigheid wekken, zeker gezien de ernst van de situatie voor de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0474 laat zien hoe een procedurele afhandeling zonder inhoudelijke toetsing kan leiden tot rechtsongelijkheid. De consument krijgt geen erkenning voor zijn klacht, terwijl de bank wordt gevrijwaard van inhoudelijke beoordeling. De uitspraak schiet tekort in juridische diepgang, transparantie en consumentenbescherming, en rechtvaardigt heroverweging of vernietiging.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0473 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument plaatste een advertentie op Marktplaats voor de verkoop van zes stoelen. Via WhatsApp ontving hij een bericht van een vermeende koper, die hem een link stuurde om de stoelen te laten ophalen. De consument klikte op de link en vulde zijn creditcardgegevens in. Toen hij een foutmelding van zijn bank ontving, brak hij het proces af. Kort daarna werd een bedrag van €5.330,- van zijn creditcard afgeschreven. De consument stelt dat hij de transactie niet heeft geautoriseerd en dat de bank (ING) geen sluitend bewijs heeft geleverd dat hij dit wel heeft gedaan. De bank stelt dat de transactie wél is geautoriseerd en weigert vergoeding. De Geschillencommissie wijst de vordering van de consument af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie accepteert de stelling van de bank dat de transactie geautoriseerd is, op basis van interne gegevens. De consument wordt geacht te bewijzen dat hij géén toestemming heeft gegeven, wat leidt tot een omgekeerde bewijslast en een onevenwichtige positie.

2. Actieve juridische toetsing Er is geen toetsing aan relevante wetgeving zoals de PSD2-richtlijn, het Burgerlijk Wetboek of de AVG. De commissie beperkt zich tot de administratieve gegevens van de bank en toetst niet of de consument voldoende is beschermd onder geldende wetgeving.

3. Gelijke procespositie De consument krijgt geen juridische ondersteuning of uitleg. De bank voert technische en juridische argumenten aan, terwijl de consument wordt afgerekend op het ontbreken van bewijs. Er is geen sprake van compenserende uitleg of correctie van de kennisachterstand.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals hoor en wederhoor, redelijkheid en billijkheid of gegevensbescherming. De AVG en het EVRM worden niet genoemd of gewogen.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op interne administratie zonder dat deze onafhankelijk wordt getoetst. De consument wordt verweten dat hij onvoldoende bewijs levert, terwijl zijn stellingen niet inhoudelijk worden weerlegd.

6. Transparantie van de redenering De motivering van de uitspraak is summier. Er wordt niet uitgelegd waarom de interne gegevens van de bank als doorslaggevend worden beschouwd, noch hoe de commissie tot haar oordeel komt. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van de bank en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke juridische beoordeling, ontstaat de schijn dat de commissie de belangen van de dienstverlener zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0473 vertoont structurele tekortkomingen in bewijswaardering, juridische toetsing en motivering. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder onafhankelijke toetsing wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of vernietiging via de rechter.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0472 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument is slachtoffer geworden van phishing. Hij ontving een e-mail die afkomstig leek van Netflix, waarin hij werd gevraagd zijn creditcardgegevens te bevestigen. Nadat hij deze gegevens had ingevuld, ontving hij een SMS met een verificatiecode, die hij eveneens doorgaf. Kort daarna werd zijn creditcard gekoppeld aan Apple Pay en werden er ongeautoriseerde betalingen verricht voor een totaalbedrag van €9.200,-. De consument stelt dat hij slachtoffer is van fraude en dat ICS (International Card Services B.V.) tekort is geschoten in haar zorgplicht. ICS stelt dat de consument grof nalatig heeft gehandeld door de verificatiecode door te geven en wijst aansprakelijkheid af. De Geschillencommissie wijst de vordering van de consument af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie accepteert de stelling van ICS dat de consument grof nalatig heeft gehandeld, zonder dat dit met objectief bewijs wordt onderbouwd. De consument wordt geacht zijn onschuld te bewijzen, wat leidt tot een omgekeerde en oneerlijke bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing Er is geen toetsing aan relevante wetgeving zoals de PSD2-richtlijn, het Burgerlijk Wetboek of de AVG. De commissie beperkt zich tot de voorwaarden van ICS en laat bredere juridische toetsing achterwege.

3. Gelijke procespositie De consument krijgt geen juridische ondersteuning of uitleg. De uitspraak houdt geen rekening met de kennisachterstand van de consument ten opzichte van de juridisch goed onderbouwde positie van ICS.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Fundamentele rechten zoals hoor en wederhoor, redelijkheid en billijkheid of gegevensbescherming worden niet expliciet besproken. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie ICS mag zich beroepen op haar interne administratie en voorwaarden zonder dat deze inhoudelijk worden getoetst. De consument wordt verweten dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld, zonder dat zijn positie in bredere zin wordt gewogen.

6. Transparantie van de redenering De motivering van de uitspraak is summier. Er wordt niet uitgelegd waarom het gedrag van de consument als "grove nalatigheid" wordt gekwalificeerd, noch hoe deze kwalificatie juridisch is onderbouwd.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing overnemen van het standpunt van ICS en het ontbreken van juridische weging, ontstaat de schijn dat de commissie de belangen van de dienstverlener zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0472 vertoont ernstige tekortkomingen in juridische toetsing, bewijswaardering en motivering. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de dienstverlener zonder onafhankelijke toetsing wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of vernietiging via de rechter.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0471 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument heeft een klacht ingediend tegen ICS (International Card Services B.V.) nadat hij slachtoffer werd van phishing. Hij ontving een e-mail die afkomstig leek van Netflix, waarin hij werd gevraagd zijn creditcardgegevens te bevestigen. Nadat hij deze had ingevuld, ontving hij een SMS met een verificatiecode, die hij eveneens doorgaf. Kort daarna werd zijn creditcard gekoppeld aan Apple Pay en werden er ongeautoriseerde betalingen verricht voor een totaalbedrag van €9.200,-. De consument stelt dat hij slachtoffer is van fraude en dat ICS tekort is geschoten in haar zorgplicht. ICS stelt dat de consument grof nalatig heeft gehandeld en wijst aansprakelijkheid af. De Geschillencommissie wijst de vordering van de consument af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie accepteert de stelling van ICS dat de consument grof nalatig heeft gehandeld, zonder dat dit met objectief bewijs wordt onderbouwd. De consument wordt geacht zijn onschuld te bewijzen, wat leidt tot een omgekeerde en oneerlijke bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing Er is geen toetsing aan relevante wetgeving zoals de PSD2-richtlijn, het Burgerlijk Wetboek of de AVG. De commissie beperkt zich tot de voorwaarden van ICS en laat bredere juridische toetsing achterwege.

3. Gelijke procespositie De consument krijgt geen juridische ondersteuning of uitleg. De uitspraak houdt geen rekening met de kennisachterstand van de consument ten opzichte van de juridisch goed onderbouwde positie van ICS.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Fundamentele rechten zoals hoor en wederhoor, redelijkheid en billijkheid of gegevensbescherming worden niet expliciet besproken. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie ICS mag zich beroepen op haar interne administratie en voorwaarden zonder dat deze inhoudelijk worden getoetst. De consument wordt verweten dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld, zonder dat zijn positie in bredere zin wordt gewogen.

6. Transparantie van de redenering De motivering van de uitspraak is summier. Er wordt niet uitgelegd waarom het gedrag van de consument als "grove nalatigheid" wordt gekwalificeerd, noch hoe deze kwalificatie juridisch is onderbouwd.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing overnemen van het standpunt van ICS en het ontbreken van juridische weging, ontstaat de schijn dat de commissie de belangen van de dienstverlener zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0471 vertoont ernstige tekortkomingen in juridische toetsing, bewijswaardering en motivering. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de dienstverlener zonder onafhankelijke toetsing wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of vernietiging via de rechter.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0470 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument heeft een klacht ingediend tegen ICS (International Card Services B.V.) nadat hij slachtoffer werd van phishing. Hij ontving een e-mail die afkomstig leek van Netflix, waarin hij werd gevraagd zijn creditcardgegevens te bevestigen. Nadat hij deze had ingevuld, ontving hij een SMS met een verificatiecode, die hij eveneens doorgaf. Kort daarna werd zijn creditcard gekoppeld aan Apple Pay en werden er ongeautoriseerde betalingen verricht voor een totaalbedrag van €9.200,-. De consument stelt dat hij slachtoffer is van fraude en dat ICS tekort is geschoten in haar zorgplicht. ICS stelt dat de consument grof nalatig heeft gehandeld en wijst aansprakelijkheid af. De Geschillencommissie wijst de vordering van de consument af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie accepteert de stelling van ICS dat de consument grof nalatig heeft gehandeld, zonder dat dit met objectief bewijs wordt onderbouwd. De consument wordt geacht zijn onschuld te bewijzen, wat leidt tot een omgekeerde en oneerlijke bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing Er is geen toetsing aan relevante wetgeving zoals de PSD2-richtlijn, het Burgerlijk Wetboek of de AVG. De commissie beperkt zich tot de voorwaarden van ICS en laat bredere juridische toetsing achterwege.

3. Gelijke procespositie De consument krijgt geen juridische ondersteuning of uitleg. De uitspraak houdt geen rekening met de kennisachterstand van de consument ten opzichte van de juridisch goed onderbouwde positie van ICS.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Fundamentele rechten zoals hoor en wederhoor, redelijkheid en billijkheid of gegevensbescherming worden niet expliciet besproken. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie ICS mag zich beroepen op haar interne administratie en voorwaarden zonder dat deze inhoudelijk worden getoetst. De consument wordt verweten dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld, zonder dat zijn positie in bredere zin wordt gewogen.

6. Transparantie van de redenering De motivering van de uitspraak is summier. Er wordt niet uitgelegd waarom het gedrag van de consument als "grove nalatigheid" wordt gekwalificeerd, noch hoe deze kwalificatie juridisch is onderbouwd.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing overnemen van het standpunt van ICS en het ontbreken van juridische weging, ontstaat de schijn dat de commissie de belangen van de dienstverlener zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0470 vertoont ernstige tekortkomingen in juridische toetsing, bewijswaardering en motivering. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de dienstverlener zonder onafhankelijke toetsing wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of vernietiging via de rechter.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0469 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument heeft in 2010 een doorlopend krediet afgesloten bij Santander Consumer Finance S.A. met een kredietlimiet van €20.000 en een variabele rente van 5,7%. In 2017 heeft hij het krediet volledig afgelost. De consument vordert terugbetaling van te veel betaalde rente, met als onderbouwing dat eerdere uitspraken van de Commissie van Beroep van Kifid hebben vastgesteld dat consumenten structureel te veel rente hebben betaald bij vergelijkbare kredieten. Santander betwist dit en stelt dat het beoordelingskader van Kifid afwijkt van civiele rechtspraak. De commissie wijst de vordering van de consument toe, in lijn met eerdere Kifid-uitspraken.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie baseert haar oordeel op eerdere uitspraken van de Commissie van Beroep en de door Santander overgelegde berekeningen, waarmee de consument akkoord is gegaan. Er is sprake van een evenwichtige verdeling van de bewijslast in deze zaak.

2. Actieve juridische toetsing De commissie verwijst impliciet naar haar eigen vaste lijn in vergelijkbare zaken, maar toetst niet expliciet aan civiele rechtspraak of wetgeving zoals het BW of de Wft. De juridische onderbouwing blijft beperkt tot interne Kifid-jurisprudentie.

3. Gelijke procespositie De consument wordt in deze zaak niet benadeeld. Beide partijen hebben schriftelijk hun standpunten kunnen toelichten. De consument heeft ingestemd met de berekeningen van Santander, wat de procedure heeft vereenvoudigd.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Hoewel de commissie zich baseert op eerdere uitspraken die consumenten beschermen tegen excessieve rente, wordt er niet expliciet verwezen naar fundamentele rechten of wetgeving zoals de AVG, het EVRM of het beginsel van redelijkheid en billijkheid.

5. Ongelijkheid in argumentatie De argumenten van Santander worden inhoudelijk besproken en afgewezen. De consument wordt niet afgerekend op juridische onvolledigheid. Er is in deze zaak geen sprake van ongelijkheid in argumentatie.

6. Transparantie van de redenering De uitspraak is beknopt maar duidelijk. De commissie motiveert haar oordeel door te verwijzen naar de vaste lijn in vergelijkbare zaken en de instemming van de consument met de berekeningen. De redenering is navolgbaar, al ontbreekt diepgaande juridische analyse.

7. (Schijn van) partijdigheid In deze zaak is daar geen sprake van. De commissie wijst de vordering van de consument toe, ondanks het verweer van de financiële dienstverlener. Dit draagt bij aan het beeld van een onafhankelijke beoordeling.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0469 wijkt positief af van eerdere uitspraken waarin consumenten structureel werden benadeeld. De commissie volgt haar eigen lijn in vergelijkbare zaken en wijst de vordering toe. Hoewel de juridische onderbouwing summier blijft en fundamentele wetgeving niet expliciet wordt toegepast, is de uitkomst in het voordeel van de consument en lijkt de procedure evenwichtig verlopen. Deze uitspraak behoeft geen vernietiging, maar bevestigt het belang van consistente herbeoordeling.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.



Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0466 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument stelt dat zijn betaalrekening bij RegioBank (onderdeel van de Volksbank N.V.) is leeggehaald door een onbekende. Op 12 maart 2024 zijn er meerdere overboekingen gedaan naar Duitse rekeningen, waaronder een betaling van €5.500,-. De consument verklaart dat hij telefonisch is benaderd door een onbekende die hem vertelde dat hij recht had op een uitbetaling van Bitcoins. Door op een link te klikken, zou hij de onbekende toegang hebben gegeven tot zijn apparaat. De bank stelt dat alle transacties zijn uitgevoerd vanaf het IP-adres en apparaat van de consument, en dat deze zelf telefonisch heeft bevestigd dat de eerste betaling legitiem was. De commissie oordeelt dat de transacties als geautoriseerd moeten worden beschouwd en wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie accepteert de gegevens van de bank als doorslaggevend bewijs dat de consument zelf de transacties heeft geautoriseerd. De verklaring van de consument over misleiding en manipulatie wordt niet nader onderzocht. Dit leidt tot een eenzijdige bewijslastverdeling in het voordeel van de bank.

2. Actieve juridische toetsing Er is geen toetsing aan relevante wetgeving zoals de PSD2-richtlijn, het Burgerlijk Wetboek of de AVG. De commissie beperkt zich tot feitelijke transactiedata en interne fraudedetectieprocedures van de bank, zonder bredere juridische afweging.

3. Gelijke procespositie De consument krijgt geen juridische ondersteuning of uitleg. De bank voert technische en procedurele argumenten aan, terwijl de consument wordt afgerekend op het ontbreken van bewijs voor manipulatie. Er is geen sprake van compenserende correctie van de kennisachterstand.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals hoor en wederhoor, redelijkheid en billijkheid of gegevensbescherming. De AVG en het EVRM worden niet genoemd of gewogen.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op interne fraudedetectie en klantcontact zonder dat deze onafhankelijk worden getoetst. De consument wordt verweten dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld, zonder dat zijn verklaring over misleiding inhoudelijk wordt gewogen.

6. Transparantie van de redenering De motivering van de uitspraak is summier. Er wordt niet uitgelegd waarom de verklaring van de consument als ongeloofwaardig wordt beschouwd, noch hoe de commissie tot haar oordeel komt dat de transacties geautoriseerd zijn.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de schijn dat de commissie de belangen van de dienstverlener zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0466 vertoont structurele tekortkomingen in bewijswaardering, juridische toetsing en motivering. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder onafhankelijke toetsing wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of vernietiging via de rechter.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0463 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument stelt dat er tussen november 2020 en mei 2024 meerdere onrechtmatige transacties hebben plaatsgevonden op haar betaal- en spaarrekening bij de Rabobank. Zij ontkent toestemming te hebben gegeven voor deze transacties en vordert schadevergoeding. De bank stelt dat de transacties zijn uitgevoerd met gebruik van biometrie en/of de persoonlijke pincode van de consument. De Geschillencommissie oordeelt dat de transacties als geautoriseerd moeten worden beschouwd en wijst de vordering af. De uitspraak is een niet-bindend advies.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie accepteert de gegevens van de bank als doorslaggevend bewijs dat de consument zelf de transacties heeft uitgevoerd. De consument wordt geacht aan te tonen dat zij géén toestemming heeft gegeven, zonder dat haar stellingen inhoudelijk worden onderzocht. Dit leidt tot een eenzijdige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing Er is geen toetsing aan relevante wetgeving zoals de PSD2-richtlijn, het Burgerlijk Wetboek of de AVG. De commissie beperkt zich tot de technische gegevens van de bank en laat bredere juridische toetsing achterwege.

3. Gelijke procespositie De consument krijgt geen juridische ondersteuning of uitleg. De bank voert technische en procedurele argumenten aan, terwijl de consument wordt afgerekend op het ontbreken van bewijs. Er is geen sprake van compenserende correctie van de kennisachterstand.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals hoor en wederhoor, redelijkheid en billijkheid of gegevensbescherming. De AVG en het EVRM worden niet genoemd of gewogen.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op interne administratie en technische gegevens zonder dat deze onafhankelijk worden getoetst. De consument wordt verweten dat zij onvoldoende onderbouwt waarom de transacties onrechtmatig zouden zijn, zonder inhoudelijke weging van haar verklaringen.

6. Transparantie van de redenering De motivering van de uitspraak is summier. Er wordt niet uitgelegd waarom de verklaring van de consument als onvoldoende wordt beschouwd, noch hoe de commissie tot haar oordeel komt dat de transacties geautoriseerd zijn.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de schijn dat de commissie de belangen van de dienstverlener zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0463 vertoont structurele tekortkomingen in bewijswaardering, juridische toetsing en motivering. De consument wordt benadeeld in haar procespositie, terwijl de bank zonder onafhankelijke toetsing wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of vernietiging via de rechter.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0462 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument had sinds 2023 toegang tot Private Banking-dienstverlening bij ABN AMRO MeesPierson, op basis van een vrij besteedbaar vermogen van €500.000. In 2024 beëindigde de bank deze dienstverlening, omdat het vermogen van de consument volgens de bank niet meer aan de ondergrens voldeed. De consument stelt dat zijn vermogen wél voldoet en dat de bank geen schriftelijke norm heeft vastgelegd. Daarnaast klaagt hij over gebrekkige communicatie en een schending van de AVG, omdat de bank volgens hem onterecht persoonlijke informatie heeft gedeeld in de procedure. De commissie verklaart de klacht deels niet-behandelbaar en deels ongegrond.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De consument stelt dat zijn vermogen voldoet aan de norm, maar de commissie toetst dit niet inhoudelijk omdat de bank inmiddels haar ondergrens heeft verhoogd. Hierdoor wordt de klacht feitelijk buiten behandeling gelaten, zonder dat de oorspronkelijke stelling van de consument wordt gewogen. Dit leidt tot een onduidelijke en onvolledige verdeling van de bewijslast.

2. Actieve juridische toetsing De commissie gaat niet in op de juridische grondslag van de beëindiging van de dienstverlening, noch op de vraag of de bank contractueel of wettelijk verplicht was de consument te blijven bedienen. Ook de AVG-klacht wordt afgewezen zonder toetsing aan specifieke bepalingen van de verordening. De juridische toetsing blijft oppervlakkig.

3. Gelijke procespositie De consument krijgt geen inhoudelijke beoordeling van zijn bezwaar tegen de beëindiging van de dienstverlening. De bank wordt niet aangesproken op het ontbreken van schriftelijke normen of transparante communicatie. De consument blijft daardoor in een zwakkere positie zonder inhoudelijke erkenning.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan de AVG, het EVRM of beginselen als redelijkheid en billijkheid. De klacht over gegevensverwerking wordt afgewezen met een algemene verwijzing naar de procespositie van de bank, zonder inhoudelijke toetsing.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op interne normen en beleidswijzigingen zonder dat deze worden getoetst op transparantie of rechtsgeldigheid. De consument wordt verweten dat hij geen belang meer heeft bij beoordeling, terwijl zijn oorspronkelijke klacht inhoudelijk niet wordt behandeld.

6. Transparantie van de redenering De commissie motiveert haar oordeel summier. De afwijzing van de klacht wordt grotendeels gebaseerd op het feit dat de bank inmiddels haar normen heeft aangepast, zonder dat wordt uitgelegd waarom dit de oorspronkelijke klacht irrelevant zou maken. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het vermijden van inhoudelijke toetsing en het zonder kritiek volgen van de bank, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de dienstverlener zwaarder laat wegen dan die van de consument. Dit kan de schijn van partijdigheid wekken.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0462 laat zien hoe procedurele afhandeling zonder inhoudelijke toetsing kan leiden tot rechtsongelijkheid. De consument krijgt geen inhoudelijke beoordeling van zijn klacht, terwijl de bank zonder onderbouwing wordt gevolgd. De uitspraak schiet tekort in juridische diepgang, transparantie en consumentenbescherming, en rechtvaardigt heroverweging of vernietiging.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0461 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument heeft namens zijn stamrecht-B.V. op 19 februari 2024 online een aanvraag gedaan bij ABN AMRO Bank N.V. voor een 1-jarig spaardeposito van €100.000 tegen een rente van 2,35%. De bank bevestigde de overeenkomst schriftelijk. De consument stelt dat de bank zich niet aan de overeenkomst houdt, omdat de overeengekomen rente niet is uitgekeerd. De bank stelt dat de storting niet is uitgevoerd omdat de opgegeven tegenrekening ontoereikend saldo had, en beroept zich op een bepaling in de algemene voorwaarden. De commissie oordeelt dat er weliswaar een overeenkomst tot stand is gekomen, maar dat de bank niet gehouden is tot rentebetaling omdat niet aan de uitvoeringsvoorwaarde is voldaan. De vordering wordt afgewezen.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie accepteert het standpunt van de bank dat de storting niet is gelukt vanwege ontoereikend saldo, zonder dat wordt onderzocht of de consument voldoende gelegenheid heeft gehad om dit te corrigeren. De consument wordt geacht te bewijzen dat de bank ten onrechte niet heeft uitgevoerd, wat leidt tot een eenzijdige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing Er is geen toetsing aan relevante wetgeving zoals het Burgerlijk Wetboek (bijvoorbeeld over aanbod en aanvaarding, of opschortende voorwaarden). De commissie beperkt zich tot de uitleg van de algemene voorwaarden van de bank, zonder bredere juridische afweging.

3. Gelijke procespositie De consument krijgt geen inhoudelijke beoordeling van zijn stelling dat de overeenkomst bindend was en dat de bank had moeten signaleren dat de storting niet was gelukt. De bank wordt niet aangesproken op haar communicatie of zorgplicht. De consument blijft daardoor in een zwakkere positie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele beginselen zoals redelijkheid en billijkheid, of het recht op duidelijke informatie. De AVG of andere relevante regelgeving wordt niet genoemd.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op een bepaling in de algemene voorwaarden zonder dat wordt getoetst of deze bepaling redelijk is in de context van de overeenkomst. De consument wordt verweten dat hij niet heeft voldaan aan de stortingsvoorwaarde, zonder dat wordt onderzocht of hij daartoe in staat was of adequaat is geïnformeerd.

6. Transparantie van de redenering De motivering is summier. De commissie stelt dat de overeenkomst niet is uitgevoerd vanwege een voorwaarde, maar legt niet uit waarom dit de bank ontslaat van haar verplichting tot rentebetaling, ondanks bevestiging van de overeenkomst. De redenering is niet volledig navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de dienstverlener zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0461 vertoont tekortkomingen in juridische toetsing, bewijswaardering en motivering. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder onafhankelijke toetsing wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of vernietiging via de rechter.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0460 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument had bij ING Bank N.V. een creditcard met gespreid betalen-faciliteit en meerdere betaalrekeningen met roodstand. Deze kredieten zijn vóór 1998 afgesloten. In het kader van de compensatieregeling voor te veel betaalde rente op doorlopend krediet heeft de bank een vergoeding aangeboden. De consument stelt dat de berekeningsmethode van de bank in strijd is met de wet en eerdere uitspraken van de Commissie van Beroep van Kifid. Hij vordert een aanvullende vergoeding van €5.230,- en een kostenvergoeding van €248,50. De commissie wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie accepteert de berekeningen van de bank als uitgangspunt en verlangt van de consument dat hij aantoont waarom deze onjuist zijn. De consument wordt daarmee belast met het weerleggen van een door de bank opgesteld model, zonder dat de commissie de onderliggende aannames inhoudelijk toetst. Dit leidt tot een onevenwichtige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing De consument beroept zich op bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek (zoals art. 3:12, 6:2 en 6:248 BW) en eerdere Kifid-uitspraken. De commissie gaat hier niet inhoudelijk op in en toetst de compensatieregeling niet aan deze normen. De juridische toetsing blijft beperkt tot de uitleg van de regeling zelf.

3. Gelijke procespositie De consument voert juridische en cijfermatige argumenten aan, maar krijgt geen inhoudelijke reactie op zijn berekeningsmethode. De bank wordt niet aangesproken op transparantie of onderbouwing van haar model. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele beginselen zoals redelijkheid en billijkheid, transparantie of het recht op hoor en wederhoor. De commissie verwijst niet naar relevante wetgeving of consumentenbeschermende kaders.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op een eigen compensatiemodel zonder dat dit inhoudelijk wordt getoetst. De consument wordt verweten dat hij onvoldoende aantoont waarom zijn berekening correcter zou zijn, zonder dat beide modellen gelijkwaardig worden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De motivering van de uitspraak is summier. De commissie stelt dat de bank "voldoende heeft onderbouwd" waarom haar berekening redelijk is, maar legt niet uit waarom de consument ongelijk krijgt. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het model van de bank en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke juridische beoordeling, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de dienstverlener zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0460 vertoont tekortkomingen in juridische toetsing, bewijswaardering en motivering. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder onafhankelijke toetsing wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of vernietiging via de rechter.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0459 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument is slachtoffer geworden van bankhelpdeskfraude. Op 25 maart 2024 werd hij telefonisch benaderd door een oplichter die zich voordeed als medewerker van de fraudehelpdesk van ABN AMRO. De fraudeur overtuigde de consument ervan dat er verdachte transacties waren gesignaleerd en vroeg hem QR-codes te scannen om deze zogenaamd te blokkeren. In werkelijkheid gaf de consument daarmee toestemming voor overboekingen van in totaal €10.401,- van zijn betaalrekening naar zijn [platform]-rekening, waarna het geld werd doorgesluisd naar cryptowallets van derden. De consument vordert vergoeding van de schade op grond van de coulanceregeling voor spoofing en stelt dat er sprake was van een datalek bij de bank. De commissie wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie accepteert het standpunt van de bank dat de schade niet op de bankrekening is ontstaan, maar op de externe [platform]-rekening. De consument wordt geacht te bewijzen dat er sprake was van een datalek bij de bank, terwijl de bank slechts hoeft te stellen dat de gegevens ook "op andere wijze" verkregen kunnen zijn. Dit leidt tot een ongelijke verdeling van de bewijslast.

2. Actieve juridische toetsing Er is geen toetsing aan relevante wetgeving zoals de PSD2-richtlijn, het Burgerlijk Wetboek of de AVG. De commissie beperkt zich tot de uitleg van de coulanceregeling en toetst niet of de bank haar zorgplicht heeft geschonden of voldoende heeft gewaarschuwd voor deze vorm van fraude.

3. Gelijke procespositie De consument krijgt geen inhoudelijke beoordeling van zijn stelling dat de bank onvoldoende heeft gewaarschuwd of dat er sprake was van een datalek. De bank wordt niet aangesproken op haar informatieplicht of beveiligingsverantwoordelijkheid. De consument blijft daardoor in een zwakkere positie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals hoor en wederhoor, redelijkheid en billijkheid of gegevensbescherming. De AVG wordt niet genoemd, ondanks de stelling van de consument dat er sprake was van een datalek.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op het feit dat de schade "buiten de bank" is ontstaan, zonder dat dit nader wordt onderbouwd. De consument wordt verweten dat hij QR-codes heeft gescand, zonder dat wordt onderzocht of hij daartoe is misleid of onder druk is gezet.

6. Transparantie van de redenering De motivering van de uitspraak is summier. De commissie stelt dat de coulanceregeling niet van toepassing is, maar legt niet uit waarom de gedragingen van de consument niet als misleiding of spoofing worden aangemerkt. Ook de afwijzing van de datalek-claim wordt niet inhoudelijk onderbouwd.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de dienstverlener zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0459 vertoont structurele tekortkomingen in bewijswaardering, juridische toetsing en motivering. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder onafhankelijke toetsing wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of vernietiging via de rechter.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0452 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument heeft een betaalrekening bij SNS Bank (onderdeel van De Volksbank N.V.). In de periode van 20 juli tot en met 25 oktober 2023 heeft hij in totaal €904.389,08 overgeboekt naar een cryptoplatform. Deze bedragen waren afkomstig van zijn vader, die via zijn zakelijke rekening geld had overgemaakt naar de rekening van de consument. De vader was in contact gekomen met een vermeende beleggingsadviseur. De consument stelt dat hij slachtoffer is geworden van fraude en dat de bank haar zorgplicht heeft geschonden door de transacties niet tijdig te blokkeren. De bank stelt dat de consument de transacties zelf heeft uitgevoerd en dat er geen sprake is van schending van de zorgplicht. De commissie wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie accepteert dat de consument de transacties zelf heeft uitgevoerd en daarmee heeft ingestemd. Er wordt geen nader onderzoek gedaan naar de context waarin deze transacties plaatsvonden (bijvoorbeeld onder druk of misleiding). De consument moet bewijzen dat hij slachtoffer is van fraude, terwijl de bank slechts hoeft te stellen dat de transacties technisch correct zijn uitgevoerd. Dit leidt tot een eenzijdige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing Er is geen toetsing aan relevante wetgeving zoals de PSD2-richtlijn, het Burgerlijk Wetboek of de AVG. De commissie beperkt zich tot de feitelijke uitvoering van de transacties en laat bredere juridische toetsing achterwege, zoals de vraag of de bank had moeten ingrijpen bij ongebruikelijke transacties van grote omvang.

3. Gelijke procespositie De consument krijgt geen juridische ondersteuning of uitleg. De bank voert technische en procedurele argumenten aan, terwijl de consument wordt afgerekend op het ontbreken van bewijs voor fraude. Er is geen sprake van compenserende correctie van de kennisachterstand.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals hoor en wederhoor, redelijkheid en billijkheid of gegevensbescherming. De AVG en het EVRM worden niet genoemd of gewogen, ondanks de omvang en aard van de schade.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op het feit dat de consument "zelf heeft gehandeld", zonder dat wordt onderzocht of hij onder druk of misleiding heeft gehandeld. De consument wordt verweten dat hij onvoldoende bewijs levert, zonder dat zijn verklaringen inhoudelijk worden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De motivering van de uitspraak is summier. De commissie stelt dat de bank haar zorgplicht niet heeft geschonden, maar legt niet uit waarom het uitvoeren van bijna een miljoen euro aan cryptotransacties geen aanleiding gaf tot nader onderzoek of waarschuwing. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de dienstverlener zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0452 vertoont structurele tekortkomingen in bewijswaardering, juridische toetsing en motivering. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder onafhankelijke toetsing wordt gevolgd. De omvang van de schade en de aard van de transacties hadden aanleiding moeten geven tot diepgaandere toetsing. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of vernietiging via de rechter.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0451 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument treedt op namens de nalatenschap van zijn overleden vader. Hij stelt dat Rabobank haar zorgplicht heeft geschonden door hem pas na lange tijd inzage te geven in de rekeningafschriften van zijn vader. Daarnaast stelt hij dat de bank had moeten ingrijpen bij contante opnames tussen 2018 en 2023, omdat er sprake zou zijn geweest van misbruik van de rekening. De consument vordert schadevergoeding. De commissie oordeelt dat de bank haar zorgplicht heeft geschonden door de afschriften niet tijdig te verstrekken, maar ziet geen grond voor schadevergoeding. Voor het overige wordt de klacht afgewezen.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie erkent dat de bank tekort is geschoten in het verstrekken van afschriften, maar verlangt van de consument dat hij aantoont dat er daadwerkelijk schade is geleden. De bewijslast voor het misbruik van de rekening wordt volledig bij de consument gelegd, zonder dat de bank wordt verplicht haar eigen toezicht of signaleringsplicht te onderbouwen.

2. Actieve juridische toetsing De commissie verwijst naar de Algemene Bankvoorwaarden, maar toetst niet actief aan bredere wetgeving zoals het Burgerlijk Wetboek of de AVG. De juridische beoordeling blijft beperkt tot de contractuele relatie, zonder toetsing aan zorgplichtnormen of redelijkheid en billijkheid.

3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat hij namens de nalatenschap handelde en dat hij afhankelijk was van de medewerking van de bank om misbruik te kunnen aantonen. De commissie erkent dit niet als belemmering en biedt geen compenserende uitleg of ondersteuning. De bank wordt niet aangesproken op haar informatieachterstand of machtspositie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals hoor en wederhoor, redelijkheid en billijkheid of gegevensbescherming. De AVG wordt niet genoemd, ondanks dat de klacht mede betrekking heeft op toegang tot persoonsgegevens van een overledene.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op het ontbreken van concrete aanwijzingen voor misbruik, zonder dat zij hoeft aan te tonen dat zij haar zorgplicht proactief heeft ingevuld. De consument wordt verweten dat hij onvoldoende bewijs levert, terwijl hij afhankelijk was van informatie die de bank pas laat verstrekte.

6. Transparantie van de redenering De commissie erkent een schending van de zorgplicht, maar motiveert niet waarom dit geen grond oplevert voor schadevergoeding. Ook de afwijzing van de klacht over contante opnames wordt summier gemotiveerd. De redenering is niet volledig navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het erkennen van een zorgplichtschending zonder daar consequenties aan te verbinden, en het zonder kritische toetsing volgen van het verweer van de bank, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de dienstverlener zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0451 erkent een schending van de zorgplicht, maar verbindt daar geen rechtsgevolgen aan. De consument wordt benadeeld in zijn bewijspositie en krijgt geen inhoudelijke erkenning voor zijn klacht over mogelijk misbruik. De juridische toetsing en motivering blijven beperkt. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of vernietiging via de rechter.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0448 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument had een betaal- en spaarrekening bij ABN AMRO Bank N.V. Op 5 oktober 2023 werd een bedrag van €1.000 op zijn rekening gestort dat afkomstig bleek uit fraude. De bank heeft vervolgens de persoonsgegevens van de consument opgenomen in het Incidentenregister, het Extern Verwijzingsregister (EVR), de Gebeurtenissenadministratie en het Intern Verwijzingsregister (IVR), en de bankrelatie beëindigd. De consument ontkent betrokkenheid bij de fraude en vordert verwijdering van zijn gegevens uit de registers en herstel van de bankrelatie. De commissie oordeelt dat de registraties gerechtvaardigd zijn, maar dat de duur van de registratie in het Incidentenregister en EVR moet worden verkort van acht naar zes jaar. De bankrelatie hoeft niet te worden hersteld.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie accepteert de stelling van de bank dat de rekening van de consument is gebruikt voor frauduleuze doeleinden, zonder dat de consument aantoonbaar betrokken was. De consument moet bewijzen dat hij geen wetenschap had van de fraude, terwijl de bank slechts hoeft te stellen dat er een verband is. Dit leidt tot een omgekeerde en onevenwichtige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing Er is geen toetsing aan de AVG of aan jurisprudentie over proportionaliteit en subsidiariteit van registraties in incidentenregisters. De commissie verwijst naar interne bankregels en het Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen (PIFI), maar toetst niet of deze in overeenstemming zijn met hogere wetgeving.

3. Gelijke procespositie De consument wordt geconfronteerd met een zware maatregel (registratie in meerdere registers en beëindiging van de bankrelatie), zonder dat hij juridische ondersteuning of uitleg krijgt over zijn mogelijkheden tot verweer. De bank voert juridische en procedurele argumenten aan, terwijl de consument wordt afgerekend op het ontbreken van bewijs van onschuld.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan de AVG, het EVRM of het recht op hoor en wederhoor. De commissie weegt niet of de maatregelen proportioneel zijn in verhouding tot de ernst van het incident en de persoonlijke omstandigheden van de consument.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op interne registraties en het PIFI zonder dat deze inhoudelijk worden getoetst. De consument wordt verweten dat hij onvoldoende aantoont waarom de registraties onterecht zijn, terwijl zijn verklaringen niet inhoudelijk worden weerlegd.

6. Transparantie van de redenering De motivering is beperkt. De commissie stelt dat de registraties gerechtvaardigd zijn, maar legt niet uit waarom de consument als betrokkene wordt aangemerkt ondanks zijn ontkenning en gebrek aan bewijs van betrokkenheid. De redenering is niet volledig navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de dienstverlener zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0448 vertoont structurele tekortkomingen in bewijswaardering, juridische toetsing en motivering. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder onafhankelijke toetsing wordt gevolgd. De registratie in meerdere registers en beëindiging van de bankrelatie zijn ingrijpende maatregelen die onvoldoende juridisch zijn getoetst. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of vernietiging via de rechter.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0447 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument heeft een creditcard bij ING Bank N.V. Op 16 juni 2024 plaatste hij een advertentie op Marktplaats voor de verkoop van zes stoelen. Een vermeende koper stuurde hem via WhatsApp een link om de stoelen te laten ophalen. De consument klikte op de link en vulde zijn creditcardgegevens in. Toen hij een foutmelding van zijn bank ontving, brak hij het proces af. Kort daarna werd een bedrag van €5.330,- van zijn creditcard afgeschreven. De consument stelt dat hij de transactie niet heeft geautoriseerd en dat de bank geen sluitend bewijs heeft geleverd. De bank stelt dat de transactie wél is geautoriseerd. De commissie oordeelt dat de bank voldoende bewijs heeft geleverd en wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie accepteert de stelling van de bank dat de transactie geautoriseerd is, op basis van interne gegevens. De consument wordt geacht te bewijzen dat hij géén toestemming heeft gegeven, wat leidt tot een omgekeerde bewijslast en een onevenwichtige positie.

2. Actieve juridische toetsing Er is geen toetsing aan relevante wetgeving zoals de PSD2-richtlijn, het Burgerlijk Wetboek of de AVG. De commissie beperkt zich tot de administratieve gegevens van de bank en toetst niet of de consument voldoende is beschermd onder geldende wetgeving.

3. Gelijke procespositie De consument krijgt geen juridische ondersteuning of uitleg. De bank voert technische en juridische argumenten aan, terwijl de consument wordt afgerekend op het ontbreken van bewijs. Er is geen sprake van compenserende uitleg of correctie van de kennisachterstand.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals hoor en wederhoor, redelijkheid en billijkheid of gegevensbescherming. De AVG en het EVRM worden niet genoemd of gewogen.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op interne administratie zonder dat deze onafhankelijk wordt getoetst. De consument wordt verweten dat hij onvoldoende bewijs levert, terwijl zijn stellingen niet inhoudelijk worden weerlegd.

6. Transparantie van de redenering De motivering van de uitspraak is summier. Er wordt niet uitgelegd waarom de interne gegevens van de bank als doorslaggevend worden beschouwd, noch hoe de commissie tot haar oordeel komt. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van de bank en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke juridische beoordeling, ontstaat de schijn dat de commissie de belangen van de dienstverlener zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0447 vertoont structurele tekortkomingen in bewijswaardering, juridische toetsing en motivering. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder onafhankelijke toetsing wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of vernietiging via de rechter.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0446 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument is slachtoffer geworden van bankhelpdeskfraude. Hij werd telefonisch benaderd door een oplichter die zich voordeed als medewerker van de fraudeafdeling van de Rabobank. De consument werd overtuigd om zijn bankpas en pincode af te geven aan een persoon die zich aan de deur voordeed als bankmedewerker. Vervolgens zijn er in korte tijd 80 onrechtmatige transacties uitgevoerd, waarmee ruim €148.000,- van de rekeningen van de consument is verdwenen. De consument stelt dat hij is misleid en dat de bank haar zorgplicht heeft geschonden. De Geschillencommissie oordeelt dat de consument grof nalatig heeft gehandeld en wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie accepteert het standpunt van de bank dat de consument grof nalatig heeft gehandeld, zonder dat wordt onderzocht of de gedragingen van de consument voortkwamen uit misleiding of dwang. De consument moet bewijzen dat hij niet nalatig was, terwijl de bank slechts hoeft te stellen dat de pas en pincode zijn afgegeven. Dit leidt tot een omgekeerde en onevenwichtige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing Er is geen toetsing aan relevante wetgeving zoals de PSD2-richtlijn, het Burgerlijk Wetboek of het EVRM. De commissie beperkt zich tot de contractuele voorwaarden van de bank en laat bredere juridische toetsing achterwege, zoals de vraag of de bank voldoende heeft gewaarschuwd voor deze vorm van fraude.

3. Gelijke procespositie De consument krijgt geen inhoudelijke beoordeling van zijn stelling dat hij onder druk is gezet en in paniek heeft gehandeld. De bank wordt niet aangesproken op haar informatieplicht of detectiebeleid. De consument blijft daardoor in een zwakkere positie zonder inhoudelijke erkenning van zijn omstandigheden.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals hoor en wederhoor, redelijkheid en billijkheid of bescherming tegen misleiding. De AVG en het EVRM worden niet genoemd, ondanks de ernst van de situatie.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op het feit dat de consument zijn pas en pincode heeft afgegeven, zonder dat wordt onderzocht of dit onder valse voorwendselen gebeurde. De consument wordt verweten dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld, zonder dat zijn verklaringen inhoudelijk worden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De motivering van de uitspraak is summier. De commissie stelt dat sprake is van grove nalatigheid, maar legt niet uit waarom de omstandigheden van misleiding en paniek niet tot een andere kwalificatie leiden. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de dienstverlener zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0446 vertoont ernstige tekortkomingen in bewijswaardering, juridische toetsing en motivering. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder onafhankelijke toetsing wordt gevolgd. De omstandigheden van misleiding en paniek hadden aanleiding moeten geven tot een genuanceerdere beoordeling. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of vernietiging via de rechter.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0439 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument heeft een klacht ingediend tegen ABN AMRO Bank N.V. over de registratie van een achterstandscode bij het BKR. De consument stelt dat hij in 2022 een rentevoorstel heeft geaccepteerd voor verlenging van de rentevaste periode van zijn hypothecaire lening. De bank stelt echter dat zij geen ondertekend voorstel heeft ontvangen en heeft de rente aangepast, waardoor de maandlasten zijn gestegen. Omdat de consument de oude maandlasten bleef betalen, ontstond een betalingsachterstand die door de bank is geregistreerd bij het BKR. De consument vordert verwijdering van de achterstandscode. De commissie oordeelt dat de consument niet heeft aangetoond dat hij het voorstel heeft ondertekend, maar dat de bank niet heeft bewezen dat de verplichte vooraankondiging van de BKR-registratie is verzonden. De registratie wordt daarom als onterecht aangemerkt.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie verlangt van de consument bewijs van ondertekening van het rentevoorstel, wat redelijk is. Tegelijkertijd wordt de bank terecht aangesproken op het ontbreken van bewijs voor verzending van de vooraankondiging. In deze zaak is de bewijslastverdeling evenwichtiger dan in veel andere uitspraken.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst aan het Algemeen Reglement CKI en aan de vereisten voor BKR-registratie, maar gaat niet expliciet in op bredere juridische kaders zoals de AVG of het EVRM. De toetsing blijft beperkt tot het reglementaire kader.

3. Gelijke procespositie Beide partijen hebben hun standpunten kunnen toelichten en zijn op onderdelen in het gelijk gesteld. De consument krijgt erkenning voor het ontbreken van de vooraankondiging, wat zijn positie versterkt.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Hoewel de AVG niet expliciet wordt genoemd, wordt het belang van correcte gegevensverwerking impliciet erkend via de toetsing aan het CKI-reglement. De commissie erkent het belang van zorgvuldigheid bij BKR-registraties.

5. Ongelijkheid in argumentatie De argumenten van beide partijen worden inhoudelijk gewogen. De consument wordt niet afgerekend op juridische onvolledigheid, en de bank wordt aangesproken op haar bewijspositie. Er is in deze zaak geen sprake van ongelijkheid in argumentatie.

6. Transparantie van de redenering De motivering is helder: de commissie legt uit waarom de registratie onterecht is en op welk punt de bank tekort is geschoten. De redenering is navolgbaar en controleerbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid In deze uitspraak is daar geen sprake van. De commissie oordeelt deels in het voordeel van de consument en deels in het voordeel van de bank. Dit draagt bij aan het beeld van een evenwichtige en onafhankelijke beoordeling.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0439 laat zien dat een evenwichtige beoordeling mogelijk is wanneer beide partijen kritisch worden getoetst op hun bewijspositie. De commissie erkent het belang van correcte BKR-registraties en stelt de consument in het gelijk waar de bank tekortschiet. Hoewel de juridische toetsing beperkt blijft tot het CKI-reglement, is de uitkomst in lijn met de beginselen van zorgvuldigheid en proportionaliteit. Deze uitspraak behoeft geen vernietiging.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.

Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0436 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consumenten zijn slachtoffer geworden van factuurfraude. Op 22 april 2024 maakten zij €5.572,05 over naar een Spaanse bankrekening, nadat zij een vervalste factuur per e-mail hadden ontvangen. Binnen 30 minuten namen zij contact op met ABN AMRO om melding te maken van de fraude. De bank diende ruim een uur later een Swift-verzoek in om de betaling terug te halen. De volgende dag meldde de ontvangende bank dat er geen geld was veiliggesteld. De consumenten stellen dat de bank te traag en onvoldoende voortvarend heeft gehandeld, en vorderen vergoeding van het volledige bedrag. De commissie wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie accepteert het standpunt van de bank dat zij adequaat heeft gehandeld, zonder dat de bank hoeft aan te tonen dat een snellere actie geen verschil had gemaakt. De consument moet bewijzen dat de schade is veroorzaakt door het tijdsverloop, wat leidt tot een eenzijdige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing Er is geen toetsing aan relevante wetgeving zoals de PSD2-richtlijn, het Burgerlijk Wetboek of zorgplichtnormen. De commissie beperkt zich tot de feitelijke tijdlijn van de melding en het Swift-verzoek, zonder bredere juridische afweging.

3. Gelijke procespositie De consument krijgt geen inhoudelijke beoordeling van zijn stelling dat de bank sneller had moeten handelen. De bank wordt niet aangesproken op haar reactietijd of op de vraag of een SEPA-recall mogelijk was. De consument blijft daardoor in een zwakkere positie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals redelijkheid en billijkheid of het recht op effectieve schadebeperking. De AVG en het EVRM worden niet genoemd of gewogen.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op het feit dat zij "binnen redelijke termijn" heeft gehandeld, zonder dat dit nader wordt onderbouwd. De consument wordt verweten dat hij onvoldoende aantoont dat sneller handelen het geld had kunnen redden, terwijl dit juist een hypothetische beoordeling vereist.

6. Transparantie van de redenering De motivering is summier. De commissie stelt dat de bank "voldoende voortvarend" heeft gehandeld, maar legt niet uit waarom een vertraging van ruim een uur na melding acceptabel is bij spoedeisende fraude. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de dienstverlener zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0436 vertoont structurele tekortkomingen in bewijswaardering, juridische toetsing en motivering. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder onafhankelijke toetsing wordt gevolgd. De ernst van de schade en de snelheid van handelen hadden aanleiding moeten geven tot diepgaandere toetsing. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of vernietiging via de rechter.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0432 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument heeft een klacht ingediend tegen ABN AMRO Bank N.V. over de beëindiging van zijn bankrelatie. De bank heeft de relatie beëindigd op grond van haar integriteitsbeleid, nadat zij had vastgesteld dat de consument in het verleden betrokken was bij een strafrechtelijke veroordeling. De consument stelt dat de bank hem onvoldoende gelegenheid heeft gegeven om zijn kant van het verhaal toe te lichten en dat de beëindiging disproportioneel is. Hij vordert herstel van de bankrelatie. De commissie oordeelt dat de bank in redelijkheid tot beëindiging heeft mogen overgaan en wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie accepteert de stelling van de bank dat de integriteitsrisico's voldoende zijn onderbouwd, zonder dat de consument de gelegenheid krijgt om de proportionaliteit of actualiteit van de risico's te weerleggen. De consument moet bewijzen dat de beëindiging onterecht is, terwijl de bank slechts hoeft te verwijzen naar haar beleid. Dit leidt tot een eenzijdige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing Er is geen toetsing aan het Burgerlijk Wetboek (bijvoorbeeld art. 6:248 BW over redelijkheid en billijkheid) of aan het EVRM (zoals het recht op toegang tot financiële diensten). De commissie beperkt zich tot de interne beleidsvrijheid van de bank, zonder bredere juridische afweging.

3. Gelijke procespositie De consument krijgt geen inhoudelijke beoordeling van zijn persoonlijke omstandigheden of rehabilitatie. De bank wordt niet aangesproken op haar plicht tot zorgvuldige belangenafweging. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals hoor en wederhoor, proportionaliteit of het recht op financiële inclusie. De AVG en het EVRM worden niet genoemd of gewogen.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op haar integriteitsbeleid zonder dat dit inhoudelijk wordt getoetst op proportionaliteit of actualiteit. De consument wordt verweten dat hij onvoldoende aantoont waarom de beëindiging onterecht is, zonder dat zijn argumenten inhoudelijk worden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De motivering is summier. De commissie stelt dat de bank "in redelijkheid" mocht beëindigen, maar legt niet uit waarom de persoonlijke omstandigheden van de consument geen rol spelen. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het beleid van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de dienstverlener zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0432 vertoont structurele tekortkomingen in bewijswaardering, juridische toetsing en motivering. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder onafhankelijke toetsing wordt gevolgd. De beëindiging van een bankrelatie is ingrijpend en had aanleiding moeten geven tot een diepgaandere en evenwichtigere beoordeling. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of vernietiging.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0428 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument is slachtoffer geworden van oplichting door een persoon die zich voordeed als makelaar. In augustus 2024 verhoogde zij haar bestedingslimiet bij bunq en activeerde zij automatische incasso's tot €1.100,-. Vervolgens werden twee bedragen geïncasseerd: €1.100,- (borg en administratiekosten) en €710,- (huur). De consument dacht hiermee een appartement te huren. Op 2 september 2024 meldde de fraudeur dat de huur niet doorging en beloofde terugbetaling. Diezelfde dag meldde de consument mogelijke fraude bij de bank. Pas op 21 september deed zij aangifte bij de politie en op 8 november meldde zij de fraude formeel bij de bank. De commissie oordeelt dat de betalingen als geautoriseerd moeten worden beschouwd en wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie stelt dat de consument zelf de incasso's heeft geactiveerd en dus toestemming heeft gegeven. Er wordt geen ruimte geboden voor de mogelijkheid dat de toestemming onder valse voorwendselen is verkregen. De consument moet bewijzen dat zij is misleid, terwijl de bank slechts hoeft te wijzen op de technische autorisatie. Dit leidt tot een eenzijdige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing Er is geen toetsing aan de PSD2-richtlijn of aan zorgplichtnormen uit het Burgerlijk Wetboek. De commissie beperkt zich tot de vraag of de betaling technisch geautoriseerd was, zonder bredere juridische afweging over misleiding of oneigenlijke beïnvloeding.

3. Gelijke procespositie De consument krijgt geen inhoudelijke beoordeling van haar stelling dat zij is opgelicht. De bank wordt niet aangesproken op haar informatieplicht of op de vraag of zij signalen van fraude had kunnen detecteren. De consument blijft daardoor in een zwakkere positie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals redelijkheid en billijkheid, bescherming tegen misleiding of het recht op effectieve schadebeperking. De AVG en het EVRM worden niet genoemd.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op het feit dat de consument zelf de incasso's heeft geactiveerd, zonder dat wordt onderzocht of dit onder valse voorwendselen gebeurde. De consument wordt verweten dat zij te laat aangifte deed, zonder dat wordt gewogen of dit haar vordering wezenlijk schaadt.

6. Transparantie van de redenering De motivering is summier. De commissie stelt dat de betalingen geautoriseerd zijn, maar legt niet uit waarom misleiding geen invloed heeft op de rechtsgeldigheid van de toestemming. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de dienstverlener zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0428 vertoont structurele tekortkomingen in bewijswaardering, juridische toetsing en motivering. De consument wordt benadeeld in haar procespositie, terwijl de bank zonder onafhankelijke toetsing wordt gevolgd. De omstandigheden van misleiding hadden aanleiding moeten geven tot een diepgaandere beoordeling. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of vernietiging.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.

Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0425 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument had twee betaalrekeningen bij ASN Bank (onderdeel van de Volksbank N.V.). Op 27 maart 2024 ontving de bank een vereenvoudigde betalingsvordering van LAVG Overheden in verband met gemeentelijke en waterschapsbelastingen. Omdat er onvoldoende saldo op de rekening stond, kon het bedrag niet worden afgeschreven. De bank bracht de consument wél €60,- aan behandelkosten in rekening en verrekende dit bedrag met het saldo op de rekening. De consument stelt dat de bank onterecht kosten heeft ingehouden zonder zijn medeweten en zonder juiste procedure, en vordert €1.320,- aan schadevergoeding voor tijd en moeite. De commissie wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie accepteert zonder nader onderzoek de stelling van de bank dat zij op grond van de Algemene Bankvoorwaarden (ABV) gerechtigd was kosten in te houden. De consument moet aantonen dat de bank onrechtmatig heeft gehandeld, terwijl de bank slechts hoeft te verwijzen naar haar algemene voorwaarden. Dit leidt tot een eenzijdige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de ABV en gaat niet in op bredere juridische kaders zoals het Burgerlijk Wetboek of beginselen van redelijkheid en billijkheid. Er wordt niet onderzocht of de kosten redelijk zijn of of de consument voldoende is geïnformeerd.

3. Gelijke procespositie De consument voert inhoudelijke en procedurele bezwaren aan, maar krijgt geen inhoudelijke beoordeling van zijn stelling dat hij niet vooraf is geïnformeerd. De bank wordt niet aangesproken op haar informatieplicht of transparantie. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals hoor en wederhoor, redelijkheid en billijkheid of het recht op duidelijke informatie. De AVG en het EVRM worden niet genoemd of gewogen.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op de ABV zonder dat wordt getoetst of deze voorwaarden redelijk zijn toegepast in de specifieke situatie. De consument wordt verweten dat hij onvoldoende aantoont waarom de kosten onterecht zijn, zonder dat zijn argumenten inhoudelijk worden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De motivering is summier. De commissie stelt dat de bank op grond van artikel 28 ABV kosten mocht rekenen, maar legt niet uit waarom dit redelijk is in een situatie waarin geen betaling heeft plaatsgevonden. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de dienstverlener zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0425 vertoont structurele tekortkomingen in bewijswaardering, juridische toetsing en motivering. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder onafhankelijke toetsing wordt gevolgd. De toepassing van algemene voorwaarden zonder toetsing aan redelijkheid en billijkheid ondermijnt het vertrouwen in een eerlijke klachtenprocedure. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of vernietiging.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0410 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument is slachtoffer geworden van creditcardfraude. Op 1 juli 2024 is de ICS-app geïnstalleerd op een onbekend toestel, waarna op 4 en 5 juli meerdere frauduleuze transacties zijn uitgevoerd voor een totaalbedrag van €5.721,94. De consument stelt dat hij zijn geheimhoudingsplicht niet heeft geschonden en dat hij niet weet hoe de fraude heeft kunnen plaatsvinden. ICS stelt dat de consument grof nalatig heeft gehandeld door onvoldoende zorgvuldig om te gaan met zijn gegevens. De commissie oordeelt dat de consument niet aan zijn verzwaarde stelplicht heeft voldaan en wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie legt de bewijslast bij de consument om aan te tonen dat hij niet nalatig is geweest, ondanks het feit dat de fraude is gepleegd door een derde. ICS hoeft slechts te stellen dat de app is geactiveerd met juiste gegevens. Dit leidt tot een omgekeerde en onevenwichtige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing Er is geen toetsing aan de PSD2-richtlijn of aan zorgplichtnormen uit het Burgerlijk Wetboek. De commissie beperkt zich tot de voorwaarden van ICS en de technische gegevens van de app-installatie, zonder bredere juridische afweging.

3. Gelijke procespositie De consument krijgt geen inhoudelijke beoordeling van zijn stelling dat hij niet weet hoe de fraude heeft plaatsgevonden. ICS wordt niet aangesproken op haar detectiecapaciteit of beveiligingsmaatregelen. De consument blijft daardoor in een zwakkere positie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals redelijkheid en billijkheid, hoor en wederhoor of bescherming tegen misleiding. De AVG en het EVRM worden niet genoemd of gewogen.

5. Ongelijkheid in argumentatie ICS mag zich beroepen op haar interne registratie van de app-installatie zonder dat wordt onderzocht of deze gegevens door een derde zijn verkregen via phishing of malware. De consument wordt verweten dat hij onvoldoende verklaart hoe de fraude is ontstaan, terwijl dit juist het kenmerk is van geavanceerde digitale fraude.

6. Transparantie van de redenering De motivering is summier. De commissie stelt dat de consument "in juridische zin grof nalatig" heeft gehandeld, maar legt niet uit waarom dit oordeel gerechtvaardigd is op basis van de feiten. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van ICS en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de dienstverlener zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0410 vertoont structurele tekortkomingen in bewijswaardering, juridische toetsing en motivering. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl ICS zonder onafhankelijke toetsing wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of vernietiging via de rechter.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0405 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument heeft een klacht ingediend tegen ABN AMRO Bank N.V. over de beëindiging van zijn bankrelatie. De bank heeft de relatie beëindigd op grond van haar integriteitsbeleid, nadat zij had vastgesteld dat de consument in het verleden betrokken was bij een strafrechtelijke veroordeling. De consument stelt dat hij al jaren klant is, dat hij zijn straf heeft uitgezeten en dat de bank hem geen eerlijke kans heeft gegeven om zijn situatie toe te lichten. Hij vordert herstel van de bankrelatie. De commissie oordeelt dat de bank in redelijkheid tot beëindiging heeft mogen overgaan en wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie accepteert de stelling van de bank dat de integriteitsrisico's voldoende zijn onderbouwd, zonder dat de consument de gelegenheid krijgt om de proportionaliteit of actualiteit van de risico's te weerleggen. De consument moet bewijzen dat de beëindiging onterecht is, terwijl de bank slechts hoeft te verwijzen naar haar beleid. Dit leidt tot een eenzijdige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing Er is geen toetsing aan het Burgerlijk Wetboek (bijvoorbeeld art. 6:248 BW over redelijkheid en billijkheid) of aan het EVRM (zoals het recht op toegang tot financiële diensten). De commissie beperkt zich tot de interne beleidsvrijheid van de bank, zonder bredere juridische afweging.

3. Gelijke procespositie De consument krijgt geen inhoudelijke beoordeling van zijn persoonlijke omstandigheden of rehabilitatie. De bank wordt niet aangesproken op haar plicht tot zorgvuldige belangenafweging. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals hoor en wederhoor, proportionaliteit of het recht op financiële inclusie. De AVG en het EVRM worden niet genoemd of gewogen.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op haar integriteitsbeleid zonder dat dit inhoudelijk wordt getoetst op proportionaliteit of actualiteit. De consument wordt verweten dat hij onvoldoende aantoont waarom de beëindiging onterecht is, zonder dat zijn argumenten inhoudelijk worden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De motivering is summier. De commissie stelt dat de bank "in redelijkheid" mocht beëindigen, maar legt niet uit waarom de persoonlijke omstandigheden van de consument geen rol spelen. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het beleid van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de dienstverlener zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0405 vertoont structurele tekortkomingen in bewijswaardering, juridische toetsing en motivering. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder onafhankelijke toetsing wordt gevolgd. De beëindiging van een bankrelatie is ingrijpend en had aanleiding moeten geven tot een diepgaandere en evenwichtigere beoordeling. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of vernietiging.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0402 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument werd telefonisch benaderd door een oplichter die zich voordeed als medewerker van PayPal. Op verzoek van deze persoon installeerde hij het programma AnyDesk op zijn mobiele telefoon, waarmee de oplichter toegang kreeg tot zijn bunq-rekening. Vervolgens werden diverse betalingstransacties uitgevoerd naar rekeningen van derden. De consument deed aangifte en vorderde vergoeding van de schade van bunq. Hij stelt dat de bank onvoldoende maatregelen heeft genomen om de fraude te voorkomen en zich onvoldoende heeft ingespannen om de bedragen terug te halen. De commissie oordeelt dat de consument zijn beveiligingsgegevens heeft gedeeld en daarmee de transacties heeft geautoriseerd. De vordering wordt afgewezen.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie stelt vast dat de consument zelf toegang heeft verschaft tot zijn apparaat en daarmee de transacties heeft geautoriseerd. Er wordt geen ruimte geboden voor de mogelijkheid dat deze toestemming onder misleiding tot stand kwam. De consument moet bewijzen dat hij niet nalatig was, terwijl bunq slechts hoeft te wijzen op technische autorisatie. Dit leidt tot een omgekeerde en onevenwichtige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing Er is geen toetsing aan de PSD2-richtlijn, het Burgerlijk Wetboek of zorgplichtnormen. De commissie beperkt zich tot de vraag of de transacties technisch geautoriseerd waren en toetst niet of bunq voldoende heeft gewaarschuwd voor deze vorm van fraude of adequaat heeft gehandeld bij terugvordering.

3. Gelijke procespositie De consument krijgt geen inhoudelijke beoordeling van zijn stelling dat hij is misleid. De bank wordt niet aangesproken op haar detectiecapaciteit of op de effectiviteit van haar coulanceregeling. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals redelijkheid en billijkheid, hoor en wederhoor of bescherming tegen misleiding. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op het feit dat de consument zelf toegang heeft verleend, zonder dat wordt onderzocht of dit onder valse voorwendselen gebeurde. De consument wordt verweten dat hij onvoldoende aantoont waarom de bank aansprakelijk zou zijn, zonder dat zijn verklaringen inhoudelijk worden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De motivering is summier. De commissie stelt dat de transacties geautoriseerd zijn en dat de coulanceregeling niet van toepassing is, maar legt niet uit waarom misleiding geen invloed heeft op de rechtsgeldigheid van de toestemming. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van bunq en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de dienstverlener zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0402 vertoont structurele tekortkomingen in bewijswaardering, juridische toetsing en motivering. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl bunq zonder onafhankelijke toetsing wordt gevolgd. De omstandigheden van misleiding en de rol van externe toegang tot het apparaat hadden aanleiding moeten geven tot een diepgaandere beoordeling. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of vernietiging.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0401 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument had samen met haar ex-partner een en/of-betaalrekening bij ING Bank N.V., gekoppeld aan een gezamenlijke hypothecaire lening. In april 2024 heeft de ex-partner de betaalrekening eenzijdig laten opheffen, waarna de consument geen toegang meer had tot de rekening, de Mobiel Bankieren App en de hypotheek. De consument stelt dat de bank haar zorgplicht heeft geschonden door de rekening zonder haar toestemming op te heffen en vordert €20.000,- schadevergoeding. De bank stelt dat zij op basis van de voorwaarden bevoegd was om de rekening op verzoek van één van de rekeninghouders te beëindigen. De commissie oordeelt dat de bank correct heeft gehandeld en wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie accepteert het standpunt van de bank dat de opheffing conform de voorwaarden is verlopen. De consument moet aantonen dat de bank onrechtmatig heeft gehandeld, terwijl de bank slechts hoeft te verwijzen naar haar algemene voorwaarden. Dit leidt tot een eenzijdige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing Er is geen toetsing aan het Burgerlijk Wetboek (bijvoorbeeld art. 6:248 BW over redelijkheid en billijkheid) of aan fundamentele beginselen van contractenrecht. De commissie beperkt zich tot de uitleg van de bankvoorwaarden en laat bredere juridische toetsing achterwege.

3. Gelijke procespositie De consument krijgt geen inhoudelijke beoordeling van haar stelling dat zij door de opheffing ernstig is benadeeld. De bank wordt niet aangesproken op haar communicatie of op de gevolgen van de opheffing voor de toegang tot de hypotheek. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals hoor en wederhoor, redelijkheid en billijkheid of bescherming tegen eenzijdige beëindiging van essentiële diensten. De AVG en het EVRM worden niet genoemd of gewogen.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op de voorwaarden zonder dat wordt onderzocht of deze in de gegeven omstandigheden redelijk zijn toegepast. De consument wordt verweten dat zij onvoldoende aantoont waarom de opheffing onterecht was, zonder dat haar persoonlijke situatie wordt gewogen.

6. Transparantie van de redenering De motivering is summier. De commissie stelt dat de bank mocht handelen op basis van de voorwaarden, maar legt niet uit waarom de gevolgen voor de consument (zoals verlies van toegang tot de hypotheek) geen rol spelen in de beoordeling. De redenering is niet volledig navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de dienstverlener zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0401 vertoont structurele tekortkomingen in bewijswaardering, juridische toetsing en motivering. De consument wordt benadeeld in haar procespositie, terwijl de bank zonder onafhankelijke toetsing wordt gevolgd. De impact van de opheffing op de toegang tot essentiële diensten zoals de hypotheek had aanleiding moeten geven tot een diepgaandere beoordeling. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of vernietiging.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0400 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument heeft bij Brand New Day een aanvraag ingediend voor een oudedagslijfrente met als gewenste ingangsdatum 1 januari 2025. De benodigde inleg moest afkomstig zijn van twee andere aanbieders. Brand New Day ontving de inleg en de benodigde PSK-formulieren echter pas ná de deadline van vijf werkdagen vóór de gewenste startdatum. Daarom stelde Brand New Day de ingangsdatum eenzijdig vast op 1 februari 2025. De consument vordert dat de uitkering alsnog met terugwerkende kracht per 1 januari 2025 ingaat, en eist schadevergoeding. De commissie wijst beide vorderingen af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie accepteert de stelling van Brand New Day dat de benodigde documenten te laat zijn ontvangen, zonder dat wordt onderzocht of de consument redelijkerwijs mocht vertrouwen op tijdige verwerking. De consument moet aantonen dat de vertraging niet aan hem te wijten is, terwijl de bank slechts hoeft te verwijzen naar haar voorwaarden. Dit leidt tot een asymmetrische bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de algemene voorwaarden van Brand New Day en laat bredere toetsing aan het Burgerlijk Wetboek of zorgplichtnormen achterwege. Er wordt niet onderzocht of het beroep op de voorwaarden in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.

3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat hij handelde op advies van een externe adviseur en dat hij niet wist dat de verwerkingstermijn zo strikt was. De commissie erkent dit niet als verzachtende omstandigheid en biedt geen compenserende uitleg. De bank wordt niet aangesproken op haar communicatie of klantbegeleiding.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele beginselen zoals redelijkheid en billijkheid, transparantie of het recht op duidelijke informatie. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op haar voorwaarden zonder dat wordt onderzocht of deze in de praktijk redelijk zijn toegepast. De consument wordt verweten dat hij te laat was, zonder dat wordt gewogen of hij redelijkerwijs kon begrijpen wat van hem werd verwacht.

6. Transparantie van de redenering De motivering is summier. De commissie stelt dat de voorwaarden duidelijk waren, maar legt niet uit waarom de omstandigheden van het geval geen aanleiding geven tot afwijking. De redenering is niet volledig navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van Brand New Day en het afwijzen van de consument zonder juridische weging, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de aanbieder zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0400 vertoont tekortkomingen in juridische toetsing, bewijswaardering en motivering. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl Brand New Day zonder onafhankelijke toetsing wordt gevolgd. De omstandigheden van het geval hadden aanleiding moeten geven tot een toetsing aan redelijkheid en billijkheid. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of vernietiging.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0389 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument werd op 29 oktober 2024 via WhatsApp benaderd om deel te nemen aan een winactie voor een stofzuiger. Ze klikte op een meegestuurde betaallink om €5,25 verzendkosten te betalen en voerde daarbij haar bankgegevens en een signeercode in via de Rabo Scanner. Omdat de betaling niet leek te lukken, probeerde ze het meerdere keren. Vervolgens gebruikten derden haar gegevens om een nieuwe telefoon te koppelen aan haar rekening en voerden zij frauduleuze transacties uit ter waarde van €5.000,-. De consument stelt dat zij slachtoffer is van phishing en vordert vergoeding van de schade. De commissie wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie stelt dat de consument zelf haar beveiligingsgegevens heeft ingevoerd en daarmee de transacties heeft geautoriseerd. Er wordt geen ruimte geboden voor de mogelijkheid dat deze handelingen onder misleiding tot stand kwamen. De consument moet bewijzen dat zij niet nalatig was, terwijl de bank slechts hoeft te wijzen op technische autorisatie. Dit leidt tot een omgekeerde en onevenwichtige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing Er is geen toetsing aan de PSD2-richtlijn of aan zorgplichtnormen uit het Burgerlijk Wetboek. De commissie beperkt zich tot de contractuele voorwaarden en technische gegevens, zonder bredere juridische afweging over misleiding of oneigenlijke beïnvloeding.

3. Gelijke procespositie De consument krijgt geen inhoudelijke beoordeling van haar stelling dat zij is misleid. De bank wordt niet aangesproken op haar detectiecapaciteit of op de vraag of zij had kunnen ingrijpen bij herhaalde pogingen. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals redelijkheid en billijkheid, hoor en wederhoor of bescherming tegen misleiding. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op het feit dat de consument zelf de gegevens heeft ingevoerd, zonder dat wordt onderzocht of dit onder valse voorwendselen gebeurde. De consument wordt verweten dat zij onvoldoende aantoont waarom de bank aansprakelijk zou zijn, zonder dat haar verklaringen inhoudelijk worden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De motivering is summier. De commissie stelt dat sprake is van "grove nalatigheid", maar legt niet uit waarom de omstandigheden van misleiding en herhaalde pogingen niet tot een andere kwalificatie leiden. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de dienstverlener zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0389 vertoont structurele tekortkomingen in bewijswaardering, juridische toetsing en motivering. De consument wordt benadeeld in haar procespositie, terwijl de bank zonder onafhankelijke toetsing wordt gevolgd. De omstandigheden van misleiding en de herhaalde pogingen tot betaling hadden aanleiding moeten geven tot een diepgaandere beoordeling. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of vernietiging.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0396 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

Twee consumenten hadden een en/of-rekening bij ING Bank N.V. De bank startte een cliëntenonderzoek op grond van de Wwft (Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme) vanwege drie betalingen aan derden, waaronder één naar een persoon op een sanctielijst. De consumenten gaven schriftelijke toelichting, maar leverden geen onderbouwende documenten aan. De bank vond de antwoorden onvoldoende en besloot de bankrelatie te beëindigen. Daarnaast registreerde zij de persoonsgegevens van de consumenten in het Intern Verwijzingsregister (IVR) voor een periode van acht jaar. De consumenten vorderden herstel van de bankrelatie en verwijdering van de registratie. De commissie oordeelt dat de bank de relatie mocht beëindigen en de registratie mocht doen, maar dat de duur van de registratie moet worden verkort naar vijf jaar.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie stelt vast dat de consumenten onvoldoende informatie hebben verstrekt om het cliëntenonderzoek af te ronden. De bewijslast ligt daarmee volledig bij de consumenten, zonder dat wordt onderzocht of de bank haar vragen voldoende duidelijk heeft geformuleerd of of de consumenten redelijkerwijs konden begrijpen wat van hen werd verwacht.

2. Actieve juridische toetsing De commissie verwijst naar de Wwft en het Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen (PIFI), maar toetst niet of de beëindiging van de relatie en de registratie proportioneel zijn in het licht van het EVRM of het Burgerlijk Wetboek. De juridische toetsing blijft beperkt tot formele kaders.

3. Gelijke procespositie De consumenten hebben hun standpunt toegelicht en zijn gehoord, maar kregen geen inhoudelijke beoordeling van hun bezwaar tegen de zwaarte van de maatregelen. De bank wordt niet aangesproken op haar communicatie of op de mogelijkheid van lichtere maatregelen dan beëindiging en registratie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving De AVG wordt slechts impliciet toegepast via verwijzing naar de bewaartermijn van persoonsgegevens. Fundamentele beginselen zoals proportionaliteit, subsidiariteit en redelijkheid en billijkheid worden niet expliciet gewogen.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op haar integriteitsbeleid en het niet kunnen afronden van het cliëntenonderzoek, zonder dat wordt onderzocht of zij voldoende inspanning heeft geleverd om de consumenten te begeleiden. De consumenten worden verweten dat zij onvoldoende hebben onderbouwd, zonder dat hun verklaringen inhoudelijk worden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De commissie motiveert waarom de registratie gerechtvaardigd is, maar legt niet uit waarom lichtere maatregelen niet zijn overwogen. De verkorting van de registratieduur wordt wel helder onderbouwd op basis van artikel 34a lid 3 Wwft.

7. (Schijn van) partijdigheid De commissie volgt grotendeels het standpunt van de bank en erkent slechts op één punt (registratieduur) de klacht van de consumenten. Door het ontbreken van een bredere juridische toetsing ontstaat de indruk dat de belangen van de bank zwaarder wegen dan die van de consumenten.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0396 bevestigt dat banken cliëntenonderzoeken mogen beëindigen bij onvoldoende medewerking, maar laat na om de proportionaliteit van de maatregelen te toetsen. De registratie in het IVR wordt slechts deels gecorrigeerd. De uitspraak vertoont tekortkomingen in juridische diepgang, bewijswaardering en motivering, en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0386 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument had bij ING Bank N.V. een betaalrekening met een roodstandfaciliteit van €1.000,-. Door langdurige betalingsproblemen ontstond een ongeoorloofde roodstand, waarop de bank in 2016 een achterstandscodering (A) en in 2017 een bijzonderheidscode 2 (opeising) registreerde bij het BKR. De vordering werd uiteindelijk beperkt tot €500,- en via een saneringskrediet in 2023 afgelost. De consument verzocht om vroegtijdige verwijdering van de BKR-registraties, omdat zij inmiddels schuldenvrij is. De commissie wijst dit verzoek af, mede omdat de financiële situatie nog onvoldoende stabiel is.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat haar financiële situatie structureel is verbeterd en dat de BKR-registratie disproportioneel is. De bank hoeft slechts te wijzen op de duur en ernst van de betalingsachterstand. Dit leidt tot een asymmetrische bewijslastverdeling, waarbij de consument wordt afgerekend op haar verleden zonder dat de bank haar proportionaliteitsafweging hoeft te onderbouwen.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan het Algemeen Reglement CKI van het BKR en verwijst naar vaste jurisprudentie, maar laat een bredere toetsing aan het Burgerlijk Wetboek of het EVRM achterwege. Er wordt niet gewogen of de registratie in dit specifieke geval nog gerechtvaardigd is.

3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat zij met hulp van schuldhulpverlening haar schulden heeft afgelost en dat zij nu een stabiele situatie nastreeft. De commissie erkent dit, maar biedt geen compenserende beoordeling van haar herstelinspanning. De bank wordt niet aangesproken op haar rol in het herstelproces.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals proportionaliteit, redelijkheid en billijkheid of het recht op rehabilitatie. De AVG en het EVRM worden niet genoemd, ondanks de impact van de registratie op de persoonlijke levenssfeer.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op de duur van de achterstand en de recente aflossing, zonder dat wordt onderzocht of de registratie nog actueel of noodzakelijk is. De consument wordt verweten dat haar situatie nog niet stabiel genoeg is, zonder dat haar inspanningen worden gewaardeerd.

6. Transparantie van de redenering De motivering is summier. De commissie stelt dat de registratie "nog niet disproportioneel" is, maar legt niet uit welke criteria daarvoor zijn gehanteerd of wanneer dat wél het geval zou zijn. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de dienstverlener zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0386 bevestigt de starre toepassing van BKR-regels zonder ruimte voor individuele beoordeling. De consument wordt benadeeld in haar herstelproces, terwijl de bank zonder toetsing wordt gevolgd. De uitspraak schiet tekort in juridische diepgang, proportionaliteit en motivering, en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0382 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument hield een spaarrekening aan bij bunq. Op 15 mei 2023 werd haar iPhone gekoppeld aan de rekening, later ook haar iPad. In augustus 2023 werd zij telefonisch benaderd door een oplichter die zich voordeed als medewerker van de bank. De oplichter overtuigde haar om haar iPad te gebruiken om een "veiligheidscontrole" uit te voeren. Vervolgens werd haar volledige spaartegoed van €50.849,- overgeboekt naar derden. De consument stelt dat zij slachtoffer is van bankhelpdeskfraude en vordert volledige schadevergoeding. De bank stelt dat de consument grof nalatig heeft gehandeld. De commissie oordeelt dat er sprake is van grove nalatigheid, maar beperkt de aansprakelijkheid van de consument op grond van artikel 7:529 lid 2 BW. De vordering wordt gedeeltelijk toegewezen.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie stelt vast dat de consument haar apparaat en verificatiecodes heeft gebruikt om de transacties te autoriseren. Hoewel dit technisch als toestemming geldt, erkent de commissie dat sprake was van misleiding. De bewijslast wordt deels gecorrigeerd door toepassing van art. 7:529 lid 2 BW, wat een positieve uitzondering vormt op eerdere uitspraken.

2. Actieve juridische toetsing De commissie past artikel 7:529 lid 2 BW toe, dat ruimte biedt om de aansprakelijkheid van een consument te beperken bij grove nalatigheid. Dit is een zeldzame maar belangrijke toepassing van consumentenbeschermende wetgeving. Er is echter geen toetsing aan de PSD2-richtlijn of het EVRM.

3. Gelijke procespositie De consument werd bijgestaan door een advocaat en kreeg gelegenheid tot mondelinge toelichting. De bank voerde een formeel verweer. De commissie weegt beide standpunten inhoudelijk, wat bijdraagt aan een evenwichtiger procesverloop dan gebruikelijk.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving De commissie past artikel 7:529 lid 2 BW toe, wat uitzonderlijk is in Kifid-zaken. Andere beschermende kaders zoals de AVG of het EVRM worden niet genoemd, maar de toepassing van dit artikel is een belangrijke stap richting evenwichtigere bescherming.

5. Ongelijkheid in argumentatie De argumenten van beide partijen worden inhoudelijk besproken. De consument wordt niet afgerekend op juridische onvolledigheid, en de bank wordt niet automatisch gevolgd. Dit wijst op een meer gebalanceerde benadering.

6. Transparantie van de redenering De commissie motiveert helder waarom zij de aansprakelijkheid van de consument beperkt. De redenering is navolgbaar en gebaseerd op zowel feitelijke omstandigheden als juridische afwegingen.

7. (Schijn van) partijdigheid In deze zaak is daar geen sprake van. De commissie wijkt af van de standaardlijn en erkent de bijzondere omstandigheden van de consument. Dit draagt bij aan het beeld van een onafhankelijke en zorgvuldige beoordeling.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0382 vormt een positieve uitzondering binnen de Kifid-jurisprudentie over bankhelpdeskfraude. De commissie erkent de misleiding en past artikel 7:529 lid 2 BW toe om de schadeaansprakelijkheid van de consument te beperken. Hoewel niet alle juridische kaders zijn benut, is de uitkomst evenwichtiger dan in vergelijkbare zaken. Deze uitspraak behoeft geen vernietiging, maar verdient juist erkenning als voorbeeld van genuanceerde toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0379 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument heeft in 2011 een Rabo ToekomstSparen-rekening geopend bij Rabobank, met een looptijd tot 2037. Hij stelt dat hij bij het afsluiten van de overeenkomst onvoldoende is geïnformeerd over de rentevoorwaarden en dat hij pas veel later ontdekte dat de rente per inleg vaststond tot het einde van de looptijd. De consument wil de rekening kosteloos beëindigen, omdat hij zich misleid voelt. De bank stelt dat zij de consument voldoende heeft geïnformeerd via de overeenkomst, algemene voorwaarden, rekeningafschriften en de bankierenapp. De commissie oordeelt dat de bank aan haar informatieplicht heeft voldaan en wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie accepteert de stelling van de bank dat de consument voldoende is geïnformeerd, zonder dat wordt onderzocht of de consument redelijkerwijs kon begrijpen dat de rente per inleg vaststond. De consument moet aantonen dat hij is misleid, terwijl de bank slechts hoeft te verwijzen naar standaarddocumenten. Dit leidt tot een asymmetrische bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing Er is geen toetsing aan het Burgerlijk Wetboek (bijvoorbeeld art. 6:228 BW over dwaling) of aan zorgplichtnormen. De commissie beperkt zich tot de contractuele documenten en toetst niet of de informatieverstrekking voldeed aan de eisen van begrijpelijkheid en transparantie.

3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat hij pas jaren later ontdekte hoe de rente werkte, maar krijgt geen inhoudelijke beoordeling van zijn kennisachterstand of de begrijpelijkheid van de communicatie. De bank wordt niet aangesproken op haar zorgplicht om complexe producten helder uit te leggen.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele beginselen zoals redelijkheid en billijkheid, transparantie of het recht op duidelijke informatie. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op de aanwezigheid van informatie in documenten, zonder dat wordt onderzocht of deze informatie begrijpelijk en toegankelijk was. De consument wordt verweten dat hij de voorwaarden niet goed heeft gelezen, zonder dat zijn positie als niet-professionele partij wordt meegewogen.

6. Transparantie van de redenering De motivering is summier. De commissie stelt dat de bank voldoende heeft geïnformeerd, maar legt niet uit waarom de uitleg over rentevaststelling als voldoende transparant wordt beschouwd. De redenering is niet volledig navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de dienstverlener zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0379 vertoont tekortkomingen in bewijswaardering, juridische toetsing en motivering. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder onafhankelijke toetsing wordt gevolgd. De complexiteit van het product en de begrijpelijkheid van de communicatie hadden aanleiding moeten geven tot een diepgaandere beoordeling. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of vernietiging.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0378 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument had sinds 2006 een doorlopend krediet bij ABN AMRO Bank N.V. met een kredietlimiet van €40.000,-. In het kader van de compensatieregeling voor te veel betaalde rente op doorlopend krediet heeft de bank een vergoeding toegekend. De consument klaagt dat deze vergoeding niet is uitbetaald op zijn bankrekening, maar is verrekend met een openstaande schuld. Hij stelt dat dit onrechtmatig is en vordert alsnog uitbetaling. De bank beroept zich op haar verrekeningsbevoegdheid op grond van artikel 25 van de Algemene Bankvoorwaarden. De commissie oordeelt dat de bank gerechtigd was tot verrekening en wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie accepteert zonder nader onderzoek dat de bank een openstaande vordering had en dat verrekening gerechtvaardigd was. De consument moet aantonen dat de verrekening onterecht was, terwijl de bank slechts hoeft te verwijzen naar haar algemene voorwaarden. Dit leidt tot een eenzijdige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing Er is geen toetsing aan het Burgerlijk Wetboek (bijvoorbeeld art. 6:136 BW over verrekening) of aan beginselen van redelijkheid en billijkheid. De commissie beperkt zich tot de uitleg van artikel 25 ABV, zonder bredere juridische afweging.

3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat hij recht heeft op uitbetaling van de vergoeding, maar krijgt geen inhoudelijke beoordeling van zijn stelling dat verrekening in strijd is met de bedoeling van de compensatieregeling. De bank wordt niet aangesproken op haar informatieplicht of transparantie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals hoor en wederhoor, redelijkheid en billijkheid of het recht op duidelijke informatie. De AVG en het EVRM worden niet genoemd of gewogen.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op haar algemene voorwaarden zonder dat wordt onderzocht of deze redelijk zijn toegepast in de context van een compensatieregeling. De consument wordt verweten dat hij onvoldoende aantoont waarom de verrekening onterecht is, zonder dat zijn argumenten inhoudelijk worden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De motivering is summier. De commissie stelt dat de bank mocht verrekenen, maar legt niet uit waarom dit ook geldt voor een vergoeding die bedoeld is als herstelbetaling. De redenering is niet volledig navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de dienstverlener zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0378 vertoont tekortkomingen in juridische toetsing, bewijswaardering en motivering. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder onafhankelijke toetsing wordt gevolgd. De toepassing van algemene voorwaarden op een compensatievergoeding had aanleiding moeten geven tot een diepgaandere beoordeling. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of vernietiging.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0376 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consumenten zijn slachtoffer geworden van WhatsApp-fraude. Op 28 mei 2024 ontvingen zij een bericht van iemand die zich voordeed als hun zoon. Op 30 mei maakten zij €2.950,19 over naar een rekening van de oplichter. Enkele uren later meldden zij de fraude bij Rabobank. De consumenten stellen dat de bank onvoldoende heeft gedaan om hun geld terug te halen: het proces-verbaal raakte zoek, er was geen actieve opvolging van het annuleringsverzoek en de communicatie was belastend. Zij vorderen vergoeding van het volledige bedrag. De commissie wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie accepteert het standpunt van de bank dat zij voldoende heeft gedaan, zonder dat de bank hoeft aan te tonen dat snellere of actievere opvolging geen verschil had gemaakt. De consumenten moeten bewijzen dat de schade is veroorzaakt door nalatigheid van de bank, wat leidt tot een eenzijdige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing Er is geen toetsing aan zorgplichtnormen, het Burgerlijk Wetboek of de PSD2-richtlijn. De commissie beperkt zich tot de vraag of de bank "tekortgeschoten" is, zonder bredere juridische afweging over proportionaliteit of redelijkheid van het handelen.

3. Gelijke procespositie De consumenten krijgen geen inhoudelijke beoordeling van hun stelling dat de bank traag en onzorgvuldig heeft gehandeld. De bank wordt niet aangesproken op het zoekraken van het proces-verbaal of het ontbreken van actieve opvolging. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals hoor en wederhoor, redelijkheid en billijkheid of het recht op effectieve schadebeperking. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op het feit dat zij een annuleringsverzoek heeft gedaan, zonder dat wordt onderzocht of dit voldoende was. De consumenten worden verweten dat zij geen bewijs leveren van nalatigheid, terwijl hun verklaringen over het zoekgeraakte proces-verbaal en de gebrekkige communicatie niet inhoudelijk worden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De motivering is summier. De commissie stelt dat "geen sprake is van enige tekortkoming", maar legt niet uit waarom het zoekraken van het proces-verbaal en het gebrek aan opvolging geen schending van de zorgplicht opleveren. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de dienstverlener zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0376 vertoont structurele tekortkomingen in bewijswaardering, juridische toetsing en motivering. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder onafhankelijke toetsing wordt gevolgd. De omstandigheden van misleiding en het zoekgeraakte proces-verbaal hadden aanleiding moeten geven tot een diepgaandere beoordeling. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of vernietiging.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0374 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument is slachtoffer geworden van investeringsfraude via een nepwebsite voor cryptovaluta. Op 10 maart 2024 registreerde hij zich op de site en stortte €250,-. Na terugkomst van vakantie werd hij telefonisch benaderd door een zogenaamde medewerker van het platform, die hem via AnyDesk hielp bij het openen van rekeningen bij cryptoplatformen. Op 29 april 2024 maakte de consument op instructie van de fraudeur €33.000,- over van zijn bunq-rekening naar een nieuwe rekening bij een andere bank. De volgende dag werd het geld doorgesluisd naar cryptoplatformen. De consument vordert vergoeding van de schade van bunq. De commissie wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie accepteert het standpunt van de bank dat zij niet wist van de fraude en dat de consument zelf de overboeking heeft uitgevoerd. De consument moet aantonen dat de bank haar zorgplicht heeft geschonden, terwijl de bank slechts hoeft te stellen dat zij geen signalen van fraude zag. Dit leidt tot een eenzijdige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing Er is geen toetsing aan zorgplichtnormen uit het Burgerlijk Wetboek of aan de PSD2-richtlijn. De commissie beperkt zich tot de feitelijke uitvoering van de betaling en toetst niet of de bank had moeten ingrijpen bij een ongebruikelijke overboeking van €33.000,- naar een nieuwe rekening.

3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat hij is misleid en dat de bank had moeten waarschuwen. De bank wordt niet aangesproken op haar detectiecapaciteit of op de vraag of zij had kunnen ingrijpen. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals redelijkheid en billijkheid, bescherming tegen misleiding of het recht op effectieve schadebeperking. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op het feit dat de consument zelf heeft gehandeld, zonder dat wordt onderzocht of dit onder valse voorwendselen gebeurde. De consument wordt verweten dat hij onvoldoende aantoont waarom de bank aansprakelijk zou zijn, zonder dat zijn verklaringen inhoudelijk worden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De motivering is summier. De commissie stelt dat de bank haar zorgplicht niet heeft geschonden, maar legt niet uit waarom een ongebruikelijke overboeking van €33.000,- geen aanleiding gaf tot nader onderzoek. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de dienstverlener zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0374 vertoont structurele tekortkomingen in bewijswaardering, juridische toetsing en motivering. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder onafhankelijke toetsing wordt gevolgd. De omvang van de schade en de aard van de transactie hadden aanleiding moeten geven tot diepgaandere toetsing. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of vernietiging.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0373 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument is slachtoffer geworden van boilerroomfraude. In de periode van 21 tot en met 28 november 2024 zijn vanaf zijn betaalrekening bij Rabobank meerdere betalingen verricht aan een cryptoplatform. De fraudeur had via misleiding toegang gekregen tot de computer van de consument via het programma AnyDesk. De consument stelt dat hij is opgelicht en dat de bank had moeten ingrijpen bij deze ongebruikelijke transacties. Hij vordert vergoeding van de schade. De commissie oordeelt dat de betalingen in juridische zin als geautoriseerd moeten worden beschouwd en wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie stelt dat de consument zelf de transacties heeft uitgevoerd of daartoe toegang heeft verleend. Er wordt geen ruimte geboden voor de mogelijkheid dat deze handelingen onder misleiding tot stand kwamen. De consument moet bewijzen dat hij niet nalatig was, terwijl de bank slechts hoeft te wijzen op technische autorisatie. Dit leidt tot een omgekeerde en onevenwichtige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing Er is geen toetsing aan de PSD2-richtlijn, het Burgerlijk Wetboek of zorgplichtnormen. De commissie beperkt zich tot de vraag of de transacties technisch geautoriseerd waren, zonder bredere juridische afweging over misleiding, detectieplicht of proportionaliteit.

3. Gelijke procespositie De consument krijgt geen inhoudelijke beoordeling van zijn stelling dat hij is misleid en dat de bank had moeten waarschuwen. De bank wordt niet aangesproken op haar detectiecapaciteit of op de vraag of zij had kunnen ingrijpen bij ongebruikelijke transacties. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals redelijkheid en billijkheid, bescherming tegen misleiding of het recht op effectieve schadebeperking. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op het feit dat de consument zelf heeft gehandeld of toegang heeft verleend, zonder dat wordt onderzocht of dit onder valse voorwendselen gebeurde. De consument wordt verweten dat hij onvoldoende aantoont waarom de bank aansprakelijk zou zijn, zonder dat zijn verklaringen inhoudelijk worden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De motivering is summier. De commissie stelt dat de betalingen geautoriseerd zijn, maar legt niet uit waarom misleiding geen invloed heeft op de rechtsgeldigheid van de toestemming. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de dienstverlener zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0373 vertoont structurele tekortkomingen in bewijswaardering, juridische toetsing en motivering. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder onafhankelijke toetsing wordt gevolgd. De omstandigheden van misleiding en de aard van de transacties hadden aanleiding moeten geven tot een diepgaandere beoordeling. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of vernietiging.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.

Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0372 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument heeft een betaalrekening met creditcard bij Rabobank. Tijdens een vakantie in Mexico op 20 oktober 2024 wilde hij een kleine aankoop doen van ongeveer €14,- (310 Mexicaanse pesos). Achteraf bleek echter dat er €1.485,40 (31.000 pesos) van zijn creditcard was afgeschreven. De consument stelt dat hij niet heeft ingestemd met dit bedrag en dat er sprake was van misleiding of manipulatie van het pinapparaat. Hij vordert terugbetaling van het volledige bedrag. De commissie wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie stelt dat de consument de betaling zelf heeft geautoriseerd, ondanks zijn stelling dat het bedrag op het pinapparaat mogelijk is gewijzigd na controle. De consument moet bewijzen dat hij niet heeft ingestemd met het hogere bedrag, terwijl de bank slechts hoeft te wijzen op de technische autorisatie. Dit leidt tot een omgekeerde en onevenwichtige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing Er is geen toetsing aan de PSD2-richtlijn of aan zorgplichtnormen uit het Burgerlijk Wetboek. De commissie beperkt zich tot de vraag of de betaling technisch geautoriseerd was, zonder bredere juridische afweging over misleiding, oneigenlijke beïnvloeding of consumentenbescherming bij buitenlandse transacties.

3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat hij is misleid en dat het bedrag op het pinapparaat mogelijk is aangepast. De commissie onderzoekt dit niet inhoudelijk en accepteert het standpunt van de bank. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals bescherming tegen misleiding, redelijkheid en billijkheid of het recht op effectieve schadebeperking. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op de technische autorisatie, zonder dat wordt onderzocht of de consument onder valse voorwendselen heeft gehandeld. De consument wordt verweten dat hij onvoldoende bewijs levert, terwijl zijn verklaringen over het pinapparaat niet inhoudelijk worden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De motivering is summier. De commissie stelt dat de betaling geautoriseerd is, maar legt niet uit waarom de mogelijkheid van manipulatie van het pinapparaat geen invloed heeft op de rechtsgeldigheid van de toestemming. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de dienstverlener zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0372 vertoont structurele tekortkomingen in bewijswaardering, juridische toetsing en motivering. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder onafhankelijke toetsing wordt gevolgd. De omstandigheden van misleiding bij een buitenlandse betaling hadden aanleiding moeten geven tot een diepgaandere beoordeling. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of vernietiging.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.

Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0371 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument had bij BNP Paribas Personal Finance B.V. een aflopend krediet van €23.000,- met een looptijd van 120 maanden. Door betalingsachterstanden registreerde BNP op 5 augustus 2019 een achterstandscode A en op 26 augustus 2019 een bijzonderheidscode 2 (opeising) in het CKI van het BKR. De consument heeft het krediet op 17 januari 2024 volledig afgelost en verzocht om verwijdering of verkorting van de registraties. Hij stelt dat de registraties disproportioneel zijn en hem belemmeren bij het verkrijgen van een hypotheek. De commissie oordeelt dat de financiële situatie van de consument nog onvoldoende stabiel is en wijst de vorderingen af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat de registratie disproportioneel is, terwijl BNP slechts hoeft te wijzen op de achterstand en opeising. De commissie verlangt geen onderbouwing van BNP over de noodzaak van handhaving. Dit leidt tot een asymmetrische bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan het Algemeen Reglement CKI en verwijst naar vaste jurisprudentie, maar laat toetsing aan het Burgerlijk Wetboek, de AVG of het EVRM achterwege. Er wordt niet gewogen of de registratie in dit specifieke geval nog gerechtvaardigd is.

3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat hij schuldenvrij is en stabiele inkomsten heeft, maar krijgt geen inhoudelijke beoordeling van zijn herstelinspanning. BNP wordt niet aangesproken op haar proportionaliteitsafweging of op de mogelijkheid tot verkorting van de bewaartermijn.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals proportionaliteit, redelijkheid en billijkheid of het recht op rehabilitatie. De AVG en het EVRM worden niet genoemd, ondanks de impact van de registratie op de persoonlijke levenssfeer.

5. Ongelijkheid in argumentatie BNP mag zich beroepen op de duur en ernst van de achterstand, zonder dat wordt onderzocht of de registratie nog actueel of noodzakelijk is. De consument wordt verweten dat zijn situatie nog niet stabiel genoeg is, zonder dat zijn inspanningen worden gewaardeerd.

6. Transparantie van de redenering De motivering is summier. De commissie stelt dat het belang van BNP zwaarder weegt, maar legt niet uit op basis van welke criteria dit is vastgesteld. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van BNP en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de kredietverstrekker zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0371 bevestigt de starre toepassing van BKR-regels zonder ruimte voor individuele beoordeling. De consument wordt benadeeld in zijn herstelproces, terwijl BNP zonder toetsing wordt gevolgd. De uitspraak schiet tekort in juridische diepgang, proportionaliteit en motivering, en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.

Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0355 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument had in 2013 een ING Pensioenspaarrekening geopend, maar deze werd automatisch beëindigd omdat er binnen 360 dagen geen inleg plaatsvond. In 2014 zou een bedrag van €6.174,78 door een verzekeraar zijn overgemaakt naar een rekening bij ING. De consument ontdekte pas in 2024 dat dit bedrag nooit is aangekomen en vordert vergoeding van de bank. ING stelt dat zij geen ontvangst van het bedrag kan terugvinden en beroept zich op schending van de klachtplicht. De commissie oordeelt dat de klachtplicht is geschonden en wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie accepteert het verweer van de bank dat zij geen ontvangst van het bedrag kan traceren, zonder dat zij hoeft aan te tonen dat zij destijds adequaat heeft gezocht of gehandeld. De consument moet aantonen dat de betaling is ontvangen, terwijl hij afhankelijk is van informatie van derden (de verzekeraar en de bank). Dit leidt tot een eenzijdige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de klachtplicht (art. 6:89 BW), maar laat een bredere toetsing aan zorgplichtnormen of redelijkheid en billijkheid achterwege. Er wordt niet onderzocht of de bank destijds voldoende informatie heeft verstrekt over de beëindiging van de rekening of over mogelijke binnenkomende betalingen.

3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat hij pas in 2024 op de hoogte raakte van de betaling door de verzekeraar. De commissie erkent dit, maar biedt geen compenserende beoordeling van de informatieachterstand. De bank wordt niet aangesproken op haar communicatie of archivering.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals hoor en wederhoor, redelijkheid en billijkheid of het recht op toegang tot informatie. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op het ontbreken van een klacht binnen "bekwame tijd", zonder dat wordt onderzocht of de consument redelijkerwijs eerder had kunnen weten van de betaling. De consument wordt verweten dat hij te laat klaagde, terwijl hij afhankelijk was van derden om het bestaan van de betaling te ontdekken.

6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de klachtplicht is geschonden, maar motiveert niet waarom het moment van ontdekking in 2024 niet als startpunt van de klachttermijn geldt. De redenering is niet volledig navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het klachtplichtverweer van de bank en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van de feitelijke omstandigheden, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de dienstverlener zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0355 vertoont tekortkomingen in bewijswaardering, juridische toetsing en motivering. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder onafhankelijke toetsing wordt gevolgd. De toepassing van de klachtplicht zonder beoordeling van de redelijkheid van het tijdsverloop ondermijnt het vertrouwen in een eerlijke klachtenprocedure. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of vernietiging.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0349 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument wilde op 8 mei 2024 een bedrag van €1.000,- opnemen bij een geldautomaat van ING Bank N.V. Volgens haar kwam er echter slechts €500,- uit de automaat, terwijl het volledige bedrag van €1.000,- van haar rekening werd afgeschreven. De consument vordert vergoeding van het ontbrekende bedrag. De bank stelt dat uit de logrol van de geldautomaat blijkt dat het volledige bedrag correct is uitgekeerd. De commissie oordeelt dat de bankadministratie leidend is en wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie accepteert de logrol van de bank als doorslaggevend bewijs, zonder dat de consument de mogelijkheid krijgt om dit te weerleggen met alternatieve bewijsmiddelen. De consument moet aantonen dat zij het bedrag niet heeft ontvangen, terwijl de bank slechts hoeft te verwijzen naar haar interne registratie. Dit leidt tot een eenzijdige en voor de consument nadelige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing Er is geen toetsing aan het Burgerlijk Wetboek of aan zorgplichtnormen. De commissie toetst uitsluitend aan de logrol en laat bredere juridische afwegingen, zoals de betrouwbaarheid van interne bankgegevens of de mogelijkheid van technische storingen, buiten beschouwing.

3. Gelijke procespositie De consument krijgt geen inhoudelijke beoordeling van haar stelling dat zij slechts €500,- heeft ontvangen. De bank wordt niet aangesproken op haar verplichting om objectief en transparant onderzoek te doen. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals hoor en wederhoor, redelijkheid en billijkheid of het recht op onafhankelijke verificatie van transacties. De AVG en het EVRM worden niet genoemd of gewogen.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op haar logrol zonder dat de consument toegang heeft tot onafhankelijke verificatie of contra-expertise. De consument wordt verweten dat zij geen bewijs levert, terwijl zij afhankelijk is van de informatievoorziening van de bank.

6. Transparantie van de redenering De motivering is summier. De commissie stelt dat de logrol leidend is, maar legt niet uit waarom deze als onweerlegbaar wordt beschouwd of waarom alternatieve verklaringen (zoals een storing of menselijke fout) worden uitgesloten. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van de interne administratie van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de dienstverlener zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0349 vertoont structurele tekortkomingen in bewijswaardering, juridische toetsing en motivering. De consument wordt benadeeld in haar procespositie, terwijl de bank zonder onafhankelijke toetsing wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0030 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument is slachtoffer geworden van fraude. Op 29 april 2024 ontving hij een SMS die afkomstig leek van ICS, met de melding dat een creditcardtransactie van €899,- was geblokkeerd. In paniek belde hij het vermelde noodnummer. Tijdens het gesprek werd hij misleid door een persoon die zich voordeed als ICS-medewerker. Deze persoon wist zijn naam en creditcardnummer en overtuigde hem dat drie frauduleuze transacties zouden worden gecorrigeerd. Op zijn scherm verscheen een "correctie" van €701,-, maar dit bleek een daadwerkelijke afschrijving. De consument meldde het incident direct bij de bank. De commissie oordeelt dat de consument de transactie zelf heeft geautoriseerd en wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie stelt dat de consument zelf toestemming heeft gegeven voor de afschrijving, ondanks zijn verklaring dat hij dacht een correctie te bevestigen. De consument moet bewijzen dat hij is misleid, terwijl de bank slechts hoeft te wijzen op technische autorisatie. Dit leidt tot een eenzijdige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing Er is geen toetsing aan de PSD2-richtlijn of aan zorgplichtnormen. De commissie beperkt zich tot de vraag of de transactie technisch geautoriseerd was, zonder bredere juridische afweging over misleiding of oneigenlijke beïnvloeding.

3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat hij is misleid door een overtuigend nepbericht en een frauduleus telefoongesprek. De commissie erkent dit, maar biedt geen inhoudelijke beoordeling van de omstandigheden of de redelijkheid van zijn handelen. De bank wordt niet aangesproken op detectie of coulance.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals redelijkheid en billijkheid, bescherming tegen misleiding of het recht op effectieve schadebeperking. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op technische autorisatie, zonder dat wordt onderzocht of de consument onder valse voorwendselen handelde. De consument wordt verweten dat hij onvoldoende aantoont waarom de bank aansprakelijk zou zijn, zonder dat zijn verklaringen inhoudelijk worden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De motivering is summier. De commissie stelt dat de consument de betaling heeft goedgekeurd, maar legt niet uit waarom misleiding geen invloed heeft op de rechtsgeldigheid van die toestemming. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de dienstverlener zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Voorzittersbeslissing 2025-0030 vertoont structurele tekortkomingen in bewijswaardering, juridische toetsing en motivering. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder onafhankelijke toetsing wordt gevolgd. De omstandigheden van misleiding en de directe melding hadden aanleiding moeten geven tot een diepgaandere beoordeling. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of vernietiging.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0346 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument opende op 24 juli 2023 een betaalrekening bij SNS Bank (De Volksbank N.V.). Op 4 oktober 2023 werd de limiet van zijn betaalpas verhoogd naar €5.000,-. Kort daarna werd de rekening gebruikt voor de ontvangst van frauduleus verkregen geld. De bank constateerde dat de betaalrekening was misbruikt voor fraude en registreerde de persoonsgegevens van de consument in het incidentenregister, het externe verwijzingsregister (EVR), de gebeurtenissenadministratie en het interne verwijzingsregister (IVR) voor een periode van acht jaar. De consument ontkent betrokkenheid bij fraude en vordert verwijdering van de registraties en schadevergoeding. De commissie wijst alle vorderingen af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie accepteert het standpunt van de bank dat de rekening is gebruikt voor fraude, zonder dat de bank hoeft te bewijzen dat de consument zelf betrokken was. De consument moet aantonen dat hij geen verwijt treft, wat leidt tot een omgekeerde en onevenwichtige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing Er is geen toetsing aan het EVRM (zoals het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer) of aan de AVG. De commissie toetst uitsluitend aan het Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen (PIFI), zonder bredere juridische afweging over proportionaliteit of subsidiariteit van de registratie.

3. Gelijke procespositie De consument heeft zich tot drie keer toe kort voor de hoorzitting afgemeld, waarna de commissie besloot op stukken te beslissen. Hierdoor is zijn mondelinge toelichting niet meegenomen. De bank wordt niet aangesproken op haar onderzoeksplicht of op de vraag of zij alternatieven voor registratie heeft overwogen.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals hoor en wederhoor, proportionaliteit of het recht op rehabilitatie. De AVG wordt niet genoemd, ondanks de impact van de registratie op de persoonsgegevens van de consument.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op het feit dat de rekening is gebruikt voor fraude, zonder dat wordt onderzocht of dit buiten medeweten van de consument is gebeurd. De consument wordt verweten dat hij onvoldoende aantoont waarom de registratie onterecht is, zonder dat zijn verklaringen inhoudelijk worden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De motivering is summier. De commissie stelt dat de registratie gerechtvaardigd is, maar legt niet uit waarom de duur van acht jaar proportioneel is of waarom lichtere maatregelen niet zijn overwogen. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de bank zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0346 vertoont structurele tekortkomingen in bewijswaardering, juridische toetsing en motivering. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder onafhankelijke toetsing wordt gevolgd. De impact van een EVR-registratie op de persoonlijke levenssfeer en financiële toekomst van de consument had aanleiding moeten geven tot een diepgaandere beoordeling. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of vernietiging.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0342 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument hield bij Knab N.V. een zakelijke betaal- en spaarrekening aan op naam van haar eenmanszaak. In oktober 2024 werd zij telefonisch benaderd door een fraudeur die zich voordeed als medewerker van ING. Via WhatsApp-links en misleiding werd zij ertoe gebracht om in totaal €13.300,- over te maken vanaf haar zakelijke rekening. De bank blokkeerde uiteindelijk de rekening en nam contact op, waarna bleek dat de consument was opgelicht. De consument vorderde vergoeding van de schade. De bank stelde dat de klacht niet behandelbaar was omdat het om een zakelijke rekening ging. De commissie volgde dit verweer en verklaarde de klacht niet behandelbaar.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de feiten, omdat zij de klacht niet-ontvankelijk verklaart. Hierdoor blijft de bewijslastverdeling onbesproken, wat de consument de kans ontneemt om haar stellingen te onderbouwen.

2. Actieve juridische toetsing Er vindt geen toetsing plaats aan de PSD2-richtlijn, het Burgerlijk Wetboek of zorgplichtnormen. De commissie beperkt zich tot de formele vraag of de klacht onder haar bevoegdheid valt, zonder inhoudelijke juridische afweging.

3. Gelijke procespositie De consument wordt uitgesloten van inhoudelijke behandeling vanwege de zakelijke aard van de rekening. Er wordt niet onderzocht of de consument in de praktijk als natuurlijke persoon heeft gehandeld of of sprake is van een gemengde gebruiksdoelstelling. Dit beperkt haar procespositie aanzienlijk.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving De commissie past geen consumentenbeschermende normen toe, omdat zij de consument niet als consument in de zin van het reglement beschouwt. De AVG, het EVRM en zorgplichtbeginselen blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op de zakelijke aard van de rekening, zonder dat wordt onderzocht of de consument feitelijk als kwetsbare partij heeft gehandeld. De consument wordt uitgesloten van inhoudelijke argumentatie, wat leidt tot een structurele ongelijkheid.

6. Transparantie van de redenering De motivering is formeel en beperkt zich tot de uitleg van het toepassingsbereik van het Kifid-reglement. Er wordt niet uitgelegd waarom de aard van de eenmanszaak geen ruimte laat voor een inhoudelijke beoordeling. De redenering is juridisch correct, maar maatschappelijk onbevredigend.

7. (Schijn van) partijdigheid Hoewel de beslissing formeel juist is binnen het reglementaire kader, kan de uitsluiting van een fraudezaak op basis van de rechtsvorm van de rekening de indruk wekken dat de commissie onvoldoende oog heeft voor de bescherming van natuurlijke personen achter een eenmanszaak.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0342 toont de beperkingen van het Kifid-reglement bij fraudezaken met zakelijke rekeningen. De consument wordt uitgesloten van inhoudelijke beoordeling, ondanks het feit dat zij als natuurlijk persoon is opgelicht. De uitspraak is formeel verdedigbaar, maar onderstreept de noodzaak van reglementswijziging of rechterlijke toetsing om ook eenmanszaken toegang te geven tot effectieve rechtsbescherming bij fraude. Deze beslissing rechtvaardigt heroverweging of een gang naar de civiele rechter.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0327 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

Tijdens een vakantie in Chili op 20 februari 2024 probeerde de consument een taxirit van omgerekend €130,- te betalen. De taxichauffeur beweerde dat de betaling met creditcard niet was gelukt, waarna de consument ook zijn betaalpas en pincode gebruikte. Uiteindelijk betaalde hij contant. Later bleek echter dat er €2.434,88 van zijn betaalrekening was afgeschreven. De consument vorderde terugbetaling van dit bedrag van ABN AMRO. De bank wees dit af, en de commissie volgde dat standpunt.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie stelt dat de consument de betaling zelf heeft geautoriseerd met zijn pincode. Er wordt geen ruimte geboden voor de mogelijkheid dat de betaling onder misleiding of manipulatie tot stand kwam. De consument moet bewijzen dat hij is opgelicht, terwijl de bank slechts hoeft te wijzen op technische autorisatie. Dit leidt tot een omgekeerde en onevenwichtige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing Er is geen toetsing aan de PSD2-richtlijn of aan zorgplichtnormen. De commissie beperkt zich tot de vraag of de betaling technisch geautoriseerd was, zonder bredere juridische afweging over misleiding, oneigenlijke beïnvloeding of de redelijkheid van het handelen van de bank.

3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat hij dacht een betaling van €130,- te doen, maar dat er een veel hoger bedrag is afgeschreven. De commissie onderzoekt niet of de pinterminal is gemanipuleerd of of de bank had moeten waarschuwen bij een ongebruikelijke transactie. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals bescherming tegen misleiding, redelijkheid en billijkheid of het recht op effectieve schadebeperking. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op de technische autorisatie, zonder dat wordt onderzocht of de consument onder valse voorwendselen handelde. De consument wordt verweten dat hij onvoldoende aantoont waarom de bank aansprakelijk zou zijn, zonder dat zijn verklaringen inhoudelijk worden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De motivering is summier. De commissie stelt dat de betaling geautoriseerd is, maar legt niet uit waarom de mogelijkheid van manipulatie van het pinapparaat geen invloed heeft op de rechtsgeldigheid van de toestemming. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de dienstverlener zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0327 vertoont structurele tekortkomingen in bewijswaardering, juridische toetsing en motivering. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder onafhankelijke toetsing wordt gevolgd. De omstandigheden van misleiding bij een buitenlandse betaling hadden aanleiding moeten geven tot een diepgaandere beoordeling. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of vernietiging.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.

46 uitspraken , tussentijdse conclusie:

Terugkerende structurele tekortkomingen

  1. Asymmetrische bewijslastverdeling Consumenten moeten meestal bewijzen dat zij niet nalatig of misleid zijn, terwijl banken voldoende hebben aan interne registraties of procedures. Daardoor wordt de bewijspositie structureel oneerlijk.

  2. Beperkte of ontbrekende juridische toetsing De Commissie beperkt zich vaak tot contracten, voorwaarden of reglementen. Toetsing aan bredere wettelijke kaders zoals het Burgerlijk Wetboek, de PSD2-richtlijn, het EVRM of de AVG blijft meestal achterwege.

  3. Afwijzing zonder inhoudelijke motivering In veel uitspraken is de motivering summier. Sleutelaspecten zoals redelijkheid, proportionaliteit, of feitelijke omstandigheden worden niet of nauwelijks gewogen.

  4. Ongelijke procespositie De positie van de consument als relatief zwakke partij komt zelden tot uitdrukking. Banken worden zelden aangesproken op informatieplicht, zorgplicht of hun digitale detectievermogen bij fraude.

  5. Weigering tot herziening op basis van procedure Bij zakelijke rekeningen of 'te late klachten' wordt vaak al bij voorbaat geen inhoudelijke behandeling gedaan, ook niet als er duidelijke signalen van misleiding of machtsongelijkheid zijn.

  6. Weinig ruimte voor bijzondere omstandigheden Zelfs als consumenten aantonen dat ze slachtoffer zijn van geraffineerde fraude (zoals social engineering of manipulatie op reis), wordt zelden rekening gehouden met menselijke kwetsbaarheid of gedragspsychologie.

  7. Schijn van partijdigheid Het frequent volgen van de bank zonder voldoende onafhankelijke toetsing schept de indruk dat Kifid eerder een verlengstuk van de financiële sector is dan een laagdrempelige geschilbeslechter voor consumenten.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0326 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument is slachtoffer geworden van datingfraude / advanced fee fraud. Gedurende een periode van ruim twee jaar maakte hij aanzienlijke bedragen over naar derden, ondanks meerdere waarschuwingen van Rabobank. Uiteindelijk beëindigde de bank de bankrelatie en registreerde zij de persoonsgegevens van de consument in het Intern Verwijzingsregister (IVR) voor acht jaar. De consument vordert verwijdering van de registratie en vergoeding van de schade. De commissie oordeelt dat de bank haar zorgplicht niet heeft geschonden en dat de registratie gerechtvaardigd is. De vorderingen worden afgewezen.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie accepteert het standpunt van de bank dat de consument ondanks waarschuwingen bleef handelen in strijd met de voorwaarden. De consument moet aantonen dat hij niet verwijtbaar heeft gehandeld, terwijl de bank slechts hoeft te wijzen op de transacties en haar interne signalering. Dit leidt tot een asymmetrische bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing De commissie verwijst naar de Algemene Bankvoorwaarden en het Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen (PIFI), maar laat toetsing aan het EVRM, de AVG of het Burgerlijk Wetboek achterwege. Er wordt niet gewogen of de registratie proportioneel is in het licht van de persoonlijke omstandigheden.

3. Gelijke procespositie De consument werd bijgestaan door een juridisch en financieel adviseur en kreeg gelegenheid tot mondelinge toelichting. Toch wordt zijn stelling dat hij slachtoffer is van misleiding niet inhoudelijk gewogen. De bank wordt niet aangesproken op haar rol in het begeleiden of beschermen van kwetsbare klanten.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, bescherming tegen misleiding of het recht op financiële inclusie. De AVG wordt niet genoemd, ondanks de impact van de IVR-registratie.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op haar interne signalering en beëindiging van de relatie, zonder dat wordt onderzocht of de consument daadwerkelijk wist of kon weten dat hij werd misbruikt. De consument wordt verweten dat hij waarschuwingen negeerde, zonder dat zijn kwetsbaarheid of psychologische beïnvloeding wordt meegewogen.

6. Transparantie van de redenering De motivering is summier. De commissie stelt dat de bank "in redelijkheid" mocht beëindigen en registreren, maar legt niet uit waarom een registratie van acht jaar proportioneel is of waarom lichtere maatregelen niet zijn overwogen.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de bank zwaarder laat wegen dan die van een misleid slachtoffer.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0326 bevestigt een patroon waarin slachtoffers van langdurige oplichting alsnog verantwoordelijk worden gehouden voor hun eigen schade. De commissie erkent de fraude, maar biedt geen juridische bescherming tegen de gevolgen ervan. De uitspraak schiet tekort in toetsing aan proportionaliteit, consumentenbescherming en motivering, en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.

Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0326 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument is slachtoffer geworden van datingfraude / advanced fee fraud. Gedurende een periode van ruim twee jaar maakte hij aanzienlijke bedragen over naar derden, ondanks meerdere waarschuwingen van Rabobank. Uiteindelijk beëindigde de bank de bankrelatie en registreerde zij de persoonsgegevens van de consument in het Intern Verwijzingsregister (IVR) voor acht jaar. De consument vordert verwijdering van de registratie en vergoeding van de schade. De commissie oordeelt dat de bank haar zorgplicht niet heeft geschonden en dat de registratie gerechtvaardigd is. De vorderingen worden afgewezen.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie accepteert het standpunt van de bank dat de consument ondanks waarschuwingen bleef handelen in strijd met de voorwaarden. De consument moet aantonen dat hij niet verwijtbaar heeft gehandeld, terwijl de bank slechts hoeft te wijzen op de transacties en haar interne signalering. Dit leidt tot een asymmetrische bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing De commissie verwijst naar de Algemene Bankvoorwaarden en het Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen (PIFI), maar laat toetsing aan het EVRM, de AVG of het Burgerlijk Wetboek achterwege. Er wordt niet gewogen of de registratie proportioneel is in het licht van de persoonlijke omstandigheden.

3. Gelijke procespositie De consument werd bijgestaan door een juridisch en financieel adviseur en kreeg gelegenheid tot mondelinge toelichting. Toch wordt zijn stelling dat hij slachtoffer is van misleiding niet inhoudelijk gewogen. De bank wordt niet aangesproken op haar rol in het begeleiden of beschermen van kwetsbare klanten.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, bescherming tegen misleiding of het recht op financiële inclusie. De AVG wordt niet genoemd, ondanks de impact van de IVR-registratie.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op haar interne signalering en beëindiging van de relatie, zonder dat wordt onderzocht of de consument daadwerkelijk wist of kon weten dat hij werd misbruikt. De consument wordt verweten dat hij waarschuwingen negeerde, zonder dat zijn kwetsbaarheid of psychologische beïnvloeding wordt meegewogen.

6. Transparantie van de redenering De motivering is summier. De commissie stelt dat de bank "in redelijkheid" mocht beëindigen en registreren, maar legt niet uit waarom een registratie van acht jaar proportioneel is of waarom lichtere maatregelen niet zijn overwogen.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de bank zwaarder laat wegen dan die van een misleid slachtoffer.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0326 bevestigt een patroon waarin slachtoffers van langdurige oplichting alsnog verantwoordelijk worden gehouden voor hun eigen schade. De commissie erkent de fraude, maar biedt geen juridische bescherming tegen de gevolgen ervan. De uitspraak schiet tekort in toetsing aan proportionaliteit, consumentenbescherming en motivering, en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.

Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0324 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument heeft op 13 november 2024 een extra aflossing van €9.250,- gedaan op zijn hypothecaire geldlening bij Nationale-Nederlanden Bank N.V. Door een technische storing werd deze aflossing pas op 6 december 2024 verwerkt. De consument stelt hierdoor schade te hebben geleden, onder meer doordat het maandbedrag voor december niet tijdig werd aangepast. Hij vordert een schadevergoeding van €500,-. De bank heeft het te veel geïncasseerde bedrag verrekend met de maandtermijn van januari 2025 en wettelijke rente vergoed. De commissie wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat hij schade heeft geleden door de vertraagde verwerking. De bank hoeft slechts te stellen dat zij het bedrag alsnog heeft verwerkt en rente heeft vergoed. De bewijslast ligt volledig bij de consument, zonder dat de bank haar interne fout hoeft te onderbouwen of de impact daarvan hoeft te kwantificeren.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de contractuele verplichtingen en stelt dat de bank "voldoende herstel" heeft geboden. Er is geen toetsing aan het Burgerlijk Wetboek (bijvoorbeeld art. 6:74 BW over wanprestatie) of aan redelijkheid en billijkheid (art. 6:248 BW).

3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat hij door de fout van de bank in onzekerheid verkeerde en extra kosten heeft moeten maken. De commissie erkent dit niet als schade en biedt geen inhoudelijke beoordeling van de psychologische of administratieve gevolgen. De bank wordt niet aangesproken op haar communicatie of herstelcapaciteit.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals transparantie, zorgplicht of het recht op tijdige verwerking van betalingen. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op het feit dat zij rente heeft vergoed, zonder dat wordt onderzocht of dit volledig compenseert voor de vertraging. De consument wordt verweten dat hij onvoldoende schade aantoont, zonder dat zijn verklaringen inhoudelijk worden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De motivering is summier. De commissie stelt dat de bank "voldoende heeft gedaan", maar legt niet uit waarom de vertraging van drie weken geen aanvullende compensatie rechtvaardigt. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de dienstverlener zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0324 bevestigt een patroon waarin technische fouten van banken worden afgedaan met minimale compensatie, zonder toetsing aan bredere juridische normen. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0323 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument is slachtoffer geworden van investeringsfraude via sociale media. Na registratie op een frauduleuze website en een eerste betaling van €250,- werd zij telefonisch, via WhatsApp en Telegram verder gemanipuleerd tot het doen van meerdere overboekingen naar buitenlandse rekeningen. In een tweede fase werd zij opnieuw benaderd door een andere fraudeur die zich voordeed als onderzoeker van cryptofraude, wat leidde tot verdere betalingen. De consument vordert vergoeding van de schade van bunq B.V. De commissie oordeelt dat de transacties door de consument zelf zijn uitgevoerd en dat de bank haar zorgplicht niet heeft geschonden. De vordering wordt afgewezen.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie stelt dat de consument de betalingen zelf heeft uitgevoerd en dat deze dus als geautoriseerd gelden. De consument moet aantonen dat zij is misleid en dat de bank had moeten ingrijpen. De bank hoeft slechts te wijzen op technische autorisatie. Dit leidt tot een omgekeerde en onevenwichtige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing Er is geen toetsing aan de PSD2-richtlijn, het Burgerlijk Wetboek of zorgplichtnormen. De commissie beperkt zich tot de vraag of de transacties technisch geautoriseerd waren, zonder bredere juridische afweging over misleiding, detectieplicht of proportionaliteit.

3. Gelijke procespositie De consument krijgt geen inhoudelijke beoordeling van haar stelling dat zij is gemanipuleerd door professionele fraudeurs. De bank wordt niet aangesproken op haar detectiecapaciteit of op de vraag of zij had kunnen ingrijpen bij ongebruikelijke transacties. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals bescherming tegen misleiding, redelijkheid en billijkheid of het recht op effectieve schadebeperking. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op het feit dat de consument zelf heeft gehandeld, zonder dat wordt onderzocht of dit onder valse voorwendselen gebeurde. De consument wordt verweten dat zij onvoldoende aantoont waarom de bank aansprakelijk zou zijn, zonder dat haar verklaringen inhoudelijk worden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De motivering is summier. De commissie stelt dat de transacties geautoriseerd zijn, maar legt niet uit waarom misleiding geen invloed heeft op de rechtsgeldigheid van de toestemming. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de dienstverlener zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0323 vertoont structurele tekortkomingen in bewijswaardering, juridische toetsing en motivering. De consument wordt benadeeld in haar procespositie, terwijl de bank zonder onafhankelijke toetsing wordt gevolgd. De omstandigheden van misleiding en de complexiteit van de fraude hadden aanleiding moeten geven tot een diepgaandere beoordeling. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of vernietiging.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0319 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument houdt een beleggingsrekening aan bij ABN AMRO Bank N.V. en maakt gebruik van de zogeheten tax reclaim service, waarbij de bank namens hem buitenlandse bronbelasting terugvordert. De consument klaagt dat de bank zijn verzoeken tot terugvordering van Duitse en Zwitserse bronbelasting over 2021 t/m 2023 te traag heeft opgepakt. Hij vordert een verklaring voor recht dat de bank is tekortgeschoten in haar verplichtingen. De bank stelt dat het om een arbeidsintensief proces gaat waarvoor geen vaste termijnen gelden. De commissie volgt dit verweer en wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat de bank te traag heeft gehandeld en dat dit een tekortkoming oplevert. De bank hoeft slechts te stellen dat het proces complex is en dat zij geen termijnen garandeert. De bewijslast ligt volledig bij de consument, zonder dat de bank haar inspanningen hoeft te onderbouwen met concrete voortgangsgegevens.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de contractuele informatie op de website van de bank, waarin staat dat geen termijnen worden gegarandeerd. Er is geen toetsing aan het Burgerlijk Wetboek (bijvoorbeeld art. 6:74 BW over wanprestatie) of aan zorgplichtnormen. Ook wordt niet onderzocht of de bank in redelijkheid voldoende voortvarend heeft gehandeld.

3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat hij al meer dan 30 maanden wacht op terugvordering van bronbelasting over 2021. De commissie erkent de vertraging, maar biedt geen inhoudelijke beoordeling van de redelijkheid daarvan. De bank wordt niet aangesproken op haar communicatie of op het ontbreken van tussentijdse updates.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals redelijkheid en billijkheid, transparantie of het recht op tijdige dienstverlening. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op het ontbreken van een termijnverplichting, zonder dat wordt onderzocht of dit in de praktijk leidt tot onredelijke vertraging. De consument wordt verweten dat hij onvoldoende aantoont waarom de vertraging onrechtmatig is, zonder dat zijn schade of frustratie wordt gewogen.

6. Transparantie van de redenering De motivering is summier. De commissie stelt dat de bank geen termijn garandeert en dus niet tekortschiet, maar legt niet uit waarom een wachttijd van meer dan 2,5 jaar geen schending van redelijkheid oplevert. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de dienstverlener zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0319 bevestigt een patroon waarin banken ruime vrijheid krijgen bij het uitvoeren van aanvullende diensten zoals tax reclaim, zonder toetsing aan redelijkheid of voortvarendheid. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder concrete verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0315 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument, een eenmanszaak, diende in oktober 2024 een zakelijke aanvraag in bij CA Auto Finance Nederland B.V. (Findio) voor een financial lease van €40.487,60 voor de aanschaf van een auto. Hij leverde daarbij onder meer jaarcijfers en een IB-aangifte aan. Findio wees de aanvraag af op grond van onvoldoende winst en het ontbreken van eigen vermogen. De consument maakte bezwaar en vorderde dat Findio de aanvraag opnieuw zou beoordelen. De commissie oordeelt dat Findio de aanvraag mocht weigeren en wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie accepteert het standpunt van Findio dat de cijfers onvoldoende waren, zonder dat Findio hoeft te onderbouwen welke objectieve normen zijn gehanteerd of waarom geen aanvullende toelichting is gevraagd. De consument moet aantonen dat de afwijzing onterecht was, wat leidt tot een asymmetrische bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing Er is geen toetsing aan het Burgerlijk Wetboek (bijvoorbeeld art. 6:2 of 6:248 BW over redelijkheid en billijkheid) of aan beginselen van contractsvrijheid versus zorgplicht. De commissie stelt slechts dat Findio "binnen haar beleidsvrijheid" mocht weigeren, zonder inhoudelijke toetsing van proportionaliteit of motieven.

3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat hij voldoende onderbouwing heeft geleverd en dat de afwijzing onzorgvuldig was. De commissie erkent dit niet als grond voor herbeoordeling. Findio wordt niet aangesproken op transparantie of motivering van haar besluitvorming.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals transparantie, hoor en wederhoor of het recht op een gemotiveerde beslissing. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing, ondanks de verwerking van persoonsgegevens in het kader van kredietbeoordeling.

5. Ongelijkheid in argumentatie Findio mag zich beroepen op haar interne beoordelingsbeleid zonder dat dit wordt getoetst op redelijkheid of consistentie. De consument wordt verweten dat hij onvoldoende aantoont waarom de afwijzing onterecht is, zonder dat zijn argumenten inhoudelijk worden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De motivering is summier. De commissie stelt dat Findio "geen misbruik heeft gemaakt van haar beleidsvrijheid", maar legt niet uit waarom de afwijzing in dit geval proportioneel en zorgvuldig was. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van Findio en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de kredietverstrekker zwaarder laat wegen dan die van de kleinzakelijke aanvrager.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0315 bevestigt een patroon waarin kredietverstrekkers ruime beleidsvrijheid krijgen zonder toetsing aan redelijkheid of transparantie. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl Findio zonder onderbouwing wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0314 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument had samen met haar toenmalige partner een doorlopend krediet van €40.000,- bij ABN AMRO Bank N.V. Na het beëindigen van hun relatie heeft de ex-partner de kredietlimiet en maandtermijn laten verlagen. De consument stelt dat dit zonder haar toestemming is gebeurd en vordert schadevergoeding. De bank stelt dat zij op grond van de algemene voorwaarden bevoegd was om op verzoek van één van de gezamenlijke cliënten wijzigingen door te voeren. De commissie oordeelt dat de bank binnen haar bevoegdheid handelde en wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat de wijziging zonder haar instemming is doorgevoerd en dat dit onrechtmatig was. De bank hoeft slechts te verwijzen naar haar algemene voorwaarden. De bewijslast ligt volledig bij de consument, zonder dat de bank hoeft aan te tonen dat zij zorgvuldig heeft gehandeld bij het verwerken van het verzoek van de ex-partner.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de contractuele voorwaarden (artikel 20 van de Voorwaarden Cliëntrelatie), maar laat een bredere toetsing aan het Burgerlijk Wetboek of aan beginselen van redelijkheid en billijkheid achterwege. Er wordt niet onderzocht of de bank in de gegeven omstandigheden had moeten nagaan of beide partijen instemden.

3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat zij niet op de hoogte was van de wijziging en dat dit haar financiële positie heeft geschaad. De commissie erkent dit niet als grond voor schadevergoeding en biedt geen inhoudelijke beoordeling van de communicatieplicht van de bank. De bank wordt niet aangesproken op haar zorgplicht jegens beide kredietnemers.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals hoor en wederhoor, redelijkheid en billijkheid of bescherming tegen eenzijdige contractswijzigingen. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op haar algemene voorwaarden, zonder dat wordt onderzocht of deze in de praktijk redelijk zijn toegepast. De consument wordt verweten dat zij onvoldoende aantoont waarom de wijziging onrechtmatig was, zonder dat haar verklaringen inhoudelijk worden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De motivering is summier. De commissie stelt dat de bank bevoegd was, maar legt niet uit waarom het in dit specifieke geval redelijk was om zonder verificatie van beide partijen de wijziging door te voeren. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de dienstverlener zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0314 bevestigt een patroon waarin banken ruime bevoegdheden krijgen op basis van algemene voorwaarden, zonder toetsing aan redelijkheid of zorgplicht. De consument wordt benadeeld in haar procespositie, terwijl de bank zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0308 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument en zijn echtgenote zijn slachtoffer geworden van bankhelpdeskfraude. Op 29 februari 2024 werd de echtgenote gebeld door een oplichter die zich voordeed als medewerker van ING. Via misleiding en het gebruik van Anydesk kregen de oplichters toegang tot de computer van de consument. Vervolgens werden meerdere overboekingen verricht naar derden. De consument vordert vergoeding van de schade op grond van het coulancekader van de bank. ING weigert vergoeding, omdat de consument volgens haar niet aan de voorwaarden voldoet. De commissie oordeelt dat de bank zich niet onredelijk op het coulancekader beroept en wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat hij aan de voorwaarden van het coulancekader voldoet, terwijl de bank slechts hoeft te stellen dat sprake is van "grove nalatigheid". De bewijslast ligt volledig bij de consument, zonder dat de bank haar afwijzing inhoudelijk hoeft te onderbouwen met gedragsanalyse of alternatieve scenario's.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan het interne coulancekader van de bank en stelt dat de bank zich daar redelijk op mag beroepen. Er is geen toetsing aan het Burgerlijk Wetboek, de PSD2-richtlijn of het EVRM. De juridische toetsing blijft beperkt tot de vraag of het beroep op het coulancebeleid "naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar" is.

3. Gelijke procespositie De consument heeft zijn standpunt toegelicht en werd gehoord, maar zijn verklaringen over de misleiding en de snelheid van handelen worden niet inhoudelijk gewogen. De bank wordt niet aangesproken op haar detectiecapaciteit of op de vraag of zij eerder had kunnen ingrijpen.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals bescherming tegen misleiding, redelijkheid en billijkheid of het recht op effectieve schadebeperking. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op haar coulancebeleid zonder dat wordt onderzocht of dit beleid consistent, transparant en proportioneel wordt toegepast. De consument wordt verweten dat hij onvoldoende aantoont waarom hij recht heeft op vergoeding, zonder dat zijn kwetsbaarheid of de complexiteit van de fraude wordt meegewogen.

6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de bank zich niet "onaanvaardbaar" op het coulancekader beroept, maar motiveert niet waarom de specifieke omstandigheden van deze zaak niet tot een uitzondering zouden moeten leiden. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het interne beleid van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de bank zwaarder laat wegen dan die van een misleid slachtoffer.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0308 bevestigt een patroon waarin het coulancekader van banken als afdoende wordt beschouwd, zonder toetsing aan bredere juridische normen. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder transparante verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0292 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument had een betaalrekening bij ABN AMRO Bank N.V. en gebruikte de ABN AMRO App op een smartphone met Android 9. Vanaf 3 juni 2024 werkte de app niet meer op toestellen met een besturingssysteem lager dan Android 10, uit veiligheidsoverwegingen. De consument kon zijn toestel niet upgraden en had geen computer, waardoor hij geen toegang meer had tot mobiel bankieren. Hij vorderde dat de bank het gebruik van de app op Android 9 weer zou toestaan. De commissie wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat het beleid van de bank onredelijk is. De bank hoeft slechts te verwijzen naar haar veiligheidsbeleid en het feit dat Android 9 niet langer wordt ondersteund. Er is geen onderzoek naar de feitelijke impact op de consument of naar alternatieve oplossingen. Dit leidt tot een eenzijdige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de contractsvrijheid van de bank en haar veiligheidsbeleid. Er is geen toetsing aan het Burgerlijk Wetboek (bijvoorbeeld art. 6:248 BW over redelijkheid en billijkheid) of aan het recht op toegang tot essentiële diensten. Ook wordt niet getoetst aan de zorgplicht of het non-discriminatiebeginsel.

3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat hij geen computer heeft en dus geen alternatief heeft voor de app. De commissie erkent dit, maar biedt geen inhoudelijke beoordeling van de praktische gevolgen. De bank wordt niet aangesproken op haar plicht om digitale uitsluiting te voorkomen of op het aanbieden van redelijke alternatieven.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals toegang tot essentiële financiële diensten, redelijkheid of het recht op digitale inclusie. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing, ondanks de impact op de toegang tot het eigen bankverkeer.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op haar veiligheidsbeleid, zonder dat wordt onderzocht of dit beleid proportioneel is of of uitzonderingen mogelijk zijn. De consument wordt verweten dat hij geen alternatief heeft, zonder dat dit wordt gewogen als kwetsbaarheid.

6. Transparantie van de redenering De motivering is summier. De commissie stelt dat de bank "in redelijkheid" Android 10 mag vereisen, maar legt niet uit waarom dit ook geldt voor klanten zonder toegang tot andere apparaten. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de bank zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op toegang tot zijn eigen rekening.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0292 bevestigt een patroon waarin technologische vernieuwing wordt toegestaan zonder toetsing aan redelijkheid, proportionaliteit of digitale toegankelijkheid. De consument wordt uitgesloten van mobiel bankieren zonder dat de bank wordt aangesproken op haar maatschappelijke verantwoordelijkheid. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0291 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument wilde op 25 maart 2024 een bedrag van €600,- opnemen bij een geldautomaat van ABN AMRO Bank N.V. Volgens hem kwam er echter slechts €300,- uit de automaat, terwijl het volledige bedrag van €600,- van zijn rekening werd afgeschreven. Hij vordert vergoeding van het ontbrekende bedrag. De bank stelt dat uit de logrol en kasopmaak blijkt dat het volledige bedrag correct is uitgekeerd. De commissie volgt dit standpunt en wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie stelt dat de consument moet bewijzen dat hij slechts €300,- heeft ontvangen. De bank hoeft slechts haar logrol en kasopmaak te overleggen. De consument krijgt geen mogelijkheid tot contra-expertise of onafhankelijke verificatie. Dit leidt tot een eenzijdige en voor de consument nadelige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing Er is geen toetsing aan het Burgerlijk Wetboek (bijvoorbeeld art. 6:74 BW over wanprestatie) of aan zorgplichtnormen. De commissie beperkt zich tot de logrol en kasopmaak, zonder bredere juridische afweging over betrouwbaarheid, storingsgevoeligheid of alternatieve verklaringen.

3. Gelijke procespositie De consument krijgt geen inhoudelijke beoordeling van zijn stelling dat de automaat niet goed functioneerde. De bank wordt niet aangesproken op haar onderzoeksplicht of op de mogelijkheid van technische fouten. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals hoor en wederhoor, redelijkheid en billijkheid of het recht op onafhankelijke verificatie. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op interne administratie, zonder dat wordt onderzocht of deze onfeilbaar is. De consument wordt verweten dat hij geen bewijs levert, terwijl hij afhankelijk is van de informatievoorziening van de bank.

6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de consument "niet is geslaagd in zijn bewijslevering", maar motiveert niet waarom de logrol als doorslaggevend wordt beschouwd of waarom alternatieve verklaringen worden uitgesloten. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van de interne administratie van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de bank zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0291 vertoont structurele tekortkomingen in bewijswaardering, juridische toetsing en motivering. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder onafhankelijke toetsing wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.

Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0290 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument ontdekte op 2 juli 2024 dat er vier onbekende betalingen waren verricht vanaf haar rekening bij bunq B.V., voor een totaalbedrag van €1.372,22. De betalingen vonden plaats tussen 24 juni en 2 juli 2024. Op 10 juni was bovendien een onbekende iPhone gekoppeld aan haar account. De consument meldde de fraude direct via de app en blokkeerde haar pas. Ze vorderde vergoeding van de schade, stellend dat de bank onvoldoende veiligheidsmaatregelen had genomen. De bank wees dit af. De commissie oordeelt dat de transacties als geautoriseerd gelden en dat de bank niet is tekortgeschoten. De vordering wordt afgewezen.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie stelt dat de consument de betalingen zelf heeft geautoriseerd of onvoldoende zorgvuldig is geweest. De consument moet bewijzen dat zij niet nalatig was, terwijl de bank slechts hoeft te wijzen op technische autorisatie. Dit leidt tot een omgekeerde en onevenwichtige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing Er is geen toetsing aan de PSD2-richtlijn, het Burgerlijk Wetboek of zorgplichtnormen. De commissie beperkt zich tot de vraag of de transacties technisch geautoriseerd waren, zonder bredere juridische afweging over misleiding, detectieplicht of proportionaliteit.

3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat zij niet wist van de gekoppelde iPhone en dat zij direct heeft gehandeld. De commissie erkent dit, maar biedt geen inhoudelijke beoordeling van de beveiligingsstructuur van de bank of de mogelijkheid van social engineering. De bank wordt niet aangesproken op haar detectiecapaciteit of op de vraag of zij had kunnen ingrijpen.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals bescherming tegen misleiding, redelijkheid en billijkheid of het recht op effectieve schadebeperking. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op technische autorisatie en de aanwezigheid van een gekoppeld apparaat, zonder dat wordt onderzocht of dit onder valse voorwendselen is gebeurd. De consument wordt verweten dat zij onvoldoende aantoont waarom de bank aansprakelijk zou zijn, zonder dat haar verklaringen inhoudelijk worden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De motivering is summier. De commissie stelt dat de bank niet is tekortgeschoten, maar legt niet uit waarom de koppeling van een onbekend apparaat en de reeks verdachte transacties geen aanleiding geven tot aansprakelijkheid of nader onderzoek. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de bank zwaarder laat wegen dan die van een misleid slachtoffer.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0290 bevestigt een patroon waarin banken worden gevrijwaard van aansprakelijkheid bij fraude, zolang de transacties technisch geautoriseerd zijn. De consument wordt benadeeld in haar procespositie, terwijl de bank zonder diepgaande toetsing wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0286 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument ontdekte op 15 augustus 2024 een afschrijving van €1.554,99 van zijn creditcard bij ICS (International Card Services B.V.). Hij stelt dat hij deze betaling niet heeft uitgevoerd of goedgekeurd. De transactie werd verricht via de ICS-app, waarvoor een toegangscode of biometrie vereist is. ICS stelt dat de betaling correct is geautoriseerd via de app op het toestel van de consument. De consument vordert terugbetaling van het bedrag. De commissie oordeelt dat sprake is van een geautoriseerde betaling en wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie stelt dat de consument moet aantonen dat hij de betaling niet heeft goedgekeurd. ICS hoeft slechts aan te tonen dat de betaling technisch correct is verlopen via de app. Er wordt geen ruimte geboden voor de mogelijkheid van misbruik van het toestel of ongeautoriseerde toegang. Dit leidt tot een eenzijdige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de contractuele voorwaarden van ICS en de werking van de app. Er is geen toetsing aan de PSD2-richtlijn, het Burgerlijk Wetboek of aan zorgplichtnormen. Ook wordt niet onderzocht of de bank had moeten signaleren dat het om een ongebruikelijke of verdachte transactie ging.

3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat hij de betaling niet heeft verricht en dat mogelijk sprake is van misbruik van zijn toestel. De commissie onderzoekt dit niet inhoudelijk en accepteert het standpunt van ICS. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals bescherming tegen misleiding, redelijkheid en billijkheid of het recht op effectieve schadebeperking. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie ICS mag zich beroepen op de technische werking van de app, zonder dat wordt onderzocht of de consument onder valse voorwendselen heeft gehandeld of of zijn toestel mogelijk is gecompromitteerd. De consument wordt verweten dat hij onvoldoende aantoont waarom de betaling ongeautoriseerd was, zonder dat zijn verklaringen inhoudelijk worden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De motivering is summier. De commissie stelt dat de betaling geautoriseerd is, maar legt niet uit waarom de mogelijkheid van misbruik van de app of het toestel geen invloed heeft op de rechtsgeldigheid van de toestemming. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van ICS en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de dienstverlener zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0286 bevestigt een patroon waarin technische autorisatie via een app als doorslaggevend wordt beschouwd, zonder toetsing aan bredere juridische normen of aan de mogelijkheid van misbruik. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl ICS zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.

Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0284 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consumenten sloten via het Nationaal Warmtefonds een lening af voor de levering en montage van zonnepanelen. De factuur werd door het Warmtefonds betaald aan de leverancier, maar vóór levering ging de leverancier failliet. De consumenten stellen dat het Warmtefonds haar zorgplicht heeft geschonden door de factuur te betalen zonder te controleren of de werkzaamheden waren uitgevoerd, en door geen onderzoek te doen naar de betrouwbaarheid van de leverancier. Zij vorderen ongedaanmaking van de lening en terugbetaling van reeds betaalde bedragen. De commissie wijst de vorderingen af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie stelt dat het Warmtefonds mocht vertrouwen op de door de leverancier aangeleverde factuur. De consumenten moeten aantonen dat het fonds onzorgvuldig heeft gehandeld, terwijl het fonds slechts hoeft te wijzen op haar standaardprocedure. Dit leidt tot een asymmetrische bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing Er is geen toetsing aan het Burgerlijk Wetboek (bijvoorbeeld art. 6:74 BW over wanprestatie of art. 6:248 BW over redelijkheid en billijkheid). De commissie beperkt zich tot de contractuele bepalingen over het bouwdepot, zonder bredere juridische afweging over zorgplicht of risicobeheersing.

3. Gelijke procespositie De consumenten voeren aan dat zij geen invloed hadden op de betaling en dat zij zijn benadeeld door het handelen van het fonds. De commissie erkent dit, maar biedt geen inhoudelijke beoordeling van de machtsverhouding of de mogelijkheid tot contra-expertise. De bank wordt niet aangesproken op haar rol als intermediair tussen consument en leverancier.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals bescherming tegen misleiding, redelijkheid en billijkheid of het recht op effectieve schadebeperking. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie Het Warmtefonds mag zich beroepen op haar standaardproces, zonder dat wordt onderzocht of dit in de praktijk voldoende bescherming biedt. De consumenten worden verweten dat zij onvoldoende bewijs leveren van onzorgvuldig handelen, zonder dat hun verklaringen inhoudelijk worden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De motivering is summier. De commissie stelt dat het fonds mocht vertrouwen op de factuur, maar legt niet uit waarom geen verificatie van levering vereist was. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van het Warmtefonds en het afwijzen van de consumenten zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de kredietverstrekker zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0284 bevestigt een patroon waarin kredietverstrekkers geen verantwoordelijkheid dragen voor de risico's van failliete leveranciers, zelfs wanneer zij zelf de betaling verrichten. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl het fonds zonder diepgaande toetsing wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0280 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument had sinds 1977 een reguliere betaalrekening én een Extra BetaalRekening bij Coöperatieve Rabobank U.A. Op 12 juli 2024 ontving hij bericht dat de Extra BetaalRekening per 1 oktober 2024 zou worden beëindigd, tenzij hij deze vóór 15 september zou omzetten naar een Rabo BasisPakket. De consument wilde de automatische incasso's van de Extra BetaalRekening overzetten naar zijn reguliere rekening, maar de bank weigerde een interne overstapservice aan te bieden. De consument vorderde dat de bank deze service alsnog zou leveren. De commissie oordeelt dat de bank de rekening mocht beëindigen en geen verplichting had tot het aanbieden van een interne overstapservice. De vordering wordt afgewezen.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat de bank onzorgvuldig heeft gehandeld door geen overstapservice aan te bieden. De bank hoeft slechts te verwijzen naar haar beleid en de voorwaarden. Er wordt geen onderzoek gedaan naar de feitelijke impact op de consument. Dit leidt tot een asymmetrische bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de contractuele vrijheid van de bank om rekeningen te beëindigen. Er is geen toetsing aan het Burgerlijk Wetboek (zoals art. 6:248 BW over redelijkheid en billijkheid) of aan zorgplichtbeginselen. Ook wordt niet onderzocht of de bank in redelijkheid een interne overstapservice had moeten aanbieden.

3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat hij tientallen incasso's handmatig moest omzetten en dat dit onnodige administratieve lasten met zich meebracht. De commissie erkent dit, maar biedt geen inhoudelijke beoordeling van de redelijkheid van deze last. De bank wordt niet aangesproken op haar maatschappelijke verantwoordelijkheid of klantgerichtheid.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals redelijkheid, billijkheid of het recht op toegang tot essentiële financiële diensten. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op het feit dat de overstapservice alleen geldt bij overstap naar een andere bank. De consument wordt verweten dat hij geen recht heeft op een interne service, zonder dat wordt onderzocht of dit in strijd is met beginselen van klantbelang of proportionaliteit.

6. Transparantie van de redenering De motivering is summier. De commissie stelt dat de bank mocht beëindigen en geen verplichting had tot interne overstapservice, maar legt niet uit waarom dit redelijk is in het licht van de langdurige klantrelatie en de praktische gevolgen. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de bank zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0280 bevestigt een patroon waarin banken ruime vrijheid krijgen om producten te beëindigen zonder toetsing aan redelijkheid of klantbelang. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0278 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument is slachtoffer geworden van bankhelpdeskfraude. Op 24 januari 2024 werd hij telefonisch benaderd door iemand die zich voordeed als medewerker van ING. Op instructie van deze persoon installeerde hij Anydesk, waarna een nieuw apparaat werd gekoppeld aan zijn bunq-account. Vervolgens werden tussen 14:58 en 15:05 uur meerdere transacties verricht, waarbij in totaal €12.557,- werd afgeschreven. Slechts een klein deel kon worden veiliggesteld. De consument vordert schadevergoeding van bunq. De commissie oordeelt dat sprake was van sterke cliëntauthenticatie en dat de consument grof nalatig heeft gehandeld. De vordering wordt afgewezen.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie stelt dat de consument zelf het nieuwe apparaat heeft gekoppeld en de beveiligingscode heeft ingevoerd. De consument moet bewijzen dat hij is misleid, terwijl de bank slechts hoeft te wijzen op technische autorisatie. Dit leidt tot een eenzijdige en voor de consument nadelige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing Er is geen toetsing aan de PSD2-richtlijn, het Burgerlijk Wetboek of zorgplichtnormen. De commissie beperkt zich tot de vraag of de transacties technisch geautoriseerd waren en of sprake was van grove nalatigheid, zonder bredere juridische afweging over misleiding, gedragsbeïnvloeding of detectieplicht.

3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat hij is misleid door een overtuigend telefoongesprek en dat hij handelde in paniek. De commissie erkent dit, maar biedt geen inhoudelijke beoordeling van de omstandigheden of de redelijkheid van zijn handelen. De bank wordt niet aangesproken op detectie of coulance.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals bescherming tegen misleiding, redelijkheid en billijkheid of het recht op effectieve schadebeperking. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op technische autorisatie en het gebruik van de beveiligingscode, zonder dat wordt onderzocht of de consument onder valse voorwendselen handelde. De consument wordt verweten dat hij onvoldoende aantoont waarom de bank aansprakelijk zou zijn, zonder dat zijn verklaringen inhoudelijk worden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat sprake was van sterke cliëntauthenticatie en grove nalatigheid, maar motiveert niet waarom de specifieke omstandigheden van misleiding geen invloed hebben op de rechtsgeldigheid van de toestemming. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de bank zwaarder laat wegen dan die van een misleid slachtoffer.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0278 bevestigt een patroon waarin technische autorisatie en het begrip "grove nalatigheid" doorslaggevend zijn, zonder toetsing aan bredere juridische normen of gedragspsychologische inzichten. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.

Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0271 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument had sinds januari 2012 een doorlopend krediet bij Santander Consumer Finance S.A. met een kredietlimiet van €11.000,- en een variabele rente van 5,9%. Gedurende de looptijd is de rente nooit aangepast. Op 7 mei 2018 werd het krediet volledig afgelost. De consument vordert terugbetaling van te veel betaalde rente, met een beroep op eerdere uitspraken van de Commissie van Beroep van Kifid over renteberekening bij doorlopende kredieten. Santander betwist de vordering en stelt dat het beoordelingskader van Kifid onjuist is. De commissie wijst de vordering toe.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De consument hoeft niet zelfstandig aan te tonen dat hij te veel rente heeft betaald, omdat de Commissie van Beroep eerder heeft vastgesteld dat kredietverstrekkers hun rente onvoldoende hebben aangepast aan marktomstandigheden. De bewijslast ligt in dit geval bij de bank om aan te tonen dat haar rentebeleid wél marktconform was. Dit is een uitzondering op het patroon van asymmetrische bewijslast.

2. Actieve juridische toetsing De commissie volgt het beoordelingskader van de Commissie van Beroep en toetst actief aan de zorgplicht en redelijkheid van het rentebeleid. Er is sprake van een inhoudelijke juridische toetsing aan de hand van eerdere precedenten binnen Kifid.

3. Gelijke procespositie De consument wordt in zijn klacht serieus genomen en zijn argumentatie wordt inhoudelijk gewogen. Santander krijgt gelegenheid tot verweer, maar haar bezwaren tegen de Kifid-lijn worden verworpen. Er is sprake van een evenwichtige procespositie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving De commissie past impliciet het beginsel van redelijkheid en billijkheid toe en erkent het belang van bescherming tegen ondoorzichtig rentebeleid. Hoewel de AVG en het EVRM niet expliciet worden genoemd, is de benadering in lijn met consumentenbescherming.

5. Ongelijkheid in argumentatie In tegenstelling tot veel andere uitspraken wordt hier wél kritisch gekeken naar het verweer van de bank. De argumenten van Santander over civiele rechtspraak worden verworpen ten gunste van de Kifid-lijn. Dit duidt op een meer evenwichtige benadering.

6. Transparantie van de redenering De commissie verwijst expliciet naar eerdere uitspraken van de Commissie van Beroep en motiveert waarom zij deze lijn volgt. De redenering is navolgbaar en controleerbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid In deze uitspraak is geen sprake van partijdigheid. De commissie volgt een consistente lijn in het voordeel van de consument, gebaseerd op eerdere bindende uitspraken van haar eigen beroepsinstantie.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0271 vormt een positieve uitzondering op het patroon van afwijzingen. De commissie erkent dat de consument te veel rente heeft betaald en volgt de lijn van de Commissie van Beroep. De uitspraak getuigt van actieve toetsing, evenwichtige bewijswaardering en transparante motivering. Dit is een voorbeeld van hoe het klachtenstelsel wél kan functioneren in het voordeel van de consument.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.

Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0270 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument woonde sinds december 2021 in Kenia en stond ingeschreven als niet-ingezetene (RNI). Zij hield een betaal- en spaarrekening aan bij ABN AMRO Bank N.V. en stuurde een expatverklaring waarin zij aangaf tijdelijk in Kenia te verblijven voor vrijwilligerswerk en als zelfstandig relatiecoach. De bank accepteerde deze verklaring niet per e-mail en besloot uiteindelijk de bankrelatie te beëindigen. De consument vorderde herstel van de rekening of het openen van een nieuwe basisbetaalrekening, omdat zij als Nederlandse behoefte had aan een Nederlandse bankrekening. De commissie oordeelt dat de opzegging niet onaanvaardbaar is en dat de bank niet verplicht is een nieuwe rekening aan te bieden. De vorderingen worden afgewezen.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat de opzegging onredelijk is. De bank hoeft slechts te verwijzen naar haar landenbeleid en het ontbreken van een wettelijke verplichting. Er wordt geen onderzoek gedaan naar de proportionaliteit van de maatregel of de feitelijke omstandigheden van de consument. Dit leidt tot een eenzijdige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de algemene bankvoorwaarden en stelt dat de bank contractsvrijheid heeft. Er is geen toetsing aan het EVRM (recht op toegang tot financiële diensten), de AVG of het Burgerlijk Wetboek (zoals art. 6:248 BW over redelijkheid en billijkheid). Ook het non-discriminatiebeginsel wordt niet besproken.

3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat zij als Nederlandse zonder vaste verblijfplaats in Nederland toch behoefte heeft aan een Nederlandse rekening. De commissie erkent dit belang, maar biedt geen inhoudelijke beoordeling van de praktische gevolgen van uitsluiting. De bank wordt niet aangesproken op haar maatschappelijke verantwoordelijkheid of op alternatieven.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals toegang tot essentiële diensten, redelijkheid of het recht op financiële inclusie. De commissie stelt dat de bank niet verplicht is een basisbetaalrekening aan te bieden aan een niet-ingezetene, maar onderzoekt niet of dit in strijd is met Europese richtlijnen of maatschappelijke zorgplichten.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op haar landenbeleid en het ontbreken van een wettelijke verplichting, zonder dat wordt onderzocht of dit beleid proportioneel is of uitzonderingen kent. De consument wordt verweten dat zij geen recht heeft op een rekening, zonder dat haar persoonlijke situatie wordt meegewogen.

6. Transparantie van de redenering De motivering is summier. De commissie stelt dat de opzegging "niet onaanvaardbaar" is, maar legt niet uit waarom het belang van de consument niet zwaarder weegt of waarom geen lichtere maatregel (zoals een basisrekening met beperkingen) is overwogen. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de bank zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op toegang tot haar eigen financiële middelen.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0270 bevestigt een patroon waarin banken ruime vrijheid krijgen om rekeningen van niet-ingezetenen te beëindigen, zonder toetsing aan proportionaliteit, redelijkheid of fundamentele rechten. De consument wordt uitgesloten van het Nederlandse betalingsverkeer, terwijl de bank zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.

Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0268 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument werd op 19 april 2024 telefonisch benaderd door iemand die zich voordeed als medewerker van ABN AMRO Bank N.V. Deze persoon beweerde dat er een datalek was bij Bitvavo en dat de bankrekening van de consument moest worden gecontroleerd. De consument werd ertoe gebracht Anydesk te installeren, waarna hij via een nagemaakte bankomgeving enkele handelingen verrichtte met zijn identifier, zogenaamd om betalingen te blokkeren. In werkelijkheid werden er vier overboekingen gedaan van zijn betaalrekening naar zijn eigen rekening bij Bitvavo, voor een totaalbedrag van €12.000,-. De consument vordert vergoeding van de schade. De commissie wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie stelt dat de consument de transacties zelf heeft geautoriseerd met zijn identifier. De consument moet aantonen dat hij is misleid, terwijl de bank slechts hoeft te wijzen op technische autorisatie. Er wordt geen ruimte geboden voor de mogelijkheid van manipulatie of gedragsbeïnvloeding. Dit leidt tot een eenzijdige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing Er is geen toetsing aan de PSD2-richtlijn, het Burgerlijk Wetboek of zorgplichtnormen. De commissie beperkt zich tot de vraag of de transacties technisch geautoriseerd waren, zonder bredere juridische afweging over misleiding, gedragspsychologie of detectieplicht.

3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat hij handelde onder druk en misleiding, maar de commissie onderzoekt dit niet inhoudelijk. De bank wordt niet aangesproken op haar detectiecapaciteit of op de vraag of zij had kunnen ingrijpen bij ongebruikelijke transacties. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals bescherming tegen misleiding, redelijkheid en billijkheid of het recht op effectieve schadebeperking. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op technische autorisatie, zonder dat wordt onderzocht of de consument onder valse voorwendselen handelde. De consument wordt verweten dat hij onvoldoende aantoont waarom de bank aansprakelijk zou zijn, zonder dat zijn verklaringen inhoudelijk worden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de consument "zelf de betalingen heeft geautoriseerd", maar motiveert niet waarom misleiding geen invloed heeft op de rechtsgeldigheid van die toestemming. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de bank zwaarder laat wegen dan die van een misleid slachtoffer.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0268 bevestigt het patroon waarin technische autorisatie als doorslaggevend wordt beschouwd, zonder toetsing aan bredere juridische normen of gedragspsychologische inzichten. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.

Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0265 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument heeft met zijn bunq-creditcard betalingen verricht die volgens hem betrekking hadden op cosmetica-aankopen. Kort daarna diende hij bij bunq chargebackverzoeken in, omdat hij de producten niet had ontvangen. Bunq wees deze verzoeken af, met als reden dat de transacties in werkelijkheid betrekking hadden op cryptotransacties. Volgens de voorwaarden van bunq en Mastercard is er dan geen verplichting tot terugboeking. De consument vordert alsnog schadevergoeding. De commissie oordeelt dat bunq niet verplicht was om de chargebacks uit te voeren en wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat de transacties betrekking hadden op cosmetica en dat hij is misleid. Bunq hoeft slechts te stellen dat het om crypto ging en dat chargebackvoorwaarden dan niet van toepassing zijn. Er is geen ruimte voor contra-expertise of verificatie van de transactiecontext. Dit leidt tot een asymmetrische bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de Mastercard Chargeback Terms en de algemene voorwaarden van bunq. Er is geen toetsing aan het Burgerlijk Wetboek, de PSD2-richtlijn of aan zorgplichtnormen. Ook wordt niet onderzocht of sprake is van misleiding of oneigenlijke beïnvloeding.

3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat hij dacht cosmetica te kopen, maar dit wordt niet inhoudelijk onderzocht. De bank wordt niet aangesproken op haar plicht om verdachte transacties te signaleren of op haar rol in het faciliteren van crypto-gerelateerde betalingen. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals bescherming tegen misleiding, redelijkheid en billijkheid of het recht op effectieve schadebeperking. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie Bunq mag zich beroepen op de kwalificatie "cryptotransactie" zonder dat wordt onderzocht of de consument dit wist of kon weten. De consument wordt verweten dat hij onvoldoende bewijs levert, terwijl hij afhankelijk is van de informatievoorziening van de bank en de verkoper.

6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat bunq "geen misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid", maar motiveert niet waarom de chargebackverzoeken niet op inhoudelijke gronden zijn onderzocht. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van bunq en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de bank zwaarder laat wegen dan die van een mogelijk misleid slachtoffer.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0265 bevestigt een patroon waarin banken zich kunnen beroepen op technische kwalificaties van transacties (zoals "crypto") om chargebacks te weigeren, zonder toetsing aan redelijkheid, transparantie of consumentenbescherming. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.

Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0261 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument had een betaalrekening en creditcard bij Coöperatieve Rabobank U.A. Vanaf juni 2023 ontstond een ongeoorloofde roodstand op de betaalrekening, veroorzaakt door creditcardafschrijvingen. Op 14 oktober 2023 registreerde de bank een A-codering (achterstand) bij het Bureau Kredietregistratie (BKR). De achterstand werd op 23 februari 2024 volledig ingelost. De consument vordert verwijdering van de BKR-registratie, omdat hij inmiddels financieel stabiel is en de registratie hem belemmert in zijn dagelijks leven en toekomstplannen. De commissie wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat zijn belang bij verwijdering zwaarder weegt dan het belang van de bank bij handhaving. De bank hoeft slechts te wijzen op de feitelijke achterstand en haar belang bij risicobeheersing. Er is geen toetsing van de proportionaliteit van de registratie in het licht van de huidige situatie van de consument.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan het Algemeen Reglement CKI en stelt dat de registratie terecht is geplaatst. Er is geen toetsing aan het EVRM, de AVG, of aan het proportionaliteitsbeginsel zoals ontwikkeld in civiele rechtspraak (bijv. HR 3 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1515).

3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat hij inmiddels schuldenvrij is, thuis woont, geen vaste lasten heeft en een stabiel inkomen geniet. De commissie erkent dit, maar weegt het niet op inhoudelijke wijze af tegen het belang van de bank. De bank wordt niet aangesproken op haar plicht tot herbeoordeling of op de duur van de registratie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, het recht op rehabilitatie of het recht op toegang tot krediet. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing, ondanks de impact van de registratie op het maatschappelijk functioneren van de consument.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op de formele juistheid van de registratie, zonder dat wordt onderzocht of de consument inmiddels in een andere risicocategorie valt. De consument wordt verweten dat hij onvoldoende aantoont waarom verwijdering gerechtvaardigd is, zonder dat zijn persoonlijke omstandigheden inhoudelijk worden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat het belang van de bank zwaarder weegt, maar motiveert niet waarom dit in dit specifieke geval proportioneel is. Er wordt geen afweging gemaakt tussen de ernst van de achterstand, de duur van de registratie en de actuele situatie van de consument. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de bank zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op financiële rehabilitatie.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0261 bevestigt een patroon waarin BKR-registraties worden gehandhaafd zonder toetsing aan proportionaliteit, actuele omstandigheden of fundamentele rechten. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.

Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0260 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument had een Flexibel Hypotheek Krediet met variabele rente bij ABN AMRO Bank N.V. In het kader van de compensatieregeling voor te veel betaalde rente op doorlopende kredieten (zoals vastgesteld in eerdere Kifid-uitspraken) ontving hij op 4 november 2023 een compensatievoorstel van €4.333,99. In het voorstel stond dat dit bedrag eerst in mindering zou worden gebracht op een eventueel openstaand saldo. De consument tekende het voorstel op 27 november 2023, maar vorderde later dat het bedrag aan hem zou worden uitgekeerd in plaats van verrekend. De commissie wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De consument stelt dat hij het bedrag had moeten ontvangen, maar heeft ingestemd met het voorstel waarin expliciet staat dat verrekening met het openstaande krediet plaatsvindt. De bewijslast ligt bij de consument om aan te tonen dat hij desondanks recht heeft op uitbetaling. De bank hoeft slechts te verwijzen naar het ondertekende voorstel. Dit leidt tot een formeel correcte, maar voor de consument nadelige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de tekst van het compensatievoorstel en de contractuele afspraken. Er is geen toetsing aan het Burgerlijk Wetboek (bijvoorbeeld art. 6:248 BW over redelijkheid en billijkheid) of aan beginselen van consumentenbescherming. Ook wordt niet onderzocht of de consument het voorstel onder onjuiste veronderstellingen heeft ondertekend.

3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat hij het bedrag wilde ontvangen en dat hij zich niet bewust was van de verrekening. De commissie erkent dit niet als grond voor afwijking van het voorstel. De bank wordt niet aangesproken op haar informatieplicht of op de begrijpelijkheid van het voorstel. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals transparantie, redelijkheid of het recht op duidelijke informatie. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing, ondanks de impact van de verrekening op de financiële positie van de consument.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op het ondertekende voorstel, zonder dat wordt onderzocht of de consument dit voorstel voldoende heeft begrepen of of sprake was van miscommunicatie. De consument wordt verweten dat hij akkoord is gegaan, zonder dat zijn verklaringen inhoudelijk worden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de bank mocht verrekenen op basis van het voorstel, maar motiveert niet waarom geen ruimte is voor afwijking op grond van redelijkheid of bijzondere omstandigheden. De redenering is juridisch correct, maar maatschappelijk onbevredigend.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument op formele gronden, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de bank zwaarder laat wegen dan het belang van de consument bij financiële compensatie.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0260 bevestigt een patroon waarin formele instemming met een compensatievoorstel zwaarder weegt dan de redelijkheid van de uitkomst. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder diepgaande toetsing wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk en evenwichtig proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.

Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0258 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument had sinds 2001 een doorlopend krediet bij Defam B.V., met een kredietlimiet van €20.420,11 en een variabele rente. In 2023 vroeg hij om toepassing van de compensatieregeling voor te veel betaalde rente. Defam liet weten dat hij niet in aanmerking kwam voor vergoeding. De consument beklaagde zich bij Kifid over de berekening, de communicatie daarover én stelde tijdens de procedure dat er sprake was van overkreditering bij het aangaan van het krediet en bij een opname in 2008. De commissie oordeelt dat de compensatieberekening correct is en dat overkreditering niet is komen vast te staan. De vorderingen worden afgewezen.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat sprake was van overkreditering en dat de compensatieberekening onjuist is. Defam hoeft slechts haar interne berekening te overleggen. Er wordt geen onafhankelijke toetsing gedaan van de kredietwaardigheidstoets in 2001 of 2008. Dit leidt tot een asymmetrische bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de compensatieregeling van Defam en stelt dat deze correct is toegepast. Er is geen toetsing aan het Burgerlijk Wetboek (zoals art. 7:17 BW over conformiteit of art. 6:248 BW over redelijkheid en billijkheid) of aan zorgplichtnormen bij kredietverstrekking.

3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat hij destijds onvoldoende draagkracht had voor het krediet. De commissie erkent dit niet als grond voor herbeoordeling en stelt dat onvoldoende is onderbouwd dat sprake was van overkreditering. De bank wordt niet aangesproken op haar onderzoeksplicht of op de zorgvuldigheid van haar acceptatiebeleid.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals bescherming tegen overkreditering, transparantie of het recht op duidelijke informatie. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie Defam mag zich beroepen op haar interne compensatieregeling en stelt dat de consument niet in aanmerking komt, zonder dat wordt onderzocht of de regeling zelf redelijk is. De consument wordt verweten dat hij onvoldoende bewijs levert, zonder dat zijn verklaringen inhoudelijk worden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de berekening correct is en dat overkreditering niet is aangetoond, maar motiveert niet waarom geen nader onderzoek is gedaan naar de kredietwaardigheidstoets van 2001 en 2008. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van Defam en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de kredietverstrekker zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0258 bevestigt een patroon waarin compensatieverzoeken en klachten over overkreditering worden afgewezen op basis van formele criteria, zonder toetsing aan bredere juridische normen of zorgplichtbeginselen. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl Defam zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.

Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0257 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument had bij Santander Consumer Finance S.A. twee doorlopende kredieten:

  • Krediet 1: afgesloten op 28 juni 2007, limiet €45.000,-, afgelost op 17 maart 2009.

  • Krediet 2: afgesloten op 12 oktober 2011, limiet €27.500,-, afgelost op 15 oktober 2020.

De consument vorderde terugbetaling van te veel betaalde rente, vermeerderd met wettelijke rente, op basis van eerdere uitspraken van de Commissie van Beroep van Kifid over rentebeleid bij doorlopende kredieten. Santander betwistte de vordering, maar de consument stemde in met de door Santander overgelegde berekeningen. De commissie wijst de vordering toe.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling In tegenstelling tot veel andere zaken ligt de bewijslast hier bij de bank. Santander moet aantonen dat haar rentebeleid marktconform was. Omdat zij dit niet overtuigend kan onderbouwen, wordt de vordering toegewezen. Dit is een uitzondering op het gebruikelijke patroon van asymmetrische bewijslast.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst actief aan de lijn van de Commissie van Beroep en erkent dat Santander haar rente onvoldoende heeft aangepast aan marktomstandigheden. Er is sprake van inhoudelijke toetsing aan zorgplicht en redelijkheid.

3. Gelijke procespositie De consument wordt vertegenwoordigd door een gemachtigde en zijn argumenten worden inhoudelijk gewogen. Santander krijgt gelegenheid tot verweer, maar haar bezwaren tegen de Kifid-lijn worden verworpen. Er is sprake van een evenwichtige procespositie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving De commissie past impliciet het beginsel van redelijkheid en billijkheid toe. Hoewel de AVG en het EVRM niet expliciet worden genoemd, sluit de benadering aan bij consumentenbescherming.

5. Ongelijkheid in argumentatie In deze zaak is juist géén sprake van ongelijkheid: de argumenten van Santander worden kritisch beoordeeld en verworpen. De consument wordt in het gelijk gesteld.

6. Transparantie van de redenering De commissie verwijst expliciet naar eerdere uitspraken van de Commissie van Beroep en motiveert waarom zij deze lijn volgt. De redenering is helder, navolgbaar en controleerbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid In deze uitspraak is geen sprake van partijdigheid. De commissie volgt een consistente lijn in het voordeel van de consument, gebaseerd op bindende precedenten.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0257 is een positieve uitzondering binnen het klachtenlandschap. De commissie erkent dat de consument te veel rente heeft betaald en volgt de lijn van de Commissie van Beroep. De uitspraak getuigt van actieve toetsing, evenwichtige bewijswaardering en transparante motivering. Dit is een voorbeeld van hoe het klachtenstelsel wél kan functioneren in het voordeel van de consument.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.

Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0250 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consumenten hadden al jarenlang producten bij ABN AMRO Bank N.V. en werden vanaf 2018 herhaaldelijk verzocht om een onbewerkte kopie van hun identiteitsbewijs aan te leveren. Zij stuurden echter een bewerkte kopie in, waarbij bepaalde gegevens waren afgeschermd. De bank accepteerde dit niet en bleef aandringen op een volledige kopie. De consumenten vorderden dat de bank genoegen zou nemen met een bewerkte versie en eisten daarnaast een immateriële schadevergoeding van €4.850,-. De commissie oordeelt dat de bank op grond van wetgeving bevoegd is om een onbewerkte kopie te eisen en wijst de vorderingen af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De consumenten moeten aantonen dat de bank onterecht een onbewerkte kopie eist. De bank hoeft slechts te verwijzen naar haar wettelijke verplichtingen onder de Wwft (Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme). Er wordt geen ruimte geboden voor alternatieve interpretaties of proportionaliteitsafwegingen. Dit leidt tot een eenzijdige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de Wwft en stelt dat de bank verplicht is een volledige kopie te bewaren. Er is geen toetsing aan de AVG, het EVRM, of aan het proportionaliteitsbeginsel. Ook wordt niet onderzocht of de bank had kunnen volstaan met een visuele controle of een afgeschermde versie.

3. Gelijke procespositie De consumenten voeren aan dat zij uit privacyoverwegingen geen volledige kopie willen verstrekken. De commissie erkent dit standpunt, maar biedt geen inhoudelijke beoordeling van de redelijkheid daarvan. De bank wordt niet aangesproken op haar informatieplicht of op het bieden van alternatieven.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan privacyrechten onder de AVG, noch aan het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. De commissie stelt dat de bank mag eisen wat de wet voorschrijft, zonder toetsing aan de beginselen van dataminimalisatie of doelbinding.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op haar interpretatie van de Wwft, zonder dat wordt onderzocht of deze interpretatie proportioneel is. De consumenten worden verweten dat zij niet meewerken, zonder dat hun bezwaren inhoudelijk worden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de bank "bevoegd" is om een volledige kopie te eisen, maar motiveert niet waarom geen alternatieve identificatiemethoden zijn overwogen. De redenering is juridisch formeel, maar maatschappelijk onbevredigend.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consumenten zonder juridische onderbouwing van hun privacybelang, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de bank zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0250 bevestigt een patroon waarin banken ruime interpretatievrijheid krijgen bij klantidentificatie, zonder toetsing aan privacyrechten of proportionaliteit. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk en evenwichtig proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.

Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0244 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument deed een beroep op zijn doorlopende reisverzekering bij Avéro Achmea, nadat bijna alle bagage werd gestolen uit een gehuurde MPV in een beveiligde parkeergarage in Barcelona. De MPV had geblindeerde ramen en stond met de achterzijde strak tegen een muur geparkeerd. De verzekeraar (via gevolmachtigde Voogd & Voogd) weigerde dekking op grond van artikel 3.3 lid 3 van de voorwaarden, stellend dat sprake was van een "bestelbus" waarin bagage niet uit het zicht lag. De consument betwistte dit en stelde dat er geen causaal verband was tussen de zichtbaarheid van de bagage en de inbraak. De commissie wijst de vordering toe.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De verzekeraar stelt dat sprake is van een bestelbus en dat de bagage zichtbaar was. De consument betwist dit en voert aan dat de MPV geblindeerde ramen had en dat de dieven via scanning wisten dat er elektronica aanwezig was. De commissie stelt vast dat de verzekeraar het ontbreken van causaal verband niet heeft betwist. Daarmee verschuift de bewijslast in het voordeel van de consument.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst actief aan de verzekeringsvoorwaarden én aan het vereiste van causaal verband. Zij oordeelt dat artikel 3.3 lid 3 niet van toepassing is, omdat geen sprake is van een bestelbus en omdat de inbraak niet is veroorzaakt door zichtbare bagage. Dit getuigt van een inhoudelijke en juridisch onderbouwde toetsing.

3. Gelijke procespositie Beide partijen hebben schriftelijk hun standpunten toegelicht. De commissie beoordeelt de argumenten inhoudelijk en volgt de redenering van de consument waar de verzekeraar onvoldoende onderbouwing biedt. Er is sprake van een evenwichtige procespositie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Hoewel de AVG en het EVRM niet expliciet worden genoemd, past de commissie impliciet het redelijkheids- en proportionaliteitsbeginsel toe. De consument wordt beschermd tegen een te strikte uitleg van uitsluitingsclausules.

5. Ongelijkheid in argumentatie De commissie accepteert niet zonder meer het beroep van de verzekeraar op de voorwaarden. Zij verlangt een onderbouwing van het causaal verband en wijst op het ontbreken daarvan. Dit duidt op een evenwichtige en kritische benadering.

6. Transparantie van de redenering De motivering is helder: de commissie legt uit waarom geen sprake is van een bestelbus en waarom het ontbreken van causaal verband doorslaggevend is. De redenering is controleerbaar en navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid In deze uitspraak is geen sprake van partijdigheid. De commissie volgt een redelijke interpretatie van de voorwaarden en stelt de consument in het gelijk op basis van feitelijke en juridische gronden.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0244 is een voorbeeld van actieve toetsing en evenwichtige bewijswaardering. De commissie erkent dat uitsluitingsclausules niet zonder meer mogen worden toegepast en dat causaal verband essentieel is. De consument wordt beschermd tegen een te formele uitleg van de voorwaarden. De uitspraak voldoet aan de eisen van een eerlijk proces en versterkt het vertrouwen in het klachtenstelsel.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0243 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument had sinds 2005 een kredietfaciliteit bij Van Lanschot Kempen N.V., die in 2010 werd verhoogd naar €10.000,-. In 2021 werd hij persoonlijk failliet verklaard na het faillissement van zijn vennootschappen. De bank zegde het krediet op en registreerde een bijzonderheidscode 2 (opeising) en later een code 3 (schuldregeling) bij het BKR. De consument vorderde verwijdering van deze registraties, stellend dat hij inmiddels schuldenvrij is en dat de registraties hem disproportioneel belemmeren. De commissie wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat zijn belang bij verwijdering zwaarder weegt dan het belang van de bank bij handhaving. De bank hoeft slechts te wijzen op de feitelijke juistheid van de registratie. Er wordt geen diepgaande toetsing gedaan van de proportionaliteit of actualiteit van de registratie. Dit leidt tot een eenzijdige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan het CKI-reglement van het BKR. Er is geen toetsing aan het EVRM, de AVG, of aan het proportionaliteitsbeginsel zoals ontwikkeld in civiele rechtspraak (bijv. HR 3 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1515). Ook wordt niet onderzocht of de registratie nog actueel en noodzakelijk is.

3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat hij inmiddels schuldenvrij is en dat de registratie hem belemmert in zijn dagelijks leven. De commissie erkent dit, maar weegt het niet inhoudelijk af tegen het belang van de bank. De bank wordt niet aangesproken op haar plicht tot herbeoordeling of op de duur van de registratie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, het recht op rehabilitatie of het recht op toegang tot krediet. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing, ondanks de impact van de registratie op het maatschappelijk functioneren van de consument.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op de formele juistheid van de registratie, zonder dat wordt onderzocht of de consument inmiddels in een andere risicocategorie valt. De consument wordt verweten dat hij onvoldoende aantoont waarom verwijdering gerechtvaardigd is, zonder dat zijn persoonlijke omstandigheden inhoudelijk worden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat het belang van de bank zwaarder weegt, maar motiveert niet waarom dit in dit specifieke geval proportioneel is. Er wordt geen afweging gemaakt tussen de ernst van de achterstand, de duur van de registratie en de actuele situatie van de consument. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de bank zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op financiële rehabilitatie.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0243 bevestigt een patroon waarin BKR-registraties worden gehandhaafd zonder toetsing aan proportionaliteit, actuele omstandigheden of fundamentele rechten. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0236 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consumenten ontdekten dat op 15 april 2024 een nieuw apparaat (iPhone) was gekoppeld aan hun betaalrekening bij ABN AMRO Bank N.V.. Enkele weken later vonden er onbekende transacties plaats: twee overboekingen van €240,02 en een online betaling van €1.199,-. De consumenten stellen dat zij deze transacties niet hebben uitgevoerd en dat zij geen nieuw apparaat hebben gekoppeld. Zij vorderen terugbetaling van het schadebedrag. De bank weigert vergoeding, stellend dat de transacties technisch correct zijn geautoriseerd. De commissie wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie stelt dat de consumenten onvoldoende hebben aangetoond hoe derden toegang hebben gekregen tot hun rekening. De bank hoeft slechts te wijzen op de technische autorisatie via de gekoppelde iPhone. Er is geen ruimte voor contra-expertise of gedragsanalyse. Dit leidt tot een eenzijdige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de contractuele voorwaarden en het informatieblad van de bank. Er is geen toetsing aan de PSD2-richtlijn, het Burgerlijk Wetboek of zorgplichtnormen. Ook wordt niet onderzocht of de bank had kunnen signaleren dat sprake was van een frauduleuze koppeling.

3. Gelijke procespositie De consumenten voeren aan dat zij geen nieuw apparaat hebben gekoppeld en dat zij slachtoffer zijn van fraude. De commissie erkent dit, maar biedt geen inhoudelijke beoordeling van de mogelijkheid van social engineering of technische manipulatie. De bank wordt niet aangesproken op detectiecapaciteit of meldingsplicht.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals bescherming tegen misleiding, redelijkheid en billijkheid of het recht op effectieve schadebeperking. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op technische autorisatie, zonder dat wordt onderzocht of de koppeling van het apparaat onder valse voorwendselen heeft plaatsgevonden. De consumenten worden verweten dat zij onvoldoende verklaren hoe de fraude is ontstaan, zonder dat hun kwetsbaarheid of situatie wordt meegewogen.

6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de consumenten "onvoldoende inzicht hebben gegeven" in de gang van zaken, maar motiveert niet waarom dit doorslaggevend is of waarom geen nader onderzoek is vereist. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consumenten zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de bank zwaarder laat wegen dan die van een mogelijk misleid slachtoffer.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0236 bevestigt het patroon waarin technische autorisatie als doorslaggevend wordt beschouwd, zonder toetsing aan bredere juridische normen of gedragspsychologische inzichten. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0235 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument werd door ABN AMRO Bank N.V. geregistreerd in het Incidentenregister en het Externe Verwijzingsregister (EVR), omdat hij volgens de bank een zakelijke rekening ter beschikking had gesteld aan derden voor het doorsluizen van frauduleuze gelden. De consument stelt dat hij niets met de fraude te maken heeft en vordert verwijdering van de registraties. Tijdens de hoorzitting verklaarde hij geen vragen te willen beantwoorden vanwege een lopend strafrechtelijk onderzoek naar zijn vennootschap, waarvan hij uiteindelijk belanghebbende is. De commissie oordeelt dat de bank terecht heeft geregistreerd en wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat hij geen betrokkenheid had bij de fraude. De bank hoeft slechts aannemelijk te maken dat sprake is van een ernstige verdenking. De consument beroept zich op zijn zwijgrecht, waardoor hij geen tegenbewijs levert. Dit leidt tot een eenzijdige bewijslastverdeling in het voordeel van de bank.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst aan de voorwaarden voor opname in het EVR en Incidentenregister, maar onderzoekt niet of de registratie proportioneel is in het licht van het zwijgrecht en het ontbreken van een strafrechtelijke veroordeling. Er is geen toetsing aan het EVRM of aan het beginsel van onschuldpresumptie.

3. Gelijke procespositie De consument wordt benadeeld doordat zijn zwijgen (uit hoofde van het strafrechtelijk onderzoek) feitelijk tegen hem werkt. De bank wordt niet aangesproken op haar plicht tot hoor en wederhoor of op de mogelijkheid van alternatieve maatregelen. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan de AVG, het EVRM, of het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. De commissie stelt dat de registratie proportioneel is, maar onderzoekt niet of minder ingrijpende alternatieven mogelijk waren.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op een vermoeden van betrokkenheid, zonder dat dit strafrechtelijk is vastgesteld. De consument wordt verweten dat hij geen tegenbewijs levert, terwijl hij zich beroept op zijn zwijgrecht. De argumentatie wordt niet inhoudelijk gewogen.

6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat sprake is van een "zwaardere verdenking dan een redelijk vermoeden van schuld", maar motiveert niet waarom dit oordeel gerechtvaardigd is zonder strafrechtelijke vaststelling. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing van zijn zwijgrecht, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de bank zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op bescherming van zijn persoonsgegevens.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0235 bevestigt een patroon waarin EVR-registraties worden gehandhaafd op basis van vermoedens, zonder toetsing aan fundamentele rechten zoals het zwijgrecht of de onschuldpresumptie. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0234 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument had een account bij XE Europe B.V. en verzocht op 8 augustus 2024 om beëindiging van zijn account en intrekking van zijn toestemming voor gegevensverwerking. Hij ontving geen bevestiging en stuurde op 9 augustus 2024 een brief waarin hij zich beriep op de AVG en stelde dat het eisen van een telefoongesprek voor opzegging in strijd is met Oostenrijkse consumentenwetgeving. Hij vorderde bevestiging van de opzegging en vergoeding van verzendkosten. XE Europe diende geen verweer in. De commissie beoordeelde de zaak op basis van de stukken en wees de vordering toe.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling Omdat XE Europe geen verweer heeft gevoerd, hoefde de consument slechts aannemelijk te maken dat zijn verzoek legitiem was. De commissie toetste of de vordering "onrechtmatig of ongegrond" was en concludeerde van niet. Dit leidde tot een uitzonderlijk gunstige bewijslastpositie voor de consument.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetste summier, maar erkende impliciet het recht van de consument op gegevensverwijdering en opzegging zonder onredelijke belemmeringen. Er werd geen expliciete toetsing gedaan aan de AVG, maar de verwijzing naar het intrekken van toestemming werd niet betwist.

3. Gelijke procespositie Door het uitblijven van verweer van XE Europe was er geen sprake van een inhoudelijk debat. De consument kreeg feitelijk eenzijdig gelijk. De commissie beperkte zich tot een marginale toetsing, maar erkende het belang van de consument bij bevestiging van opzegging en gegevensverwijdering.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Hoewel niet expliciet benoemd, is de uitspraak in lijn met de AVG (recht op gegevenswissing) en het recht op opzegging zonder onredelijke drempels. De commissie erkent dat het eisen van een telefoongesprek voor opzegging problematisch kan zijn.

5. Ongelijkheid in argumentatie De consument kreeg het voordeel van de twijfel door het ontbreken van verweer. De argumentatie van XE Europe werd niet gewogen, wat de procedure ongelijk maakt, maar in dit geval in het voordeel van de consument.

6. Transparantie van de redenering De commissie motiveert dat de vordering "haar niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt", maar geeft geen diepgaande juridische onderbouwing. De redenering is summier, maar begrijpelijk gezien de verstekprocedure.

7. (Schijn van) partijdigheid Er is geen sprake van partijdigheid. De commissie volgt een procedureel correcte lijn bij verstek en honoreert een redelijk verzoek van de consument. De uitspraak versterkt het vertrouwen in de bescherming van consumentenrechten bij digitale dienstverleners.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0234 is een voorbeeld van hoe een consument bij verstek alsnog zijn recht kan halen. De commissie erkent impliciet het recht op opzegging en gegevensverwijdering zonder onredelijke belemmeringen. Hoewel de motivering summier is, voldoet de uitspraak aan de eisen van redelijkheid en consumentenbescherming.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0233 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument opende op 21 maart 2024 vijf betaalrekeningen bij Knab N.V.. Op 6 april werd een bedrag van €10.000,- bijgeschreven op één van deze rekeningen, dat vervolgens werd verspreid over de andere rekeningen en contant opgenomen. De herkomst bleek bankhelpdeskfraude. De bank stelde vragen, maar de consument gaf wisselende verklaringen. Knab registreerde haar persoonsgegevens in het Incidentenregister, het Intern Verwijzingsregister (IVR) en het Extern Verwijzingsregister (EVR) voor een duur van acht jaar, en beëindigde de bancaire relatie. De consument vorderde verwijdering of verkorting van de registraties. De commissie oordeelt dat registratie gerechtvaardigd is, maar dat de duur moet worden verkort naar zes jaar.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat zij niet betrokken was bij de fraude. De bank hoeft slechts aannemelijk te maken dat sprake is van ernstig verwijtbaar gedrag. De commissie acht de verklaringen van de consument onvoldoende overtuigend. De bewijslast ligt feitelijk bij de consument, wat leidt tot een asymmetrische verdeling.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst aan de voorwaarden voor EVR-registratie, maar onderzoekt niet of de registratie proportioneel is in het licht van de omstandigheden. Er is geen toetsing aan het EVRM, de AVG, of het beginsel van subsidiariteit. Wel wordt de duur van de registratie ambtshalve verkort.

3. Gelijke procespositie De consument werd gehoord en vertegenwoordigd, maar haar verklaringen worden als inconsistent beoordeeld. De bank wordt niet aangesproken op haar onderzoeksplicht of op alternatieven voor registratie. Hierdoor ontstaat een beperkte procesbalans.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan privacyrechten onder de AVG of aan het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. De commissie erkent impliciet dat acht jaar registratie disproportioneel is, maar motiveert dit niet aan de hand van fundamentele rechten.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op vermoedens en gedragsanalyses, terwijl de consument wordt verweten dat zij geen sluitend tegenbewijs levert. De argumentatie van de consument wordt niet inhoudelijk gewogen in het licht van gedragspsychologische factoren of misleiding.

6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de registratie gerechtvaardigd is, maar motiveert niet waarom zes jaar proportioneel is en acht jaar niet. De redenering is deels navolgbaar, maar mist juridische onderbouwing voor de duurverkorting.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het grotendeels volgen van het standpunt van de bank en het slechts marginaal corrigeren van de duur, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de bank zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op eerherstel en gegevensbescherming.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0233 bevestigt het patroon waarin EVR-registraties worden gehandhaafd op basis van vermoedens, zonder toetsing aan fundamentele rechten of proportionaliteit. De consument wordt benadeeld in haar procespositie, terwijl de bank zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De verkorting van de duur is een stap in de goede richting, maar de uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk en transparant proces.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0231 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument stelt dat hij geen leningsovereenkomst uit 2007 heeft ondertekend met NIBC Bank N.V. (rechtsopvolger van DSB Bank), en dat hij ook geen geld heeft ontvangen. De bank overhandigde een kopie van de overeenkomst en wees op eerdere betalingen van de consument. De consument vordert terugbetaling van €15.000,-, stellend dat hij onverschuldigd heeft betaald. De commissie oordeelt dat de bank gerechtvaardigd mocht vertrouwen op het bestaan van de overeenkomst en wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat hij geen overeenkomst heeft gesloten. De bank hoeft slechts aannemelijk te maken dat er een overeenkomst tot stand is gekomen. De commissie accepteert de kopie van de overeenkomst en eerdere betalingen als voldoende bewijs. Er wordt geen grafologisch of forensisch onderzoek gedaan. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die nadelig is voor de consument.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de vraag of de bank gerechtvaardigd mocht vertrouwen op de overeenkomst. Er is geen toetsing aan het Burgerlijk Wetboek (zoals art. 6:227 BW over wilsovereenstemming) of aan het bewijsrecht (zoals art. 159 Rv over onderhandse akten). Ook wordt niet onderzocht of sprake is van verjaring of rechtsverwerking.

3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat hij de overeenkomst niet heeft ondertekend en geen geld heeft ontvangen. De commissie erkent dit standpunt, maar onderzoekt het niet inhoudelijk. De bank wordt niet aangesproken op haar plicht tot verificatie of op de mogelijkheid van administratieve fouten. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals bescherming tegen onverschuldigde betaling, redelijkheid en billijkheid of het recht op duidelijke informatie. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op een kopie van een overeenkomst en eerdere betalingen, zonder dat wordt onderzocht of deze betalingen mogelijk onder protest of uit onwetendheid zijn gedaan. De consument wordt verweten dat hij onvoldoende bewijs levert, zonder dat zijn verklaringen inhoudelijk worden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de bank "gerechtvaardigd mocht vertrouwen" op de overeenkomst, maar motiveert niet waarom geen nader onderzoek is vereist bij betwisting van de handtekening. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de bank zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op bescherming tegen onverschuldigde betaling.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0231 bevestigt een patroon waarin banken zich kunnen beroepen op kopieën van overeenkomsten en eerdere betalingen, zonder dat wordt onderzocht of daadwerkelijk sprake was van instemming of ontvangst van gelden. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0227 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument wilde na het overlijden van haar echtgenoot een nabestaandenlijfrente aankopen bij Achmea Bank N.V., met een beschikbaar kapitaal van €7.123,19. Haar vertegenwoordiger (onderbewindstelling) probeerde dit via de online portal van de bank, maar kon zich niet identificeren via iDIN. Hierdoor was het niet mogelijk om het product rechtstreeks aan te vragen. Uiteindelijk lukte het alleen via een derde partij, wat extra kosten met zich meebracht. De consument stelt dat de bank een star en klantonvriendelijk systeem hanteert dat onvoldoende rekening houdt met bijzondere situaties zoals bewindvoering. Ze vordert schadevergoeding. De commissie wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat de bank onzorgvuldig heeft gehandeld. De bank hoeft slechts te verwijzen naar haar standaardproces en het ontbreken van wettelijke verplichtingen tot aanpassing. Er wordt geen onderzoek gedaan naar de redelijkheid van het uitsluiten van bewindvoerders in het digitale proces. Dit leidt tot een asymmetrische bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de contractsvrijheid en het ontbreken van wettelijke verplichtingen. Er is geen toetsing aan het Burgerlijk Wetboek, het EVRM, of aan zorgplichtbeginselen. Ook wordt niet onderzocht of het uitsluiten van bewindvoerders via de digitale funnel in strijd is met het gelijkheidsbeginsel.

3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat zij door de inrichting van het systeem wordt uitgesloten van directe toegang tot bancaire producten. De commissie erkent dit, maar stelt dat het product uiteindelijk wel beschikbaar is via een omweg. De bank wordt niet aangesproken op haar maatschappelijke verantwoordelijkheid of op het bieden van redelijke alternatieven.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals toegang tot essentiële financiële diensten, redelijkheid of het recht op non-discriminatie. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op haar digitale proces en het ontbreken van wettelijke verplichtingen, zonder dat wordt onderzocht of dit beleid proportioneel is. De consument wordt verweten dat zij geen recht heeft op een alternatieve route, zonder dat haar bijzondere positie inhoudelijk wordt gewogen.

6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de bank geen misbruik maakt van haar beleidsvrijheid, maar motiveert niet waarom het uitsluiten van bewindvoerders via de digitale route redelijk is. De redenering is formeel correct, maar maatschappelijk onbevredigend.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing van haar kwetsbare positie, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de bank zwaarder laat wegen dan het recht op inclusieve dienstverlening.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0227 bevestigt een patroon waarin banken ruime vrijheid krijgen om digitale processen in te richten zonder toetsing aan redelijkheid, proportionaliteit of inclusiviteit. De consument wordt benadeeld in haar procespositie, terwijl de bank zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0225 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consumenten openden op 8 april 2024 een bankrekening bij bunq B.V., op verzoek van derden. Kort daarna werden via deze rekening bedragen overgemaakt naar andere rekeningen. De consumenten stellen dat zij slachtoffer zijn geworden van boilerroomfraude en dat bunq aansprakelijk is voor de schade. De bank betwist dit en stelt dat de consumenten hun inloggegevens hebben gedeeld, in strijd met de algemene voorwaarden. De commissie oordeelt dat sprake is van grove nalatigheid en wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie stelt dat de consumenten hun inloggegevens hebben gedeeld en daarmee derden toegang hebben gegeven tot hun rekening. De bewijslast ligt bij de consumenten om aan te tonen dat zij niet nalatig waren. De bank hoeft slechts te wijzen op de technische autorisatie en de schending van de voorwaarden. Dit leidt tot een eenzijdige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de algemene voorwaarden van bunq, met name artikel 12.1 over het niet delen van inloggegevens. Er is geen toetsing aan de PSD2-richtlijn, het Burgerlijk Wetboek of aan zorgplichtnormen. Ook wordt niet onderzocht of de bank had kunnen signaleren dat sprake was van frauduleuze activiteit.

3. Gelijke procespositie De consumenten voeren aan dat zij zijn misleid en dat zij niet wisten dat zij deelnamen aan fraude. De commissie erkent dit niet als verzachtende omstandigheid en beoordeelt hun handelen als grove nalatigheid. De bank wordt niet aangesproken op haar detectiecapaciteit of op de vraag of zij had kunnen ingrijpen. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals bescherming tegen misleiding, redelijkheid en billijkheid of het recht op effectieve schadebeperking. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op de schending van haar voorwaarden, zonder dat wordt onderzocht of de consumenten onder valse voorwendselen handelden. De consumenten worden verweten dat zij hun gegevens hebben gedeeld, zonder dat hun verklaringen over misleiding inhoudelijk worden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat sprake is van grove nalatigheid, maar motiveert niet waarom de specifieke omstandigheden van boilerroomfraude geen invloed hebben op de beoordeling. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consumenten zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de bank zwaarder laat wegen dan die van misleide slachtoffers.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0225 bevestigt het patroon waarin consumenten die slachtoffer worden van boilerroomfraude worden afgerekend op het delen van hun inloggegevens, zonder toetsing aan bredere juridische normen of gedragspsychologische inzichten. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0223 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument werd op 10 juni 2024 slachtoffer van bankhelpdeskfraude. Een oplichter die zich voordeed als medewerker van een fraudehelpdesk wist hem ertoe te bewegen zijn betaalpassen en pincodes af te geven. Vervolgens werd €1.987,- van zijn rekeningen bij Knab N.V. opgenomen. De consument vorderde vergoeding van de schade. De bank wees dit af, stellend dat de consument zijn beveiligingsverplichtingen had geschonden. De commissie oordeelt dat sprake is van grove nalatigheid en wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat hij niet grof nalatig heeft gehandeld. De bank hoeft slechts te wijzen op het feit dat de consument zijn passen en pincodes heeft afgegeven. Er wordt geen ruimte geboden voor gedragspsychologische context of misleiding. Dit leidt tot een eenzijdige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan artikel 7:529 lid 1 BW en de voorwaarden van de bank. Er is geen toetsing aan de PSD2-richtlijn, het Burgerlijk Wetboek (zoals art. 6:248 BW), of aan zorgplichtnormen. Ook wordt niet onderzocht of de bank had kunnen signaleren dat sprake was van ongebruikelijke transacties.

3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat hij is misleid door een overtuigend telefoongesprek. De commissie erkent dit, maar beoordeelt zijn handelen als grove nalatigheid. De bank wordt niet aangesproken op detectiecapaciteit of op de mogelijkheid van coulance. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals bescherming tegen misleiding, redelijkheid en billijkheid of het recht op effectieve schadebeperking. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op de schending van veiligheidsregels, zonder dat wordt onderzocht of de consument onder valse voorwendselen handelde. De consument wordt verweten dat hij zijn gegevens heeft gedeeld, zonder dat zijn verklaringen inhoudelijk worden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat sprake is van grove nalatigheid, maar motiveert niet waarom de specifieke omstandigheden van misleiding geen invloed hebben op de beoordeling. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de bank zwaarder laat wegen dan die van een misleid slachtoffer.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0223 bevestigt het patroon waarin consumenten die slachtoffer worden van bankhelpdeskfraude worden afgerekend op het delen van hun gegevens, zonder toetsing aan bredere juridische normen of gedragspsychologische inzichten. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0218 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument stelt dat zij op 12 januari 2025 een bedrag van €6.000,- heeft gestort bij een geldautomaat van Geldmaat, maar dat er slechts €5.000,- op haar betaalrekening bij ABN AMRO Bank N.V. is bijgeschreven. Zij vordert vergoeding van het ontbrekende bedrag van €1.000,- en klaagt over de wijze waarop de bank haar klacht heeft behandeld. De bank stelt dat uit de logrol blijkt dat slechts €5.000,- is gestort en dat de automaat storingsvrij functioneerde. De commissie wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat zij daadwerkelijk €6.000,- heeft gestort. De bank hoeft slechts te verwijzen naar de logrol en het ontbreken van storingen of kasverschillen. De commissie accepteert de logrol als leidend bewijs, zonder ruimte voor contra-expertise of alternatieve reconstructie. Dit leidt tot een asymmetrische bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de logrol en eerdere uitspraken over stortingsgeschillen. Er is geen toetsing aan het Burgerlijk Wetboek (zoals art. 6:248 BW over redelijkheid en billijkheid) of aan zorgplichtnormen. Ook wordt niet onderzocht of de bank aanvullende verificatie had moeten uitvoeren bij een betwiste storting.

3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat zij direct contact heeft opgenomen met Geldmaat en de bank, maar haar verklaringen worden niet inhoudelijk gewogen. De bank wordt niet aangesproken op haar onderzoeksplicht of op de mogelijkheid van menselijke of technische fouten. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals het recht op eerlijke behandeling, redelijkheid of het recht op schadevergoeding bij onvolledige dienstverlening. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op de logrol als objectief bewijs, zonder dat wordt onderzocht of deze registratie foutgevoelig is. De consument wordt verweten dat zij onvoldoende bewijs levert, terwijl zij afhankelijk is van de informatievoorziening van de bank en Geldmaat.

6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de logrol leidend is en dat geen sprake is van onzorgvuldig handelen door de bank, maar motiveert niet waarom geen nader onderzoek is vereist bij een betwiste storting. De redenering is summier en niet controleerbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van de logrol en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de bank zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op een eerlijke behandeling.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0218 bevestigt een patroon waarin banken zich kunnen beroepen op interne registraties zoals logrollen, zonder toetsing aan redelijkheid, proportionaliteit of zorgplicht. De consument wordt benadeeld in haar procespositie, terwijl de bank zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk en transparant proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0217 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument werd geregistreerd in het Incidentenregister en het Extern Verwijzingsregister (EVR) door ABN AMRO Bank N.V., omdat hij een zakelijke rekening ter beschikking zou hebben gesteld voor het doorsluizen van frauduleuze gelden. De bank stelt dat sprake is van een zwaardere verdenking dan een redelijk vermoeden van schuld aan schuldwitwassen. De consument ontkent betrokkenheid en beroept zich op zijn zwijgrecht vanwege een lopend strafrechtelijk onderzoek naar een vennootschap waarvan hij indirect bestuurder is. De commissie oordeelt dat de registratie gerechtvaardigd is en acht de duur proportioneel. De vordering wordt afgewezen.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat hij geen betrokkenheid had bij de fraude. De bank hoeft slechts aannemelijk te maken dat sprake is van een ernstige verdenking. De consument beroept zich op zijn zwijgrecht, wat feitelijk tegen hem werkt. Dit leidt tot een eenzijdige en voor de consument nadelige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst aan de voorwaarden voor EVR-registratie, maar onderzoekt niet of de registratie proportioneel is in het licht van het zwijgrecht en het ontbreken van een strafrechtelijke veroordeling. Er is geen toetsing aan het EVRM, de AVG, of het beginsel van onschuldpresumptie.

3. Gelijke procespositie De consument wordt benadeeld doordat zijn zwijgen (uit hoofde van het strafrechtelijk onderzoek) feitelijk wordt uitgelegd als gebrek aan weerlegging. De bank wordt niet aangesproken op haar onderzoeksplicht of op alternatieve maatregelen. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan privacyrechten onder de AVG of aan het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. De commissie stelt dat de registratie proportioneel is, maar onderzoekt niet of minder ingrijpende alternatieven mogelijk waren.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op een vermoeden van betrokkenheid, zonder dat dit strafrechtelijk is vastgesteld. De consument wordt verweten dat hij geen tegenbewijs levert, terwijl hij zich beroept op zijn zwijgrecht. De argumentatie wordt niet inhoudelijk gewogen.

6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat sprake is van een "zwaardere verdenking dan een redelijk vermoeden van schuld", maar motiveert niet waarom dit oordeel gerechtvaardigd is zonder strafrechtelijke vaststelling. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing van zijn zwijgrecht, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de bank zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op bescherming van zijn persoonsgegevens.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0217 bevestigt een patroon waarin EVR-registraties worden gehandhaafd op basis van vermoedens, zonder toetsing aan fundamentele rechten zoals het zwijgrecht of de onschuldpresumptie. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0215 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consumenten werden in maart en april 2024 slachtoffer van boilerroomfraude. Een zogenaamde cryptobelegger wist hen te overtuigen om via hun gezamenlijke rekening bij ABN AMRO Bank N.V. meerdere bedragen over te maken:

  • €4.000,- op 31 maart

  • €21.000,- op 22 april

  • €20.000,- op 1 mei

De transacties werden uitgevoerd via de mobiele telefoon van consument I, inclusief het verhogen van de daglimiet. De consumenten stellen dat zij zijn misleid en vorderen vergoeding van de schade. De bank weigert dit, stellend dat de transacties door de consument zelf zijn geautoriseerd. De commissie wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie stelt dat de transacties zijn uitgevoerd via de eigen telefoon van consument I, met gebruik van de bankapp. De consumenten moeten aantonen dat zij zijn misleid en dat de toestemming niet rechtsgeldig was. De bank hoeft slechts te wijzen op technische autorisatie. Dit leidt tot een eenzijdige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de contractuele voorwaarden en stelt dat de transacties "toegestaan" zijn. Er is geen toetsing aan de PSD2-richtlijn, het Burgerlijk Wetboek of aan gedragspsychologische inzichten over misleiding. Ook wordt niet onderzocht of de bank had kunnen signaleren dat sprake was van ongebruikelijke transacties.

3. Gelijke procespositie De consumenten voeren aan dat zij onder druk en misleiding handelden. De commissie erkent dit, maar beoordeelt hun handelen als vrijwillig en bewust. De bank wordt niet aangesproken op detectiecapaciteit of op de mogelijkheid van coulance. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals bescherming tegen misleiding, redelijkheid en billijkheid of het recht op effectieve schadebeperking. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op technische autorisatie, zonder dat wordt onderzocht of de consumenten onder valse voorwendselen handelden. De consumenten worden verweten dat zij onvoldoende bewijs leveren, zonder dat hun verklaringen inhoudelijk worden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de transacties "toegestaan" zijn, maar motiveert niet waarom misleiding geen invloed heeft op de rechtsgeldigheid van de toestemming. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consumenten zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de bank zwaarder laat wegen dan die van misleide slachtoffers.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0215 bevestigt het patroon waarin technische autorisatie als doorslaggevend wordt beschouwd, zonder toetsing aan bredere juridische normen of gedragspsychologische inzichten. De consumenten worden benadeeld in hun procespositie, terwijl de bank zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0214 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument bestelde op 4 juni 2024 een product bij een webwinkel en koos voor achteraf betalen via Klarna B.V. Op 10 juni ontving zij een melding dat het pakket was bezorgd, maar zij stelt dat zij de bestelling nooit heeft ontvangen. Klarna pauzeerde het betaalschema tijdelijk, maar hervatte later de incasso. De consument diende een klacht in bij Kifid. Klarna diende geen verweer in. De commissie beoordeelde de zaak op basis van de stukken en wees de vordering toe.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling Omdat Klarna geen verweer heeft gevoerd, hoefde de consument slechts aannemelijk te maken dat zij het product niet had ontvangen. De commissie toetste of de vordering "onrechtmatig of ongegrond" was en concludeerde van niet. Dit leidde tot een gunstige bewijslastpositie voor de consument.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetste summier, maar erkende impliciet het recht van de consument op niet-betalen bij niet-levering. Er werd geen expliciete toetsing gedaan aan het Burgerlijk Wetboek of consumentenwetgeving, maar de uitkomst is in lijn met het beginsel van wederkerigheid van prestaties.

3. Gelijke procespositie Door het uitblijven van verweer van Klarna was er geen sprake van een inhoudelijk debat. De consument kreeg feitelijk eenzijdig gelijk. De commissie beperkte zich tot een marginale toetsing, maar erkende het belang van de consument bij correct handelen van de betaalprovider.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Hoewel niet expliciet benoemd, is de uitspraak in lijn met het recht op opschorting van betaling bij niet-levering. De commissie erkent dat de consument niet gehouden is te betalen voor een niet-ontvangen product.

5. Ongelijkheid in argumentatie De consument kreeg het voordeel van de twijfel door het ontbreken van verweer. De argumentatie van Klarna werd niet gewogen, wat de procedure ongelijk maakt, maar in dit geval in het voordeel van de consument.

6. Transparantie van de redenering De commissie motiveert dat de vordering "haar niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt", maar geeft geen diepgaande juridische onderbouwing. De redenering is summier, maar begrijpelijk gezien de verstekprocedure.

7. (Schijn van) partijdigheid Er is geen sprake van partijdigheid. De commissie volgt een procedureel correcte lijn bij verstek en honoreert een redelijk verzoek van de consument. De uitspraak versterkt het vertrouwen in de bescherming van consumentenrechten bij digitale betaalproviders.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0214 is een voorbeeld van hoe een consument bij verstek alsnog zijn recht kan halen. De commissie erkent impliciet het recht op niet-betalen bij niet-levering. Hoewel de motivering summier is, voldoet de uitspraak aan de eisen van redelijkheid en consumentenbescherming.



Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0211 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument werd op 16 juni 2024 telefonisch benaderd door een oplichter die zich voordeed als medewerker van de fraudehelpdesk van ABN AMRO Bank N.V.. Onder het voorwendsel dat criminelen geld van haar rekening probeerden te halen, werd zij ertoe bewogen €2.000,- contant op te nemen en dit bedrag, samen met haar bankpas en pincode, aan een tweede persoon te overhandigen. Later die dag werd nog eens €9.800,- opgenomen van haar rekening. De consument vordert vergoeding van de schade en beroept zich op de zorgplicht van de bank en het coulancekader. De commissie wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat zij niet grof nalatig heeft gehandeld. De bank hoeft slechts te wijzen op het feit dat de consument haar pas en pincode heeft afgegeven. Er wordt geen ruimte geboden voor gedragspsychologische context of misleiding. Dit leidt tot een eenzijdige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de contractuele voorwaarden en artikel 7:529 BW. Er is geen toetsing aan de PSD2-richtlijn, het EVRM, of aan gedragspsychologische inzichten over misleiding. Ook wordt niet onderzocht of de bank had kunnen signaleren dat sprake was van ongebruikelijke transacties.

3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat zij is misleid door een overtuigend telefoongesprek en handelde uit angst. De commissie erkent dit, maar beoordeelt haar handelen als grove nalatigheid. De bank wordt niet aangesproken op detectiecapaciteit of op de mogelijkheid van coulance. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals bescherming tegen misleiding, redelijkheid en billijkheid of het recht op effectieve schadebeperking. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op de schending van veiligheidsregels, zonder dat wordt onderzocht of de consument onder valse voorwendselen handelde. De consument wordt verweten dat zij haar gegevens heeft gedeeld, zonder dat haar verklaringen inhoudelijk worden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat sprake is van grove nalatigheid, maar motiveert niet waarom de specifieke omstandigheden van misleiding geen invloed hebben op de beoordeling. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de bank zwaarder laat wegen dan die van een misleid slachtoffer.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0211 bevestigt het patroon waarin consumenten die slachtoffer worden van bankhelpdeskfraude worden afgerekend op het delen van hun gegevens, zonder toetsing aan bredere juridische normen of gedragspsychologische inzichten. De consument wordt benadeeld in haar procespositie, terwijl de bank zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.

Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0210 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consumenten werden op 14 augustus 2024 telefonisch benaderd door een oplichter die zich voordeed als medewerker van de fraudehelpdesk van SNS Bank. De oplichter gebruikte spoofing om het telefoonnummer en de naam van SNS op het scherm te tonen. Hij beweerde dat de bankrekening van de consumenten was gehackt en dat zij moesten meewerken aan een onderzoek. Onder druk gaven zij hun bankpas en pincode af aan een koerier. Vervolgens werd €9.000,- van hun rekening bij Rabobank opgenomen. De consumenten vorderden vergoeding van de schade op grond van het coulancekader bankhelpdeskfraude. De commissie wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De commissie stelt dat alleen consument 2 formeel rekeninghouder is en dus partij in de procedure. De bewijslast ligt bij haar om aan te tonen dat het coulancekader van toepassing is. De bank hoeft slechts te stellen dat de voorwaarden niet zijn vervuld. Dit leidt tot een formeel-juridische en voor de consument nadelige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de voorwaarden van het coulancekader. Er is geen toetsing aan het Burgerlijk Wetboek, de PSD2-richtlijn, of aan zorgplichtnormen. Ook wordt niet onderzocht of de bank had kunnen signaleren dat sprake was van spoofing of ongebruikelijke transacties.

3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat zij is misleid door spoofing en dat zij handelde onder druk. De commissie erkent dit, maar stelt dat het coulancekader alleen geldt als de fraudeur zich voordeed als medewerker van Rabobank, niet van SNS. De bank wordt niet aangesproken op haar detectieplicht of op de mogelijkheid van coulance buiten het kader. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals bescherming tegen misleiding, redelijkheid en billijkheid of het recht op schadebeperking. De AVG, het EVRM en gedragspsychologische inzichten blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op de formele reikwijdte van het coulancekader, zonder dat wordt onderzocht of de consument redelijkerwijs mocht vertrouwen op de identiteit van de beller. De consument wordt verweten dat zij haar gegevens heeft gedeeld, zonder dat haar verklaringen inhoudelijk worden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat het coulancekader niet van toepassing is omdat de fraudeur zich voordeed als medewerker van SNS Bank. Er wordt niet gemotiveerd waarom dit onderscheid doorslaggevend is, noch waarom geen ruimte is voor een redelijke uitleg van het kader. De redenering is formeel, maar maatschappelijk onbevredigend.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument op basis van een strikt formeel criterium, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de bank zwaarder laat wegen dan die van een misleid slachtoffer.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0210 bevestigt het patroon waarin het coulancekader bankhelpdeskfraude strikt wordt toegepast, zonder ruimte voor redelijkheid of gedragspsychologische context. De consument wordt benadeeld in haar procespositie, terwijl de bank zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0208 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument werd op 23 januari 2024 telefonisch benaderd door een oplichter die zich voordeed als medewerker van Rabobank. Onder druk verrichtte hij via internetbankieren meerdere betalingen naar rekeningen van een webshop. Een tweede transactie werd geblokkeerd door het detectiesysteem van de bank, waarna de rekening werd geblokkeerd en telefonisch contact volgde. De consument vordert vergoeding van de schade op grond van zorgplichtschending en het coulancekader bankhelpdeskfraude. De commissie wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat de bank haar zorgplicht heeft geschonden of dat hij onder het coulancekader valt. De bank hoeft slechts te stellen dat de transacties technisch correct zijn geautoriseerd en dat de voorwaarden van het coulancekader niet zijn vervuld. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die nadelig is voor de consument.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de voorwaarden van het coulancekader en de contractuele verplichtingen. Er is geen toetsing aan de PSD2-richtlijn, het Burgerlijk Wetboek of aan gedragspsychologische inzichten over misleiding. Ook wordt niet onderzocht of de bank eerder had kunnen ingrijpen op basis van het transactiepatroon.

3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat hij is misleid en handelde onder druk. De commissie erkent dit, maar beoordeelt zijn handelen als vrijwillig. De bank wordt niet aangesproken op haar detectiecapaciteit of op de mogelijkheid van coulance buiten het kader. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals bescherming tegen misleiding, redelijkheid en billijkheid of het recht op schadebeperking. De AVG, het EVRM en gedragspsychologische inzichten blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op technische autorisatie en het niet voldoen aan het coulancekader, zonder dat wordt onderzocht of de consument onder valse voorwendselen handelde. De consument wordt verweten dat hij zijn gegevens heeft gedeeld, zonder dat zijn verklaringen inhoudelijk worden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de bank haar zorgplicht niet heeft geschonden en dat het coulancekader niet van toepassing is, maar motiveert niet waarom de specifieke omstandigheden van misleiding geen invloed hebben op de beoordeling. De redenering is summier en niet controleerbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de bank zwaarder laat wegen dan die van een misleid slachtoffer.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0208 bevestigt het patroon waarin technische autorisatie en formele criteria uit het coulancekader leidend zijn, zonder toetsing aan bredere juridische normen of gedragspsychologische inzichten. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.

Herbeoordeling Kifid-Voorzittersbeslissing 2025-0024 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument vorderde vroegtijdige verwijdering van een A-codering bij het BKR, die was geplaatst door Coöperatieve Rabobank U.A. vanwege een ongeoorloofde roodstand op een betaalrekening met gekoppelde creditcard. De achterstand dateert van 2019–2020 en is inmiddels voldaan. De consument stelt dat de registratie hem belemmert bij het verkrijgen van een hypothecaire geldlening via zijn werkgever. De voorzitter wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat zijn belang bij verwijdering zwaarder weegt dan het belang van de bank bij handhaving. De bank hoeft slechts te wijzen op de feitelijke achterstand. De voorzitter stelt dat onvoldoende is gebleken dat de consument structureel financieel stabiel is. Ook wordt het belang van de derde partij (de werkgever) niet als belang van de consument erkend. Dit leidt tot een strikte en formele bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing De voorzitter toetst uitsluitend aan het CKI-reglement van het BKR. Er is geen toetsing aan het EVRM, de AVG, of aan het proportionaliteitsbeginsel zoals ontwikkeld in civiele rechtspraak (bijv. HR 3 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1515). De actuele situatie van de consument wordt niet inhoudelijk gewogen.

3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat hij schuldenvrij is en dat de registratie hem belemmert bij het verkrijgen van een hypotheek. De voorzitter erkent dit, maar stelt dat het belang van de bank zwaarder weegt. De bank wordt niet aangesproken op haar plicht tot herbeoordeling of op de duur van de registratie. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, het recht op rehabilitatie of het recht op toegang tot krediet. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing, ondanks de impact van de registratie op het maatschappelijk functioneren van de consument.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op de formele juistheid van de registratie, zonder dat wordt onderzocht of de consument inmiddels in een andere risicocategorie valt. De consument wordt verweten dat hij onvoldoende aantoont waarom verwijdering gerechtvaardigd is, zonder dat zijn persoonlijke omstandigheden inhoudelijk worden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De voorzitter stelt dat het belang van de bank zwaarder weegt, maar motiveert niet waarom dit in dit specifieke geval proportioneel is. Er wordt geen afweging gemaakt tussen de ernst van de achterstand, de duur van de registratie en de actuele situatie van de consument. De redenering is summier en niet controleerbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de voorzitter de belangen van de bank zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op financiële rehabilitatie.

3. Samenvattende conclusie

Voorzittersbeslissing 2025-0024 bevestigt het patroon waarin BKR-registraties worden gehandhaafd zonder toetsing aan proportionaliteit, actuele omstandigheden of fundamentele rechten. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De beslissing voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-beslissingen die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0195 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument stelt dat hij geen kredietaanvraag heeft gedaan bij Santander Consumer Finance S.A. op 6 augustus 2024. Bij die aanvraag werd echter gebruikgemaakt van zijn e-mailadres en telefoonnummer, en werden twee aangepaste rekeningafschriften overgelegd. Santander constateerde dat de afschriften waren gemanipuleerd en registreerde de persoonsgegevens van de consument in het Incidentenregister, het Extern Verwijzingsregister (EVR), het Intern Verwijzingsregister (IVR) en de Gebeurtenissenadministratie, voor een duur van vijf jaar. De consument vorderde verwijdering van deze registraties. De commissie wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De consument stelt dat hij de aanvraag niet heeft gedaan en dat hij geen vervalste documenten heeft ingediend. De bank hoeft slechts aannemelijk te maken dat sprake is van een ernstige verdenking. De commissie acht het gebruik van het bekende e-mailadres en telefoonnummer, in combinatie met de manipulatie van documenten, voldoende voor registratie. De bewijslast ligt feitelijk bij de consument, wat leidt tot een asymmetrische verdeling.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst aan de voorwaarden voor EVR-registratie, maar onderzoekt niet of de registratie proportioneel is in het licht van de betwisting van de identiteit. Er is geen toetsing aan het EVRM, de AVG, of het beginsel van subsidiariteit. Ook wordt niet onderzocht of sprake is van identiteitsfraude.

3. Gelijke procespositie De consument wordt benadeeld doordat zijn ontkenning onvoldoende gewicht krijgt. De bank wordt niet aangesproken op haar onderzoeksplicht naar de authenticiteit van de aanvraag of op de mogelijkheid van misbruik van persoonsgegevens. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan privacyrechten onder de AVG of aan het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. De commissie stelt dat de registratie proportioneel is, maar onderzoekt niet of minder ingrijpende alternatieven mogelijk waren.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op het gebruik van bekende contactgegevens en de manipulatie van documenten, zonder dat wordt onderzocht of deze gegevens mogelijk zijn misbruikt. De consument wordt verweten dat hij geen sluitend tegenbewijs levert, terwijl hij geen toegang heeft tot de interne systemen van de bank.

6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat sprake is van een "zwaardere verdenking dan een redelijk vermoeden van schuld", maar motiveert niet waarom dit oordeel gerechtvaardigd is zonder forensisch onderzoek of verificatie van de identiteit van de aanvrager. De redenering is niet controleerbaar of navolgbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing van zijn ontkenning, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de bank zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op bescherming van zijn persoonsgegevens.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0195 bevestigt het patroon waarin EVR-registraties worden gehandhaafd op basis van vermoedens, zonder toetsing aan fundamentele rechten of de mogelijkheid van identiteitsfraude. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk en transparant proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0188 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument werd in 2019 slachtoffer van beleggingsfraude via een online advertentie waarin bekende Nederlanders werden genoemd. Na telefonisch contact met een onbekende man verrichtte zij tussen 14 mei en 8 augustus 2019 meerdere overboekingen vanaf haar betaalrekening bij ING Bank N.V., voor een totaalbedrag van €531.500,-. De bedragen werden overgemaakt naar een onbekende begunstigde en vervolgens doorgestort naar derden. De consument stelt dat ING haar had moeten waarschuwen en de transacties had moeten blokkeren. De commissie wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat ING haar zorgplicht heeft geschonden. ING hoeft slechts te stellen dat zij als betaaldienstverlener heeft gehandeld en geen aanleiding had om de transacties te blokkeren. De commissie accepteert dit zonder nader onderzoek naar de omvang van de zorgplicht bij ongebruikelijke transacties. Dit leidt tot een asymmetrische bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de rol van ING als betaaldienstverlener. Er is geen toetsing aan het Burgerlijk Wetboek, de PSD2-richtlijn, of aan zorgplichtnormen bij signalen van fraude. Ook wordt niet onderzocht of ING had kunnen of moeten ingrijpen bij een reeks ongebruikelijke overboekingen van grote omvang.

3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat zij is misleid en dat ING had moeten waarschuwen. De commissie erkent dit niet als grond voor aansprakelijkheid. ING wordt niet aangesproken op haar detectiecapaciteit of op de mogelijkheid van interventie. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals bescherming tegen misleiding, redelijkheid en billijkheid of het recht op schadebeperking. De AVG, het EVRM en gedragspsychologische inzichten blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie ING mag zich beroepen op haar beperkte rol als betaaldienstverlener, zonder dat wordt onderzocht of zij signalen van fraude had kunnen herkennen. De consument wordt verweten dat zij vrijwillig heeft overgeboekt, zonder dat haar kwetsbaarheid of de context van misleiding inhoudelijk wordt gewogen.

6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat ING niet verplicht was om de transacties nader te onderzoeken, maar motiveert niet waarom dit ook geldt bij een reeks van ongebruikelijke betalingen van grote omvang. De redenering is formeel, maar maatschappelijk onbevredigend.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van ING en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing van haar kwetsbare positie, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de bank zwaarder laat wegen dan die van een misleid slachtoffer.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0188 bevestigt het patroon waarin banken zich kunnen beroepen op hun beperkte rol als betaaldienstverlener, zonder toetsing aan bredere zorgplichtnormen of gedragspsychologische inzichten. De consument wordt benadeeld in haar procespositie, terwijl de bank zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0185 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument stelt dat hij op 1 juli 2024 een bedrag van €2.500,- heeft gestort bij een geldautomaat van Geldmaat, maar dat er slechts €2.010,- op zijn rekening bij ING Bank N.V. is bijgeschreven. Hij vordert vergoeding van het ontbrekende bedrag van €490,-. De consument klaagt tevens over het ontbreken van een mogelijkheid om de storting af te breken toen het bedrag op het scherm niet overeenkwam met het gestorte bedrag. De commissie wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat hij daadwerkelijk €2.500,- heeft gestort. De bank hoeft slechts te verwijzen naar de logrol van de automaat, waaruit blijkt dat slechts €2.010,- is herkend. De commissie accepteert deze logrol als leidend bewijs, zonder ruimte voor contra-expertise of alternatieve reconstructie. Dit leidt tot een asymmetrische bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de logrol en eerdere uitspraken over stortingsgeschillen. Er is geen toetsing aan het Burgerlijk Wetboek (zoals art. 6:248 BW over redelijkheid en billijkheid) of aan zorgplichtnormen. Ook wordt niet onderzocht of de bank of Geldmaat aanvullende verificatie had moeten uitvoeren bij een betwiste storting.

3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat hij geen mogelijkheid had om de storting af te breken en dat Geldmaat dit ook erkent. De commissie erkent dit feit, maar verbindt er geen juridische consequenties aan. De bank wordt niet aangesproken op haar verantwoordelijkheid voor de inrichting van het stortingsproces. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals het recht op eerlijke behandeling, redelijkheid of het recht op schadevergoeding bij onvolledige dienstverlening. De AVG, het EVRM en het beginsel van contractuele redelijkheid blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op de logrol als objectief bewijs, zonder dat wordt onderzocht of deze registratie foutgevoelig is. De consument wordt verweten dat hij onvoldoende bewijs levert, terwijl hij afhankelijk is van de informatievoorziening van de bank en Geldmaat.

6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de consument "niet is geslaagd in het leveren van bewijs", maar motiveert niet waarom geen nader onderzoek is vereist bij een betwiste storting. De redenering is summier en niet controleerbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van de logrol en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de bank zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op een eerlijke behandeling.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0185 bevestigt het patroon waarin banken zich kunnen beroepen op interne registraties zoals logrollen, zonder toetsing aan redelijkheid, proportionaliteit of zorgplicht. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk en transparant proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0012 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument had sinds 2002 een beleggingsrelatie met ABN AMRO Bank N.V., die in 2013 werd omgezet naar een discretionair vermogensbeheercontract. Vanaf 2020 probeerde de bank meerdere keren een revisiegesprek te voeren, maar de consument weigerde structureel om persoonlijke informatie te verstrekken. In maart 2024 zegde de bank de relatie op met een opzegtermijn van één maand. De consument vorderde schadevergoeding wegens onrechtmatige opzegging. De commissie oordeelt dat de bank gerechtigd was de relatie te beëindigen en wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat de opzegging onrechtmatig of disproportioneel is. De bank hoeft slechts te verwijzen naar haar wettelijke verplichtingen onder de Wwft en haar zorgplicht. De commissie accepteert dit zonder toetsing van de proportionaliteit van de opzegging. Dit leidt tot een asymmetrische bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de contractuele opzegbevoegdheid en de Wwft. Er is geen toetsing aan het Burgerlijk Wetboek, het EVRM, of aan het proportionaliteitsbeginsel. Ook wordt niet onderzocht of de bank alternatieven had kunnen bieden, zoals een tijdelijk bevroren beheer of een beperkte dienstverlening.

3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat hij zijn privacy wil beschermen en dat de bank zijn belangen onvoldoende heeft gewogen. De commissie erkent dit, maar stelt dat de bank voldoende heeft gewaarschuwd. De bank wordt niet aangesproken op haar informatieplicht of op het bieden van redelijke alternatieven. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan privacyrechten onder de AVG, noch aan het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. De commissie stelt dat de bank verplicht is tot klantonderzoek, maar onderzoekt niet of dit in dit geval proportioneel en noodzakelijk was.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op haar wettelijke verplichtingen, zonder dat wordt onderzocht of deze verplichtingen ook daadwerkelijk tot beëindiging moesten leiden. De consument wordt verweten dat hij niet meewerkt, zonder dat zijn bezwaren inhoudelijk worden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de opzegging "niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar" is, maar motiveert niet waarom geen alternatieve maatregelen zijn overwogen. De redenering is juridisch formeel, maar maatschappelijk onbevredigend.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing van zijn privacybelang, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de bank zwaarder laat wegen dan die van de consument.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0012 bevestigt het patroon waarin banken ruime vrijheid krijgen om klantrelaties te beëindigen bij vermeende non-coöperatie, zonder toetsing aan proportionaliteit of fundamentele rechten. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk en evenwichtig proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0178 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument financierde via een crowdfundingsplatform een project voor een nog te produceren cloudopslagapparaat, en bestelde daarnaast enkele computeronderdelen. In totaal betaalde hij omgerekend €1.189,21 met zijn creditcard. De producten werden nooit geleverd en het vermoeden bestaat dat sprake is van oplichting. De consument verzocht zijn bank om chargebacks, maar deze werden afgewezen. Hij vorderde compensatie van de bank. De commissie wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat hij recht heeft op terugbetaling via het chargebackmechanisme. De bank hoeft slechts te stellen dat de transacties correct zijn uitgevoerd en dat de voorwaarden voor terugboeking niet zijn vervuld. De commissie accepteert dit zonder nader onderzoek naar de aard van de oplichting of de rol van het platform. Dit leidt tot een eenzijdige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de voorwaarden van de creditcardmaatschappij en de contractuele verplichtingen van de bank. Er is geen toetsing aan het Burgerlijk Wetboek, de PSD2-richtlijn, of aan zorgplichtnormen. Ook wordt niet onderzocht of de bank had kunnen optreden tegen het platform of de verkoper.

3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat hij is misleid en dat de producten nooit zijn geleverd. De commissie erkent dit, maar stelt dat de bank niet verantwoordelijk is voor de wanprestatie van de verkoper. De bank wordt niet aangesproken op haar rol als intermediair of op haar informatieplicht. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals bescherming tegen misleiding, redelijkheid en billijkheid of het recht op schadevergoeding bij niet-levering. De AVG, het EVRM en het consumentenkooprecht blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op de formele afwijzing van de chargeback, zonder dat wordt onderzocht of de consument redelijkerwijs mocht vertrouwen op levering. De consument wordt verweten dat hij onvoldoende bewijs levert, terwijl hij afhankelijk is van de informatievoorziening van derden.

6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat er "geen rechtsgrond" is voor compensatie, maar motiveert niet waarom de specifieke omstandigheden van oplichting geen aanleiding geven tot coulance of nader onderzoek. De redenering is summier en niet controleerbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing van zijn positie als misleid slachtoffer, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de bank zwaarder laat wegen dan het recht op bescherming bij online transacties.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0178 bevestigt het patroon waarin consumenten die slachtoffer worden van oplichting via crowdfunding of online platforms geen beroep kunnen doen op het chargebackmechanisme, tenzij aan strikte voorwaarden is voldaan. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0174 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument werd op 14 juli 2024 in een hotel in het buitenland vermoedelijk gedrogeerd, waarna zijn mobiele telefoon en bankpas werden gestolen. In de uren dat hij buiten bewustzijn was, werden via zijn telefoon en gekoppelde apps (Google Pay, PayPal, BUX) negen betalingstransacties verricht ten laste van zijn betaalrekening bij ING Bank N.V., voor een totaalbedrag van €652,11. De consument deed direct aangifte en blokkeerde zijn banktoegang zodra hij daartoe in staat was. ING weigerde aanvankelijk vergoeding, maar keerde het bedrag alsnog uit tijdens de Kifid-procedure. De consument vorderde daarnaast immateriële schadevergoeding. De commissie wijst die vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De consument hoefde geen materiële schade meer te onderbouwen, omdat ING deze alsnog vergoedde. Voor de immateriële schade moest hij aantonen dat sprake was van aantoonbare psychische schade of aantasting in de persoon. De commissie stelt dat hiervan geen sprake is. De bewijslast ligt volledig bij de consument.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de civielrechtelijke vereisten voor immateriële schadevergoeding (art. 6:106 BW). Er is geen toetsing aan het EVRM, de AVG, of aan zorgplichtnormen. Ook wordt niet onderzocht of de bank door haar eerdere weigering onzorgvuldig heeft gehandeld.

3. Gelijke procespositie De consument kreeg materieel alsnog gelijk, maar zijn vordering tot immateriële schadevergoeding werd summier afgewezen. De bank werd niet aangesproken op haar eerdere weigering of op de impact daarvan op het vertrouwen van de consument. Hierdoor ontstaat een procedureel onevenwicht.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals bescherming tegen secundaire victimisatie of het recht op eerherstel. De commissie beperkt zich tot een formele toetsing van de schadevordering.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank hoefde zich niet inhoudelijk te verantwoorden voor haar eerdere afwijzing. De consument moest daarentegen onderbouwen dat hij psychisch letsel had geleden, zonder dat zijn verklaringen of omstandigheden inhoudelijk werden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat "geen sprake is van aantasting in de persoon" en dat de consument "geen concreet belang meer heeft" bij verdere beoordeling. De redenering is summier en biedt geen inzicht in de afweging van de omstandigheden.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische reflectie volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van zijn beleving of schade, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de bank zwaarder laat wegen dan het recht op erkenning van slachtofferschap.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0174 bevestigt het patroon waarin banken pas tijdens de Kifid-procedure overgaan tot vergoeding, zonder dat dit leidt tot reflectie op hun eerdere handelen. De consument krijgt geen erkenning voor de impact van de gebeurtenis, en de commissie beperkt zich tot een formele toetsing. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een empathisch en evenwichtig proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0168 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument beschikt over een American Express Charge Card met een flexibele bestedingslimiet. Hij klaagt dat Amex geen duidelijkheid verschaft over de actuele bestedingslimiet, waardoor hij niet weet welk bedrag hij verantwoord kan besteden. Hij vordert dat Amex verplicht wordt om op verzoek de actuele limiet te communiceren. Amex stelt dat er geen vaste limiet is en dat de consument zelf kan testen of een transactie wordt goedgekeurd. De commissie oordeelt dat Amex bij telefonisch verzoek wel degelijk de actuele bestedingslimiet moet meedelen. De vordering wordt gedeeltelijk toegewezen.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De consument hoeft slechts aannemelijk te maken dat hij belang heeft bij transparantie over zijn bestedingsruimte. Amex stelt dat er geen vaste limiet is, maar erkent impliciet dat er wel een intern plafond bestaat. De commissie acht het redelijk dat de consument hierover duidelijkheid mag vragen. De bewijslastverdeling is in dit geval evenwichtig.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst aan de redelijkheid en billijkheid van de contractuele verhouding. Er wordt geen expliciete toetsing gedaan aan de PSD2-richtlijn, het Burgerlijk Wetboek of het EVRM, maar de uitkomst is in lijn met het beginsel van transparantie in financiële dienstverlening.

3. Gelijke procespositie Beide partijen zijn gehoord en hun standpunten zijn gewogen. De consument krijgt deels gelijk, zonder dat Amex volledig in het ongelijk wordt gesteld. De commissie erkent het belang van de consument bij voorspelbaarheid, maar laat ruimte voor de dynamiek van het product.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Hoewel niet expliciet benoemd, sluit de uitspraak aan bij het recht op duidelijke informatie en het voorkomen van misleiding. De commissie benadrukt dat Amex bij telefonisch verzoek de actuele bestedingslimiet moet communiceren, wat de rechtspositie van de consument versterkt.

5. Ongelijkheid in argumentatie De argumenten van beide partijen worden inhoudelijk gewogen. De commissie wijst het standpunt van Amex af dat de consument maar "moet proberen" of een betaling lukt. Dit wordt als onvoldoende klantvriendelijk en onpraktisch beschouwd.

6. Transparantie van de redenering De commissie motiveert helder waarom het redelijk is dat een consument bij telefonisch verzoek inzicht krijgt in zijn bestedingsruimte. De redenering is navolgbaar en goed onderbouwd.

7. (Schijn van) partijdigheid Er is geen sprake van partijdigheid. De commissie kiest een middenweg: zij erkent het belang van de consument, maar laat de contractuele vrijheid van Amex grotendeels intact. De uitspraak versterkt het vertrouwen in een evenwichtige geschilbeslechting.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0168 is een voorbeeld van hoe consumentenbescherming en contractsvrijheid in balans kunnen worden gebracht. De commissie erkent het recht van de consument op transparantie over zijn bestedingsruimte en verplicht Amex om bij telefonisch verzoek de actuele limiet te communiceren. De uitspraak draagt bij aan duidelijkheid en voorspelbaarheid in het gebruik van flexibele betaalproducten.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0166 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument beschikte over een creditcard van American Express. In de nacht van 29 februari op 1 maart 2024 werden vier online betalingstransacties verricht met zijn kaartgegevens, waarbij gebruik werd gemaakt van verificatiecodes die naar zijn mobiele telefoon zijn gestuurd. Bij drie van de vier transacties werd ook een gedeeltelijke pincode ingevoerd. De consument stelt dat hij deze transacties niet heeft verricht en vordert terugbetaling. American Express stelt dat sprake is van grove nalatigheid. De commissie wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat hij niet grof nalatig heeft gehandeld. American Express hoeft slechts te wijzen op de technische autorisatie en het gebruik van verificatiecodes en pincode. De commissie acht dit voldoende bewijs van betrokkenheid of nalatigheid. Er wordt geen ruimte geboden voor alternatieve verklaringen zoals social engineering of malware. Dit leidt tot een eenzijdige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de contractuele voorwaarden en artikel 7:529 BW. Er is geen toetsing aan de PSD2-richtlijn, het EVRM, of aan gedragspsychologische inzichten over misleiding. Ook wordt niet onderzocht of American Express had kunnen signaleren dat sprake was van ongebruikelijke transacties.

3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat hij zijn kaartgegevens mogelijk onbewust heeft gedeeld of dat zijn telefoon is misbruikt. De commissie erkent dit niet als verzachtende omstandigheid. American Express wordt niet aangesproken op haar detectiecapaciteit of op de mogelijkheid van coulance. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals bescherming tegen misleiding, redelijkheid en billijkheid of het recht op effectieve schadebeperking. De AVG en het EVRM blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie American Express mag zich beroepen op technische autorisatie, zonder dat wordt onderzocht of de consument onder valse voorwendselen handelde. De consument wordt verweten dat hij onvoldoende bewijs levert, zonder dat zijn verklaringen inhoudelijk worden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat sprake is van grove nalatigheid, maar motiveert niet waarom de specifieke omstandigheden van de nachtelijke transacties geen invloed hebben op de beoordeling. De redenering is summier en niet controleerbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van American Express en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de bank zwaarder laat wegen dan die van een mogelijk misleid slachtoffer.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0166 bevestigt het patroon waarin technische autorisatie als doorslaggevend wordt beschouwd, zonder toetsing aan bredere juridische normen of gedragspsychologische inzichten. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl American Express zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0160 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument gaf op 8 juli 2006 per post opdracht aan Coöperatieve Rabobank U.A. om €193.000,- over te boeken van zijn betaalrekening naar zijn rendementrekening. Volgens hem is deze opdracht niet of onjuist uitgevoerd. Op het afschrift van zijn betaalrekening staan vier afboekingen (totaal €175.250,-) zonder tegenrekening, en een afzonderlijke afboeking van €18.000,- naar de rendementrekening. De consument stelt dat het volledige bedrag niet correct is overgeboekt en vordert vergoeding van het verschil. De bank betwist de vordering en beroept zich op verjaring op grond van artikel 6:89 BW. De commissie wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat de bank de overboeking onjuist heeft uitgevoerd én dat hij tijdig heeft geklaagd. De bank hoeft slechts te stellen dat de klacht te laat is ingediend. De commissie accepteert dit verweer zonder nader onderzoek naar de inhoudelijke juistheid van de overboeking. Dit leidt tot een formeel-juridische en voor de consument nadelige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan artikel 6:89 BW (klachtplicht) en stelt dat de consument "niet binnen bekwame tijd" heeft geklaagd. Er is geen toetsing aan het redelijkheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel, of aan de zorgplicht van de bank bij onduidelijke afboekingen. Ook wordt niet onderzocht of de consument redelijkerwijs kon weten dat de opdracht niet correct was uitgevoerd.

3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat hij pas veel later ontdekte dat het bedrag niet volledig was overgeboekt. De commissie erkent dit niet als verzachtende omstandigheid. De bank wordt niet aangesproken op haar informatieplicht of op de onduidelijkheid van de afschriften. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals het recht op duidelijke informatie, redelijkheid of het recht op schadevergoeding bij onvolledige dienstverlening. De AVG, het EVRM en het consumentenrecht blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op de klachtplicht, zonder dat wordt onderzocht of de consument redelijkerwijs eerder had kunnen klagen. De consument wordt verweten dat hij te laat is, zonder dat zijn verklaringen over de ontdekking van het probleem inhoudelijk worden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de klachtplicht is geschonden, maar motiveert niet waarom de termijn in dit specifieke geval is overschreden. Er wordt geen afweging gemaakt tussen de complexiteit van de afschriften, de hoogte van het bedrag en de redelijkheid van de reactie van de consument. De redenering is summier en niet controleerbaar.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder inhoudelijke toetsing afwijzen van de vordering op grond van een formeel verweer, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de bank zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op inhoudelijke beoordeling van zijn klacht.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0160 bevestigt het patroon waarin formele verweren zoals de klachtplicht worden gebruikt om inhoudelijke beoordeling te vermijden. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk en transparant proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.


Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0159 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria

1. Samenvatting van de klacht

De consument gaf in februari en april 2024 via internetbankieren opdracht tot twee internationale overboekingen van elk €1.000,- vanaf zijn betaalrekening bij ING Bank N.V. naar dezelfde buitenlandse begunstigde. Kort daarna verzocht hij de bank om deze betalingen te annuleren en het geld terug te storten. De bank nam contact op met de ontvangende bank, maar zonder resultaat. De consument vorderde alsnog terugbetaling. De commissie oordeelt dat de bank correct heeft gehandeld en wijst de vordering af.

2. Beoordelingscriteria en Analyse

1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat de bank onzorgvuldig heeft gehandeld of dat hij recht heeft op terugbetaling. De bank hoeft slechts te verwijzen naar de correcte uitvoering van de geautoriseerde opdrachten. De commissie accepteert dit zonder nader onderzoek naar de omstandigheden van het annuleringsverzoek. Dit leidt tot een formeel-juridische en voor de consument nadelige bewijslastverdeling.

2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de voorwaarden van ING en de Wft. Er is geen toetsing aan de PSD2-richtlijn, het Burgerlijk Wetboek, of aan het beginsel van redelijkheid en billijkheid. Ook wordt niet onderzocht of de bank haar inspanningsverplichting voldoende heeft ingevuld bij het terugvorderingsverzoek.

3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat hij de betalingen wilde annuleren en dat de bank onvoldoende heeft gedaan om dit te realiseren. De commissie erkent dit niet als grond voor aansprakelijkheid. De bank wordt niet aangesproken op haar communicatie of op de transparantie van het annuleringsproces. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.

4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan fundamentele rechten zoals het recht op duidelijke informatie, bescherming tegen vergissingen of het recht op schadebeperking. De AVG, het EVRM en het consumentenrecht blijven buiten beschouwing.

5. Ongelijkheid in argumentatie De bank mag zich beroepen op de onherroepelijkheid van geautoriseerde opdrachten, zonder dat wordt onderzocht of de consument zich mogelijk heeft vergist of misleid is. De consument wordt verweten dat hij geen rechtsgrond heeft, zonder dat zijn motieven of omstandigheden inhoudelijk worden gewogen.

6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de bank niet tot meer gehouden is dan zij heeft gedaan, maar motiveert niet waarom geen aanvullende inspanning of coulance vereist was. De redenering is summier en biedt weinig inzicht in de afweging van belangen.

7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de bank en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing van zijn belang bij terugvordering, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de bank zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op bescherming bij vergissingen.

3. Samenvattende conclusie

Uitspraak 2025-0159 bevestigt het patroon waarin banken zich kunnen beroepen op de onherroepelijkheid van geautoriseerde opdrachten, zonder toetsing aan redelijkheid, proportionaliteit of zorgplicht. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de bank zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk en transparant proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.

4. Doelstelling van dit initiatief

Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.