Uitspraken Kifid Verzekeringsmaatschappijen
Wij analyseren Kifid-uitspraken met behulp van AI-technologie en toetsen deze systematisch aan zeven juridische en procedurele criteria, gebaseerd op fundamentele rechtsbeginselen:
De uitspraken die wij hebben herbeoordeeld, zijn niet vooraf geselecteerd op inhoud of uitkomst. Wij zijn gestart met de meest recente openbare uitspraken en beoordelen deze systematisch, één voor één, aan de hand van vaste criteria De uitspraken die herbeoordeeld zijn zijn afkomstig van de website van het Kifid, https://www.kifid.nl/uitspraken/
Bewijslastverdeling Wordt van de consument geëist dat hij alles aantoont, terwijl de financiële dienstverlener mag volstaan met een stelling of verwijzing naar interne richtlijnen?
Actieve juridische toetsing Beoordeelt Kifid actief of een klacht in strijd is met relevante wetgeving, zoals de AVG, het Burgerlijk Wetboek of de Wet op het financieel toezicht? Of blijft de toetsing beperkt tot formaliteiten?
Gelijke procespositie Krijgt de consument voldoende juridische ondersteuning of toelichting in de uitspraak? Of is er sprake van een duidelijke kennis- en machtsongelijkheid ten opzichte van de professionele partij?
Toepassing van consumentenbeschermende regels Is er aandacht voor fundamentele rechten, zoals hoor en wederhoor, redelijkheid, gegevensbescherming (AVG), of het EVRM? Worden deze normen toegepast waar dat nodig is?
Ongelijkheid in argumentatie Mag de dienstverlener zich beroepen op algemene voorwaarden of interne regels zonder onderbouwing, terwijl de consument strikte eisen krijgt opgelegd rond bewijs of juridische formulering?
Transparantie van de redenering Legt Kifid uit hoe het tot zijn oordeel komt? Of blijft de motivering summier, onnavolgbaar of oppervlakkig?
(Schijn van) partijdigheid Is er sprake van neutraliteit in toon en overwegingen, of wekt het oordeel de indruk dat het belang van de financiële partij zwaarder weegt dan dat van de consument
Eindconclusie op basis van onderzoek
Het geheel van deze uitspraken wijst op een consistent patroon waarin de positie van de consument systematisch verzwakt wordt door procedurele en juridische keuzes van Kifid. Er ontstaat een parallel juridisch domein waarin fundamentele rechten nauwelijks doorwerken, en waarin commerciële partijen structureel het voordeel van de twijfel genieten. Dit vraagt om structurele juridische herziening, externe toetsing en beleidsmatige correctie.
Totaal zijn er 58 uitspraken over verzekeringen herboordeeld
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0483 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consumenten sloten via een buitendienstadviseur van ZLM Verzekeringen een woonhuisverzekering af voor een woning die zij net hadden gekocht en die nog grondig verbouwd moest worden. Tijdens het adviesgesprek gaven zij aan dat het huis leeg zou staan tot het bewoonbaar was. Na het afsluiten van de verzekering werd schade veroorzaakt door vernieling van muren. De verzekeraar weigerde dekking wegens uitsluiting bij leegstand. De consumenten stellen dat zij onvoldoende zijn geïnformeerd over deze uitsluiting. De commissie erkent dat de verzekeraar tekort is geschoten in de advisering, maar wijst de vordering af omdat geen causaal verband is aangetoond tussen het adviesgebrek en de schade.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De commissie erkent dat de verzekeraar onvoldoende heeft gewezen op de beperkte dekking bij leegstand, maar stelt dat de consumenten niet hebben aangetoond dat zij bij juiste informatie een andere verzekering zouden hebben afgesloten. De bewijslast voor het causaal verband ligt volledig bij de consument, wat leidt tot een strikte en voor hen nadelige bewijslastverdeling.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst aan de zorgplicht van de verzekeraar, maar onderzoekt niet of het adviesgebrek op zichzelf al een schadepost oplevert (bijvoorbeeld verlies van verzekerbaarheid of kosten van alternatieve dekking). Er is geen toetsing aan het Burgerlijk Wetboek (bijv. art. 6:74 BW over wanprestatie) of aan het beginsel van redelijkheid en billijkheid.
3. Gelijke procespositie De consumenten worden geacht te bewijzen dat zij bij correcte informatie anders zouden hebben gehandeld, terwijl zij afhankelijk zijn van de informatievoorziening van de verzekeraar. De verzekeraar wordt niet aangesproken op het ontbreken van schriftelijke vastlegging van het advies. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op duidelijke informatie, het verbod op misleidende advisering, of het recht op passende verzekering. De commissie erkent het adviesgebrek, maar verbindt er geen rechtsgevolgen aan.
5. Ongelijkheid in argumentatie De verzekeraar mag zich beroepen op de polisvoorwaarden en het ontbreken van causaal verband, zonder dat wordt onderzocht of het adviesgesprek voldeed aan de eisen van een zorgvuldige inventarisatie. De consument wordt verweten dat hij geen bewijs levert van hypothetisch gedrag, wat juridisch en praktisch problematisch is.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat sprake is van een tekortkoming in de advisering, maar motiveert niet waarom dit niet leidt tot aansprakelijkheid of schadevergoeding. De redenering is formeel correct, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het erkennen van een adviesfout zonder daar rechtsgevolgen aan te verbinden, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de verzekeraar zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op een deugdelijke verzekering.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0483 bevestigt het patroon waarin adviesfouten van verzekeraars worden erkend, maar zelden leiden tot aansprakelijkheid wegens het ontbreken van bewijs voor hypothetisch gedrag van de consument. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de verzekeraar zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk en evenwichtig proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0481 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument had een doorlopende reisverzekering met annuleringsdekking bij FBTO (Achmea Schadeverzekeringen N.V.). Hij boekte een reis naar Canada voor de periode van 30 augustus t/m 5 oktober 2024. Kort voor vertrek werd zijn aanvraag voor een eTA (elektronische reistoestemming) geweigerd vanwege een strafrechtelijk verleden. De consument vorderde vergoeding van de annuleringskosten (€4.600,-), stellend dat hij de weigering niet had kunnen voorzien. De verzekeraar wees de claim af. De commissie bevestigt dat de weigering niet onverwacht was en wijst de vordering af.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat de weigering van de eTA onverwacht was. De commissie stelt dat hij eenvoudig had kunnen nagaan dat Canada een 'clean criminal record' vereist. De verzekeraar hoeft slechts te wijzen op de publieke informatie op de website van de Canadese immigratiedienst. Dit leidt tot een strikte bewijslast voor de consument.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de polisvoorwaarden en het criterium "onvoorziene gebeurtenis". Er is geen toetsing aan het redelijkheidsbeginsel, het informatiebeginsel of aan de zorgplicht van de verzekeraar om bij het afsluiten van de verzekering te waarschuwen voor uitsluitingen bij strafrechtelijke antecedenten.
3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat hij eerder zonder problemen toegang kreeg tot andere landen en een VOG kon verkrijgen. De commissie erkent dit, maar stelt dat dit geen redelijke verwachting schept voor toelating tot Canada. De verzekeraar wordt niet aangesproken op zijn informatieplicht. Hierdoor ontstaat een procedureel onevenwicht.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op duidelijke informatie, het verbod op misleiding, of het recht op schadevergoeding bij onduidelijke dekking. De commissie legt de verantwoordelijkheid volledig bij de consument.
5. Ongelijkheid in argumentatie De verzekeraar mag zich beroepen op het ontbreken van dekking bij voorzienbare gebeurtenissen, zonder dat wordt onderzocht of de consument redelijkerwijs kon weten dat zijn strafblad een probleem zou vormen. De consument wordt verweten dat hij geen onderzoek deed, zonder dat zijn verklaringen inhoudelijk worden gewogen.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de weigering van de eTA niet onverwacht was, maar motiveert niet waarom eerdere toelating tot andere landen geen legitieme verwachting kon scheppen. De redenering is formeel correct, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de verzekeraar en het afwijzen van de consument zonder juridische onderbouwing van zijn redelijke verwachtingen, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de verzekeraar zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op eerlijke dekking.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0481 bevestigt het patroon waarin reisverzekeraars zich kunnen beroepen op het criterium "onvoorziene gebeurtenis" zonder toetsing aan redelijkheid of informatieplicht. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de verzekeraar zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk en transparant proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0480 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument had een doorlopende reisverzekering met annuleringsdekking bij Unigarant N.V.. Hij boekte een reis naar Thailand voor de periode van 15 januari t/m 15 februari 2024. Op 14 januari werd hij echter opgenomen in het ziekenhuis wegens een acute medische aandoening. De reis werd geannuleerd. De verzekeraar weigerde de annuleringskosten te vergoeden, omdat de consument geen medische verklaring had overgelegd waaruit bleek dat hij op het moment van annuleren niet in staat was te reizen. De consument stelt dat zijn ziekenhuisopname voldoende bewijs is. De commissie wijst de vordering af.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat hij op het moment van annuleren medisch niet in staat was om te reizen. De verzekeraar hoeft slechts te stellen dat deze informatie ontbreekt. De commissie accepteert dit zonder nader onderzoek naar de aard van de ziekenhuisopname. Dit leidt tot een strikte en voor de consument nadelige bewijslastverdeling.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de polisvoorwaarden, waarin staat dat een medische verklaring vereist is. Er is geen toetsing aan het redelijkheidsbeginsel, het beginsel van proportionaliteit, of aan de zorgplicht van de verzekeraar om aanvullende informatie op te vragen bij twijfel.
3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat hij door zijn ziekenhuisopname niet in staat was om zelf een verklaring te regelen. De commissie erkent dit niet als verzachtende omstandigheid. De verzekeraar wordt niet aangesproken op haar onderzoeksplicht of op coulance. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op eerlijke behandeling, het recht op schadevergoeding bij aantoonbare verhindering, of het recht op redelijke bewijsvoering. De commissie legt de verantwoordelijkheid volledig bij de consument.
5. Ongelijkheid in argumentatie De verzekeraar mag zich beroepen op het ontbreken van een verklaring, zonder dat wordt onderzocht of de ziekenhuisopname op zichzelf voldoende bewijs vormt. De consument wordt verweten dat hij geen verklaring overlegt, zonder dat zijn omstandigheden inhoudelijk worden gewogen.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de polisvoorwaarden duidelijk zijn, maar motiveert niet waarom de ziekenhuisopname niet als voldoende bewijs kan gelden. De redenering is formeel correct, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de verzekeraar en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van zijn medische situatie, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de verzekeraar zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op redelijke schadevergoeding.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0480 bevestigt het patroon waarin formele bewijsvereisten zwaarder wegen dan feitelijke omstandigheden zoals ziekenhuisopname. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de verzekeraar zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Tussenuitspraak 2025-0475A Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument is zowel erfgenaam als executeur in de nalatenschap van zijn grootouders. Een kind van de grootouders (de legitimaris) vordert inzage in documenten om zijn legitieme portie te berekenen. De consument verstrekt geen taxatierapport, waarna hij wordt gedagvaard. Hij doet een beroep op zijn rechtsbijstandverzekering bij Klaverblad, maar de uitvoerder weigert dekking omdat de consument als executeur wordt aangesproken, en niet als erfgenaam. De commissie oordeelt dat dit standpunt onjuist is: op grond van artikel 19 lid 5 van de voorwaarden heeft de consument wel recht op rechtsbijstand. De zaak wordt aangehouden voor een oordeel over de schadevergoeding.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De uitvoerder stelt dat de consument niet als verzekerde optreedt. De commissie onderzoekt zelfstandig de polisvoorwaarden en concludeert dat de hoedanigheid van executeur niet uitsluit dat de consument ook als erfgenaam betrokken is. De bewijslast wordt hier correct en evenwichtig verdeeld.
2. Actieve juridische toetsing De commissie verricht een inhoudelijke toetsing van de polisvoorwaarden en past deze toe op de feitelijke situatie. Er wordt expliciet verwezen naar artikel 19 lid 5, waarin staat dat ook geschillen over de afwikkeling van een nalatenschap onder de dekking vallen. Dit getuigt van actieve en correcte juridische toetsing.
3. Gelijke procespositie Beide partijen zijn gehoord en hun standpunten zijn gewogen. De commissie corrigeert het standpunt van de uitvoerder en erkent het recht van de consument op dekking. De procespositie is in dit stadium gelijkwaardig.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Hoewel niet expliciet benoemd, sluit de uitspraak aan bij het beginsel van redelijke uitleg van polisvoorwaarden ten gunste van de consument. De commissie voorkomt dat een formalistische uitleg leidt tot onredelijke uitsluiting van dekking.
5. Ongelijkheid in argumentatie De uitvoerder stelt dat de consument als executeur handelt en dus geen dekking geniet. De commissie wijst dit af en stelt dat de hoedanigheid van executeur niet losstaat van zijn positie als erfgenaam. De argumentatie van de consument wordt inhoudelijk erkend.
6. Transparantie van de redenering De commissie motiveert helder waarom de dekking van toepassing is. De redenering is navolgbaar, juridisch onderbouwd en transparant.
7. (Schijn van) partijdigheid Er is geen sprake van partijdigheid. De commissie corrigeert het standpunt van de verzekeraar en stelt de consument in het gelijk. Dit versterkt het vertrouwen in de onafhankelijkheid van de geschilbeslechting.
3. Samenvattende conclusie
Tussenuitspraak 2025-0475A is een voorbeeld van actieve en evenwichtige toetsing van polisvoorwaarden. De commissie corrigeert een te beperkte uitleg van de verzekeraar en erkent het recht van de consument op rechtsbijstand. De uitspraak draagt bij aan rechtszekerheid en consumentenbescherming in het kader van rechtsbijstandverzekeringen.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0467 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument had een doorlopende reisverzekering met rechtsbijstand bij AWP P&C S.A. (Allianz Global Assistance), uitgevoerd door DAS Rechtsbijstand. Tijdens een verblijf in Suriname bleek dat de gehuurde woning moest worden gedeeld met anderen, wat niet was afgesproken. De consument vroeg rechtsbijstand aan. DAS bood hem de keuze: ofwel een afkoopbedrag van €750,-, ofwel een inhoudelijke beoordeling van de zaak. De consument koos voor het bedrag, maar kwam daar later op terug. Hij stelt dat hij niet is gewezen op de geschillenregeling en vordert alsnog volledige rechtsbijstand. DAS stelt zich bereid alsnog inhoudelijke behandeling te bieden, mits het bedrag wordt terugbetaald. De consument stelt aanvullende voorwaarden. De commissie wijst de vordering af.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consument stelt dat hij niet goed is geïnformeerd over zijn rechten, met name over de geschillenregeling. De uitvoerder hoeft slechts te stellen dat de consument vrijwillig heeft gekozen voor afkoop. De commissie accepteert dit zonder nader onderzoek naar de wijze waarop de keuze tot stand kwam. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die de consument benadeelt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de formele keuze van de consument voor afkoop. Er is geen toetsing aan het informatiebeginsel, het redelijkheidsbeginsel, of aan de zorgplicht van de uitvoerder om de consument actief te wijzen op alternatieven zoals de geschillenregeling.
3. Gelijke procespositie De consument stelt dat hij niet volledig geïnformeerd was en dat hij onder druk koos voor afkoop. De commissie erkent dit niet als verzachtende omstandigheid. De uitvoerder wordt niet aangesproken op zijn informatieplicht of op de wijze waarop de keuze werd gepresenteerd. Hierdoor ontstaat een procedureel onevenwicht.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op duidelijke informatie, het recht op second opinion of het recht op heroverweging bij misverstand. De commissie legt de verantwoordelijkheid volledig bij de consument.
5. Ongelijkheid in argumentatie De uitvoerder mag zich beroepen op de formele keuze van de consument, zonder dat wordt onderzocht of deze keuze tot stand kwam op basis van volledige en begrijpelijke informatie. De consument wordt verweten dat hij aanvullende voorwaarden stelt, zonder dat zijn motieven inhoudelijk worden gewogen.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de consument geen recht meer heeft op rechtsbijstand omdat hij voor afkoop koos, maar motiveert niet waarom de uitvoerder niet verplicht was om hem te wijzen op de geschillenregeling. De redenering is summier en niet controleerbaar.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de uitvoerder en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van zijn informatiepositie, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de verzekeraar zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op eerlijke rechtsbijstand.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0467 bevestigt het patroon waarin formele keuzes van consumenten bindend worden geacht, zelfs wanneer zij mogelijk onvoldoende geïnformeerd waren. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de uitvoerder zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk en transparant proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0465 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument had een allrisk autoverzekering bij Univé Schade N.V.. Op 24 september 2023 veroorzaakte zijn echtgenote een aanrijding. Beide partijen vulden een schadeformulier in. De verzekeraar handelde de schade af op basis van 50/50 aansprakelijkheid met de tegenpartij. De consument is het daar niet mee eens en stelt dat de tegenpartij volledig aansprakelijk is. Hij vordert dat Univé zijn belangen beter had moeten behartigen. De commissie oordeelt dat de verzekeraar correct heeft gehandeld en wijst de vordering af.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat de verzekeraar zijn belangen onvoldoende heeft behartigd. De verzekeraar hoeft slechts te stellen dat de schade op redelijke gronden is afgewikkeld. De commissie accepteert de 50/50-regeling als verdedigbaar, zonder nader onderzoek naar de feitelijke toedracht. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die de consument benadeelt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de polisvoorwaarden en de redelijkheid van de schadeafwikkeling. Er is geen toetsing aan het beginsel van belangenbehartiging, noch aan de zorgplicht van de verzekeraar om de consument actief te informeren over zijn mogelijkheden tot bezwaar of verweer.
3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat hij pas later ontdekte dat de tegenpartij mogelijk fout zat. De commissie erkent dit niet als grond voor heroverweging. De verzekeraar wordt niet aangesproken op zijn communicatie of op het ontbreken van een second opinion. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op duidelijke informatie, het recht op bezwaar tegen schadeafwikkeling, of het recht op transparante belangenbehartiging. De commissie legt de verantwoordelijkheid volledig bij de consument.
5. Ongelijkheid in argumentatie De verzekeraar mag zich beroepen op de redelijkheid van de 50/50-regeling, zonder dat wordt onderzocht of de consument voldoende is geïnformeerd over zijn rechten. De consument wordt verweten dat hij te laat bezwaar maakt, zonder dat zijn verklaringen inhoudelijk worden gewogen.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de verzekeraar "niet is tekortgeschoten", maar motiveert niet waarom de belangen van de consument voldoende zijn gewaarborgd. De redenering is summier en biedt weinig inzicht in de afweging van belangen.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de verzekeraar en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van zijn bezwaar, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de verzekeraar zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op actieve belangenbehartiging.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0465 bevestigt het patroon waarin verzekeraars ruime vrijheid krijgen bij schadeafwikkeling, zonder toetsing aan hun zorgplicht of informatieverantwoordelijkheid. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de verzekeraar zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk en transparant proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0458 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument had bij ABN AMRO Schadeverzekering N.V. een verzekeringspakket (auto, inboedel, AVP). De verzekeraar beëindigde de verzekeringen wegens achterstallige premiebetaling, na eerdere herinneringen en een aanmaning. De consument betaalde alsnog een bedrag van €267,18, maar de verzekeraar handhaafde de beëindiging. De consument stelt dat de aanmaning niet voldeed aan de eisen van artikel 7:934 BW en vordert herstel van de dekking en verwijdering van de beëindigingsmelding. De commissie oordeelt dat de aanmaning juridisch ondeugdelijk was en dat de beëindiging niet rechtsgeldig is. De klacht is gegrond; de vordering wordt gedeeltelijk toegewezen.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consument stelt dat de aanmaning niet voldoet aan de wettelijke eisen. De verzekeraar moet aantonen dat de aanmaning correct is verzonden en inhoudelijk voldoet aan artikel 7:934 BW. De commissie oordeelt dat de aanmaning geen duidelijke termijn van 14 dagen bevatte en dus niet rechtsgeldig was. De bewijslastverdeling is in dit geval correct toegepast.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst expliciet aan artikel 7:934 BW, dat vereist dat een aanmaning een duidelijke betalingstermijn van ten minste 14 dagen bevat. De commissie stelt vast dat de formulering "zo spoedig mogelijk" onvoldoende is. Dit getuigt van actieve en correcte juridische toetsing.
3. Gelijke procespositie Beide partijen zijn gehoord en hun standpunten zijn gewogen. De consument krijgt gelijk op het punt van de beëindiging, maar de commissie wijst de vordering tot schadevergoeding af. De procespositie is evenwichtig.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving De uitspraak sluit aan bij het dwingendrechtelijke karakter van artikel 7:934 BW, dat consumenten beschermt tegen onduidelijke of onvolledige aanmaningen. De commissie erkent dat de beëindiging zonder geldige aanmaning niet rechtsgeldig is.
5. Ongelijkheid in argumentatie De verzekeraar stelt dat de consument voldoende is gewaarschuwd, maar de commissie wijst dit af op grond van de wettelijke vereisten. De argumentatie van de consument wordt inhoudelijk erkend.
6. Transparantie van de redenering De commissie motiveert helder waarom de aanmaning niet voldoet aan de wettelijke eisen en waarom de beëindiging daarom niet rechtsgeldig is. De redenering is navolgbaar en juridisch onderbouwd.
7. (Schijn van) partijdigheid Er is geen sprake van partijdigheid. De commissie corrigeert het onjuiste handelen van de verzekeraar en erkent het recht van de consument op correcte toepassing van de wet. Dit versterkt het vertrouwen in de onafhankelijkheid van de geschilbeslechting.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0458 is een voorbeeld van actieve en correcte toepassing van consumentenbeschermende wetgeving. De commissie erkent dat een ondeugdelijke aanmaning niet kan leiden tot rechtsgeldige beëindiging van de verzekering. De uitspraak draagt bij aan rechtszekerheid en versterkt de positie van consumenten bij premiegeschillen.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0457 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument had een doorlopende reisverzekering met annuleringsdekking bij Unigarant N.V.. Op 13 januari 2024 boekte hij een reis naar Thailand voor de periode van 15 januari t/m 15 februari 2024. Op 14 januari werd hij echter opgenomen in het ziekenhuis wegens een acute medische aandoening. De reis werd geannuleerd. De verzekeraar weigerde de annuleringskosten te vergoeden, omdat de consument geen medische verklaring had overgelegd waaruit bleek dat hij op het moment van annuleren niet in staat was te reizen. De consument stelt dat zijn ziekenhuisopname voldoende bewijs is. De commissie wijst de vordering af.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat hij op het moment van annuleren medisch niet in staat was om te reizen. De verzekeraar hoeft slechts te stellen dat deze informatie ontbreekt. De commissie accepteert dit zonder nader onderzoek naar de aard van de ziekenhuisopname. Dit leidt tot een strikte en voor de consument nadelige bewijslastverdeling.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de polisvoorwaarden, waarin staat dat een medische verklaring vereist is. Er is geen toetsing aan het redelijkheidsbeginsel, het beginsel van proportionaliteit, of aan de zorgplicht van de verzekeraar om aanvullende informatie op te vragen bij twijfel.
3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat hij door zijn ziekenhuisopname niet in staat was om zelf een verklaring te regelen. De commissie erkent dit niet als verzachtende omstandigheid. De verzekeraar wordt niet aangesproken op haar onderzoeksplicht of op coulance. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op eerlijke behandeling, het recht op schadevergoeding bij aantoonbare verhindering, of het recht op redelijke bewijsvoering. De commissie legt de verantwoordelijkheid volledig bij de consument.
5. Ongelijkheid in argumentatie De verzekeraar mag zich beroepen op het ontbreken van een verklaring, zonder dat wordt onderzocht of de ziekenhuisopname op zichzelf voldoende bewijs vormt. De consument wordt verweten dat hij geen verklaring overlegt, zonder dat zijn omstandigheden inhoudelijk worden gewogen.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de polisvoorwaarden duidelijk zijn, maar motiveert niet waarom de ziekenhuisopname niet als voldoende bewijs kan gelden. De redenering is formeel correct, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de verzekeraar en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van zijn medische situatie, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de verzekeraar zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op redelijke schadevergoeding.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0457 bevestigt het patroon waarin formele bewijsvereisten zwaarder wegen dan feitelijke omstandigheden zoals ziekenhuisopname. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de verzekeraar zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0455 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument had sinds 1994 twee traditionele levensverzekeringen met gegarandeerd eindkapitaal en winstdeling bij SRLEV N.V. (REAAL), gekoppeld aan een hypothecaire lening. In een informatierapport van 22 november 2022, opgesteld door de hypotheekverstrekker, stond dat de eindwaarde van de verzekeringen €202.129,- zou bedragen. Bij expiratie in 2024 bleek de werkelijke uitkering lager. De consument vorderde dat de verzekeraar het verschil zou vergoeden, stellend dat zij op het informatierapport mocht vertrouwen. De verzekeraar stelt dat het rapport niet van haar afkomstig is en dat de consument wist dat de eindwaarde afhankelijk was van winstdeling. De commissie wijst de vordering af.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat zij gerechtvaardigd mocht vertrouwen op de genoemde eindwaarde. De verzekeraar hoeft slechts te stellen dat het informatierapport niet van haar afkomstig is. De commissie accepteert dit zonder nader onderzoek naar de rol van de verzekeraar bij de totstandkoming van het rapport. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die de consument benadeelt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de vraag of de verzekeraar de verwachting van €202.129,- heeft gewekt. Er is geen toetsing aan het informatiebeginsel, het vertrouwensbeginsel, of aan de zorgplicht van de verzekeraar bij communicatie over eindwaarden. Ook wordt niet onderzocht of sprake is van toerekenbare schijn van vertegenwoordiging.
3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat zij het informatierapport als leidend beschouwde en dat zij geen waarschuwing kreeg over de onzekerheid van de eindwaarde. De commissie erkent dit niet als verzachtende omstandigheid. De verzekeraar wordt niet aangesproken op haar rol in de communicatieketen. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op duidelijke informatie, het verbod op misleiding, of het recht op bescherming tegen onduidelijke financiële producten. De commissie legt de verantwoordelijkheid volledig bij de consument.
5. Ongelijkheid in argumentatie De verzekeraar mag zich beroepen op het feit dat de consument wist dat winstdeling onzeker was, zonder dat wordt onderzocht of de consument redelijkerwijs mocht vertrouwen op het informatierapport. De consument wordt verweten dat zij onvoldoende heeft onderbouwd waarom zij op het bedrag mocht vertrouwen.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de consument niet gerechtvaardigd mocht vertrouwen op de genoemde eindwaarde, maar motiveert niet waarom het informatierapport geen gerechtvaardigd vertrouwen kon wekken. De redenering is formeel correct, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de verzekeraar en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van haar informatiepositie, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de verzekeraar zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op eerlijke en transparante informatie.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0455 bevestigt het patroon waarin consumenten die vertrouwen op informatierapporten van tussenpersonen of hypotheekverstrekkers geen bescherming krijgen, tenzij de verzekeraar expliciet betrokken is. De consument wordt benadeeld in haar procespositie, terwijl de verzekeraar zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk en transparant proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0453 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument had een inboedelverzekering bij ABN AMRO Schadeverzekering N.V.. Op 23 februari 2023 meldde hij schade aan zijn inboedel, veroorzaakt door een lekkage vanuit de bovenwoning. De schade ontstond doordat de bovenbuurvrouw na het bijvullen van haar cv-ketel de vulkraan niet goed had afgesloten, waardoor water uit de leiding stroomde en schade veroorzaakte in de woning van de consument. De verzekeraar weigerde dekking, omdat volgens de polisvoorwaarden geen sprake was van een verzekerde gebeurtenis. De commissie bevestigt dit standpunt en wijst de vordering af.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat de schade onder de dekking valt. De verzekeraar hoeft slechts te stellen dat de schade niet is veroorzaakt door een plotseling defect aan de waterleiding of aangesloten apparaten. De commissie accepteert dit zonder nader onderzoek naar de redelijkheid van deze uitsluiting. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die de consument benadeelt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de polisvoorwaarden en stelt dat de schade niet onder de dekking valt. Er is geen toetsing aan het redelijkheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel, of aan de zorgplicht van de verzekeraar om duidelijke uitleg te geven over uitsluitingen bij afsluiten van de verzekering.
3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat hij mocht verwachten dat schade door lekkage uit een bovenwoning gedekt zou zijn. De commissie erkent dit niet als gerechtvaardigde verwachting. De verzekeraar wordt niet aangesproken op haar informatieplicht of op de begrijpelijkheid van de polisvoorwaarden. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op duidelijke en begrijpelijke polisvoorwaarden, het verbod op misleidende dekking, of het recht op schadevergoeding bij onduidelijke uitsluitingen. De commissie legt de verantwoordelijkheid volledig bij de consument.
5. Ongelijkheid in argumentatie De verzekeraar mag zich beroepen op een technische lezing van de polisvoorwaarden, zonder dat wordt onderzocht of de consument redelijkerwijs mocht vertrouwen op dekking bij lekkage van buitenaf. De consument wordt verweten dat hij onvoldoende bewijs levert, terwijl zijn schade feitelijk vaststaat.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de schade niet onder de dekking valt, maar motiveert niet waarom dit in het licht van de redelijke verwachtingen van een consument aanvaardbaar is. De redenering is formeel correct, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de verzekeraar en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van zijn redelijke verwachtingen, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de verzekeraar zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op bescherming tegen onduidelijke uitsluitingen.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0453 bevestigt het patroon waarin verzekeraars zich kunnen beroepen op technische uitsluitingen, zelfs wanneer de schade feitelijk en causaal duidelijk is. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de verzekeraar zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0450 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consumenten hadden een woonhuis- en inboedelverzekering met allriskdekking bij Achmea Schadeverzekeringen N.V. (Interpolis). Na aankoop van hun nieuwe woning verwijderden zij het oude tapijt, waarbij bleek dat onder het tapijt een asbesthoudend zeil zat. Bij het lostrekken van het tapijt is asbest vrijgekomen, waarna zij kosten maakten voor een asbestsanering. De verzekeraar weigerde dekking op grond van een uitsluiting voor schade door bewerken. De commissie volgt dit standpunt grotendeels, maar kent wel vergoeding toe voor een beschadigd rolgordijn onder de inboedelverzekering.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consumenten moeten aantonen dat de schade onder de dekking valt. De verzekeraar hoeft slechts te wijzen op de uitsluiting voor schade door bewerken. De commissie accepteert dit zonder nader onderzoek naar de redelijkheid of proportionaliteit van deze uitsluiting. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die de consument benadeelt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de polisvoorwaarden en accepteert de uitleg van "bewerken" als het verwijderen van tapijt. Er is geen toetsing aan het redelijkheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel, of aan de zorgplicht van de verzekeraar om bij afsluiten van de verzekering te waarschuwen voor deze uitsluiting.
3. Gelijke procespositie De consumenten voeren aan dat zij niet wisten dat onder het tapijt asbest zat en dat zij slechts een normale handeling verrichtten. De commissie erkent dit niet als verzachtende omstandigheid. De verzekeraar wordt niet aangesproken op haar informatieplicht of op de begrijpelijkheid van de uitsluiting. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op duidelijke en begrijpelijke polisvoorwaarden, het verbod op misleidende dekking, of het recht op schadevergoeding bij onvoorzienbare risico's. De commissie legt de verantwoordelijkheid volledig bij de consument.
5. Ongelijkheid in argumentatie De verzekeraar mag zich beroepen op een technische lezing van de polisvoorwaarden, zonder dat wordt onderzocht of de consument redelijkerwijs mocht vertrouwen op dekking bij schade door normale onderhoudswerkzaamheden. De consument wordt verweten dat hij onvoldoende bewijs levert, terwijl de schade feitelijk vaststaat.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat sprake is van schade door bewerken, maar motiveert niet waarom dit ook geldt voor schade die ontstaat bij het verwijderen van tapijt zonder kennis van onderliggend asbest. De redenering is formeel correct, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de verzekeraar en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van zijn redelijke verwachtingen, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de verzekeraar zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op bescherming tegen onduidelijke uitsluitingen.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0450 bevestigt het patroon waarin verzekeraars zich kunnen beroepen op technische uitsluitingen, zelfs wanneer de schade ontstaat bij normale handelingen zoals het verwijderen van tapijt. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de verzekeraar zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0445 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consumenten sloten in 2005 via Excellent Finance Noord-Holland B.V. een levenhypotheek af, bestaande uit een aflossingsvrij deel en een beleggingsverzekering met winstdeling. Zij stellen dat zij destijds onvoldoende zijn voorgelicht over de werking van de verzekering en de risico's van onvoldoende eindkapitaal. Ook na afsluiten zouden zij onvoldoende nazorg hebben ontvangen. De commissie oordeelt dat de initiële voorlichting voldoende was, maar dat de tussenpersoon tekort is geschoten in zijn nazorgplicht. Omdat echter niet is aangetoond dat de consumenten bij betere nazorg anders zouden hebben gehandeld of schade hebben geleden, wordt de vordering afgewezen.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consumenten moeten aantonen dat zij bij betere informatie een ander product zouden hebben gekozen of schade hebben geleden. De tussenpersoon hoeft slechts te stellen dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan. De commissie erkent het nazorggebrek, maar legt de bewijslast voor het causaal verband volledig bij de consument. Dit leidt tot een strikte en voor de consument nadelige bewijslastverdeling.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst aan de zorgplicht bij advisering en nazorg, maar onderzoekt niet of het adviestraject als geheel voldeed aan de eisen van passend productadvies of aan de Wft-normen van destijds. Ook wordt niet getoetst aan het vertrouwensbeginsel of aan het redelijkheidsbeginsel bij langdurige financiële producten.
3. Gelijke procespositie De consumenten zijn afhankelijk van de informatie en begeleiding van de tussenpersoon. De commissie erkent dat de nazorg ontoereikend was, maar verbindt daar geen rechtsgevolgen aan. De tussenpersoon wordt niet aangesproken op het ontbreken van proactieve signalering of herbeoordeling. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op passende financiële producten, het recht op begrijpelijke informatie, of het recht op periodieke herbeoordeling bij langlopende beleggingsverzekeringen. De commissie blijft binnen het contractuele kader.
5. Ongelijkheid in argumentatie De tussenpersoon mag zich beroepen op de initiële offerte en het feit dat de verzekering winstdeling bevatte. De consument wordt verweten dat hij niet heeft aangetoond dat hij bij betere nazorg anders zou hebben gehandeld, wat een hypothetisch en moeilijk bewijsbaar criterium is.
6. Transparantie van de redenering De commissie erkent het nazorggebrek, maar motiveert niet waarom dit niet leidt tot aansprakelijkheid of schadevergoeding. De redenering is juridisch formeel, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het erkennen van een zorgplichtschending zonder daar rechtsgevolgen aan te verbinden, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de tussenpersoon zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op herstel of compensatie.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0445 bevestigt het patroon waarin advies- en nazorggebreken worden erkend, maar zelden leiden tot aansprakelijkheid wegens het ontbreken van bewijs voor hypothetisch gedrag van de consument. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de tussenpersoon zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk en evenwichtig proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0442 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument had een inboedelverzekering bij Unigarant, via gevolmachtigde Heinenoord Assuradeuren B.V.. Op 4 december 2023 meldde zij schade aan haar woning als gevolg van een rattenplaag: plafonddelen moesten worden verwijderd, isolatiemateriaal, bedrading en verlichting vervangen. De gevolmachtigde wees de schade op 8 december 2023 af, maar communiceerde dit alleen met de tussenpersoon. De consument ontving geen bericht en diende op 27 april 2024 een klacht in wegens het uitblijven van communicatie. Zij vorderde vergoeding van de schade en beriep zich op het vertrouwensbeginsel en een zorgplichtschending. De commissie wijst de vordering af.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat zij schade heeft geleden door het uitblijven van communicatie en dat zij mocht vertrouwen op vergoeding. De gevolmachtigde hoeft slechts te stellen dat de schade is afgewezen en dat de tussenpersoon verantwoordelijk was voor de communicatie. De commissie accepteert dit zonder nader onderzoek naar de feitelijke informatieoverdracht. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die de consument benadeelt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de polisvoorwaarden en stelt dat schade aan het woonhuis niet onder de inboedelverzekering valt. Er is geen toetsing aan het vertrouwensbeginsel, de informatieplicht, of aan de zorgplicht van de gevolmachtigde om de consument rechtstreeks te informeren over een afwijzing.
3. Gelijke procespositie De consument stelt dat zij geen enkele reactie ontving en dat zij daardoor aannam dat de schade in behandeling was. De commissie erkent dit niet als verzachtende omstandigheid. De gevolmachtigde wordt niet aangesproken op het ontbreken van directe communicatie. Hierdoor ontstaat een procedureel onevenwicht.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op duidelijke en tijdige informatie, het recht op hoor en wederhoor, of het recht op schadevergoeding bij nalatige communicatie. De commissie blijft binnen het formele kader van de polis.
5. Ongelijkheid in argumentatie De gevolmachtigde mag zich beroepen op de afwijzing via de tussenpersoon, zonder dat wordt onderzocht of dit in de praktijk tot effectieve kennisgeving heeft geleid. De consument wordt verweten dat zij geen bewijs levert van schade door het uitblijven van communicatie, terwijl zij afhankelijk is van de informatievoorziening van derden.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de schade niet onder de dekking valt en dat er geen verplichting tot communicatie met de consument bestond. De redenering is formeel correct, maar maatschappelijk onbevredigend, gezien de evidente communicatiekloof.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de gevolmachtigde en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van haar informatiepositie, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de verzekeraar zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op eerlijke behandeling.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0442 bevestigt het patroon waarin formele communicatie via tussenpersonen voldoende wordt geacht, zelfs wanneer de consument feitelijk onwetend blijft. De consument wordt benadeeld in haar procespositie, terwijl de gevolmachtigde zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0441 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument had een bootverzekering bij FBTO (Achmea Schadeverzekeringen N.V.). Op 16 november 2023 werd hij door de havenmeester geïnformeerd dat zijn boot deels was gezonken. De oorzaak bleek een combinatie van verstopte afwateringsgaten door vallende bladeren en hevige regenval, waardoor de kuip vol water liep. De verzekeraar weigerde dekking, omdat geen sprake zou zijn van een verzekerde gebeurtenis. De consument stelt dat sprake was van stormschade of een onvoorzien voorval. De commissie wijst de vordering af.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat de schade is veroorzaakt door een gedekte gebeurtenis, zoals storm. De verzekeraar hoeft slechts te verwijzen naar het expertiserapport dat spreekt van langdurige regenval en verstopte afwatering. De commissie accepteert dit zonder nader onderzoek naar de weersomstandigheden of alternatieve oorzaken. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die de consument benadeelt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de polisvoorwaarden en accepteert de lezing van de verzekeraar dat geen sprake is van stormschade. Er is geen toetsing aan het redelijkheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel, of aan de zorgplicht van de verzekeraar om de consument te informeren over onderhoudsverplichtingen of risico's bij langdurige afwezigheid.
3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat hij niet kon voorzien dat bladeren de afwatering zouden blokkeren en dat hij zijn boot regelmatig controleerde. De commissie erkent dit niet als verzachtende omstandigheid. De verzekeraar wordt niet aangesproken op haar informatieplicht of op de begrijpelijkheid van de uitsluiting. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op duidelijke dekking, het recht op bescherming tegen onvoorziene schade, of het recht op redelijke uitleg van polisvoorwaarden. De commissie blijft binnen het formele kader van de polis.
5. Ongelijkheid in argumentatie De verzekeraar mag zich beroepen op het expertiserapport, zonder dat wordt onderzocht of de consument redelijkerwijs mocht vertrouwen op dekking bij schade door natuurlijke invloeden. De consument wordt verweten dat hij onvoldoende bewijs levert, terwijl hij afhankelijk is van externe expertise.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat geen sprake is van een verzekerde gebeurtenis, maar motiveert niet waarom langdurige regenval in combinatie met verstopte afwatering niet als onvoorzien voorval kan gelden. De redenering is formeel correct, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de verzekeraar en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van zijn redelijke verwachtingen, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de verzekeraar zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op bescherming tegen onduidelijke uitsluitingen.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0441 bevestigt het patroon waarin schade door natuurlijke invloeden zoals regenval en verstopte afwatering wordt uitgesloten van dekking, zelfs wanneer de consument redelijkerwijs mocht vertrouwen op bescherming. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de verzekeraar zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0437 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument had een inboedelverzekering bij Univé Het Groene Hart Brandverzekeraar N.V.. Door een lekkage bij de bovenburen raakte het laminaat in de logeerkamer en gang beschadigd. De verzekeraar bood een vergoeding van €2.400,- voor vervanging van het laminaat in die ruimtes. De consument vorderde echter vergoeding voor vervanging van het laminaat in de gehele woning, omdat het oorspronkelijke laminaat niet meer leverbaar is en kleurverschil zou ontstaan. De verzekeraar weigerde dit. De commissie wijst de vordering af.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat gevolgschade (kleurverschil) onder de dekking valt. De verzekeraar hoeft slechts te stellen dat alleen schade aan de daadwerkelijk getroffen ruimtes wordt vergoed. De commissie accepteert dit zonder toetsing aan redelijkheid of proportionaliteit. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die de consument benadeelt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de polisvoorwaarden en accepteert dat alleen directe schade wordt vergoed. Er is geen toetsing aan het redelijkheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel, of aan de zorgplicht van de verzekeraar om te waarschuwen voor beperkingen in dekking bij doorlopende vloerbedekking.
3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat het laminaat in alle kamers identiek was en dat gedeeltelijke vervanging leidt tot esthetische en waardeverlies. De commissie erkent dit niet als relevante schade. De verzekeraar wordt niet aangesproken op coulance of alternatieve oplossingen. Hierdoor ontstaat een ongelijkwaardige procespositie.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op duidelijke dekking, het recht op bescherming tegen onvoorziene gevolgschade, of het recht op redelijke uitleg van polisvoorwaarden. De commissie blijft binnen het formele kader van de polis.
5. Ongelijkheid in argumentatie De verzekeraar mag zich beroepen op de letterlijke dekking, zonder dat wordt onderzocht of de consument redelijkerwijs mocht vertrouwen op vergoeding van esthetische gevolgschade. De consument wordt verweten dat hij geen aanvullende dekking had, zonder dat zijn verwachtingen inhoudelijk worden gewogen.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat alleen schade in de getroffen kamers wordt vergoed, maar motiveert niet waarom gevolgschade door kleurverschil niet onder de dekking valt. De redenering is formeel correct, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de verzekeraar en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van zijn redelijke verwachtingen, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de verzekeraar zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op volledige schadevergoeding.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0437 bevestigt het patroon waarin verzekeraars zich kunnen beroepen op beperkte dekking, zelfs wanneer gevolgschade evident is en redelijkerwijs onder de verwachtingen van de consument valt. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de verzekeraar zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0430 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument had een rechtsbijstandverzekering bij DAS. In 2018 verzocht zij om rechtsbijstand vanwege een lekkage boven het plafond van haar badkamer. DAS schakelde een advocaat en een expert in. De lekkage bleek afkomstig van een ondeugdelijke aansluiting in het appartement erboven. De consument maakte kosten voor herstel van haar badkamer en vorderde vergoeding van deze kosten van DAS. De verzekeraar weigerde, omdat deze kosten niet onder de dekking van de rechtsbijstandverzekering vallen. De commissie oordeelt dat DAS niet is tekortgeschoten in de uitvoering van de rechtsbijstand en wijst de vordering af.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat de gemaakte kosten onder de dekking vallen of dat DAS onzorgvuldig heeft gehandeld. DAS hoeft slechts te stellen dat de kosten buiten de dekking vallen. De commissie accepteert dit zonder diepgaand onderzoek naar de proportionaliteit van de dekking of de redelijkheid van de afwijzing. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die de consument benadeelt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de polisvoorwaarden en stelt dat de kosten voor herstel van de badkamer geen juridische kosten zijn. Er is geen toetsing aan het redelijkheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel, of aan de zorgplicht van de rechtsbijstandverzekeraar om de consument te informeren over de grenzen van de dekking.
3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat zij in de veronderstelling verkeerde dat de verzekering ook kosten voor schadeherstel zou dekken, mede gezien de inzet van een advocaat en expert. De commissie erkent dit niet als gerechtvaardigde verwachting. DAS wordt niet aangesproken op haar communicatie of op het ontbreken van duidelijke uitleg over de dekking. Hierdoor ontstaat een procedureel onevenwicht.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op duidelijke informatie, het verbod op misleidende dekking, of het recht op schadevergoeding bij onduidelijke polisgrenzen. De commissie blijft binnen het formele kader van de polis.
5. Ongelijkheid in argumentatie DAS mag zich beroepen op de formele grenzen van de dekking, zonder dat wordt onderzocht of de consument redelijkerwijs mocht vertrouwen op bredere ondersteuning. De consument wordt verweten dat zij kosten maakte buiten dekking, zonder dat haar verwachtingen inhoudelijk worden gewogen.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat DAS niet is tekortgeschoten, maar motiveert niet waarom de inzet van juridische hulp en expertise niet tot gerechtvaardigde verwachtingen kon leiden. De redenering is formeel correct, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de verzekeraar en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van haar informatiepositie, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de verzekeraar zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op redelijke dekking.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0430 bevestigt het patroon waarin rechtsbijstandverzekeraars zich kunnen beroepen op formele dekkingsgrenzen, zelfs wanneer hun eigen inzet van juridische middelen bij de consument verwachtingen wekt. De consument wordt benadeeld in haar procespositie, terwijl de verzekeraar zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0426 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument had een rechtsbijstandverzekering bij DAS. In 2024 ontstond een geschil met de verkopers van zijn woning. DAS stuurde namens hem een ingebrekestelling en adviseerde vervolgens om in te gaan op een schikkingsvoorstel. Tijdens een telefoongesprek op 23 juli 2024 werd besproken dat DAS €1.000,- zou bijdragen aan een minnelijke regeling. De consument stelt echter dat een bedrag van €5.500,- is toegezegd. De commissie oordeelt dat de consument onvoldoende bewijs heeft geleverd voor deze hogere toezegging en wijst de vordering af.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat een toezegging van €5.500,- is gedaan. DAS hoeft slechts te verwijzen naar de e-mail van 23 juli waarin €1.000,- wordt genoemd. De commissie accepteert dit zonder nader onderzoek naar de context of mogelijke miscommunicatie. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die de consument benadeelt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de tekst van de e-mail en onderzoekt niet of sprake was van gerechtvaardigd vertrouwen, onduidelijke communicatie of schijn van instemming. Er is geen toetsing aan het vertrouwensbeginsel, het redelijkheidsbeginsel, of aan de zorgplicht van de verzekeraar bij het afwikkelen van schikkingsbijdragen.
3. Gelijke procespositie De consument voert aan dat hij in de veronderstelling verkeerde dat €5.500,- was toegezegd. De commissie erkent dit niet als verzachtende omstandigheid. DAS wordt niet aangesproken op haar communicatie of op het ontbreken van een schriftelijke vaststellingsovereenkomst. Hierdoor ontstaat een procedureel onevenwicht.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op duidelijke informatie, het recht op hoor en wederhoor, of het recht op bescherming tegen misverstanden bij schikkingsvoorstellen. De commissie blijft binnen het formele kader van de e-mailcorrespondentie.
5. Ongelijkheid in argumentatie DAS mag zich beroepen op de e-mail waarin €1.000,- wordt genoemd, zonder dat wordt onderzocht of de consument redelijkerwijs mocht vertrouwen op een hoger bedrag. De consument wordt verweten dat hij geen bewijs levert, terwijl hij afhankelijk is van mondelinge communicatie.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat onvoldoende is aangetoond dat €5.500,- is overeengekomen, maar motiveert niet waarom de context van het telefoongesprek geen aanleiding geeft tot nader onderzoek. De redenering is formeel correct, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de verzekeraar en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van zijn informatiepositie, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de verzekeraar zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op eerlijke behandeling.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0426 bevestigt het patroon waarin mondelinge toezeggingen of misverstanden bij schikkingsvoorstellen niet worden onderzocht, tenzij de consument schriftelijk bewijs levert. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de verzekeraar zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0424 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument had een woonverzekering bij Achmea (Interpolis). Op 7 december 2023 werd zijn woonboerderij met stalruimte en vakantieverblijf volledig verwoest door brand. De verzekeraar weigerde dekking, omdat bij onderzoek bleek dat de woning (deels) werd gebruikt voor een hennepkwekerij, wat niet was gemeld. De consument stelt dat hij geen weet had van de aanwezigheid van kweekmaterialen en dat de brand niet is veroorzaakt door de kwekerij. De commissie oordeelt dat sprake is van verzwijging van risicowijziging en wijst de vordering af.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat hij geen weet had van de hennepkwekerij en dat de brand daar los van staat. De verzekeraar hoeft slechts te wijzen op de aanwezigheid van kweekmaterialen en het ontbreken van melding van risicowijziging. De commissie accepteert dit zonder nader onderzoek naar de feitelijke betrokkenheid van de consument. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die de consument benadeelt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst aan de mededelingsplicht en de polisvoorwaarden, maar onderzoekt niet of sprake is van proportionaliteit tussen het niet-melden en het volledig vervallen van dekking. Er is geen toetsing aan het redelijkheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel, of aan de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid.
3. Gelijke procespositie De consument stelt dat hij de woning verhuurde en niet op de hoogte was van de aanwezigheid van kweekmaterialen. De commissie erkent dit niet als verzachtende omstandigheid. De verzekeraar wordt niet aangesproken op haar onderzoeksplicht naar de feitelijke toedracht van de brand. Hierdoor ontstaat een procedureel onevenwicht.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op hoor en wederhoor, het recht op duidelijke informatie over risicowijziging, of het recht op gedeeltelijke dekking bij niet-causale schending. De commissie blijft binnen het formele kader van de polis.
5. Ongelijkheid in argumentatie De verzekeraar mag zich beroepen op de aanwezigheid van kweekmaterialen, zonder dat wordt onderzocht of de consument hiervan op de hoogte was of had moeten zijn. De consument wordt verweten dat hij geen melding deed, zonder dat zijn feitelijke betrokkenheid wordt vastgesteld.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat sprake is van een relevante risicowijziging, maar motiveert niet waarom dit leidt tot volledige uitsluiting van dekking, ook als de brand niet door de kwekerij is veroorzaakt. De redenering is formeel correct, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de verzekeraar en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van zijn feitelijke betrokkenheid, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de verzekeraar zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op evenredige behandeling.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0424 bevestigt het patroon waarin verzekeraars zich kunnen beroepen op formele schendingen van de mededelingsplicht, zelfs wanneer de consument stelt geen weet te hebben van de risicowijziging en de schade daar los van staat. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de verzekeraar zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk, transparant en proportioneel proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0422 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument had een rechtsbijstandverzekering bij OHRA (Nationale-Nederlanden), uitgevoerd door DAS. In een arbeidsgeschil met haar werkgever verzocht zij om rechtsbijstand. Omdat zij ontevreden was over de toegewezen behandelaars, vroeg zij om uitbesteding aan een externe advocaat. DAS wees dit verzoek af, omdat er nog geen gerechtelijke procedure liep. Uiteindelijk werd het dossier op verzoek van de consument toch overgedragen aan een advocaat van haar keuze, maar op eigen kosten. De zaak werd geschikt met de werkgever, waarbij de advocaatkosten werden vergoed. De consument vorderde alsnog een financiële vergoeding van DAS wegens gebrekkige rechtsbijstand. De commissie wijst de vordering af.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat DAS fouten heeft gemaakt in de rechtsbijstandverlening. DAS hoeft slechts te stellen dat zij binnen de polisvoorwaarden heeft gehandeld. De commissie accepteert dit zonder nader onderzoek naar de kwaliteit van de interne behandeling. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die de consument benadeelt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de formele voorwaarden voor vrije advocaatkeuze (alleen bij gerechtelijke procedure). Er is geen toetsing aan het vertrouwensbeginsel, het redelijkheidsbeginsel, of aan de zorgplicht van de uitvoerder om bij onvrede over de behandeling een second opinion of escalatieprocedure aan te bieden.
3. Gelijke procespositie De consument stelt dat zij zich genoodzaakt voelde om zelf een advocaat in te schakelen vanwege gebrek aan vertrouwen in DAS. De commissie erkent dit niet als verzachtende omstandigheid. DAS wordt niet aangesproken op haar communicatie of op het ontbreken van een transparante klachtenprocedure. Hierdoor ontstaat een procedureel onevenwicht.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op duidelijke informatie over de vrije advocaatkeuze, het recht op hoor en wederhoor bij interne geschillen, of het recht op effectieve rechtsbijstand. De commissie blijft binnen het formele kader van de polis.
5. Ongelijkheid in argumentatie DAS mag zich beroepen op de formele afwijzing van vrije advocaatkeuze, zonder dat wordt onderzocht of de interne behandeling kwalitatief tekortschiet. De consument wordt verweten dat zij geen schade aantoont, terwijl zij feitelijk zelf rechtsbijstand moest organiseren.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat geen fouten zijn vastgesteld, maar motiveert niet waarom de onvrede van de consument over de behandeling geen aanleiding geeft tot nader onderzoek. De redenering is formeel correct, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de uitvoerder en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van haar klachten over de behandeling, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de verzekeraar zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op effectieve rechtsbijstand.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0422 bevestigt het patroon waarin klachten over de kwaliteit van rechtsbijstand intern worden afgedaan zonder inhoudelijke toetsing, tenzij de consument expliciet schade aantoont. De consument wordt benadeeld in haar procespositie, terwijl de uitvoerder zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0421 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument had een autoverzekering bij Allianz Direct. Op 3 maart 2024 was hij betrokken bij een aanrijding waarbij zijn auto licht tegen de achterzijde van een stilstaande auto botste. Allianz erkende aansprakelijkheid en vergoedde de schade van de tegenpartij. De consument was het echter niet eens met het schadebedrag dat door de expert was vastgesteld en vond dat Allianz onvoldoende rekening hield met zijn belangen. Hij vorderde een herbeoordeling van de schadeafwikkeling. De commissie wijst de vordering af.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat het schadebedrag onjuist is of dat Allianz onzorgvuldig heeft gehandeld. Allianz hoeft slechts te verwijzen naar het oordeel van de expert. De commissie accepteert dit zonder nader onderzoek naar de proportionaliteit of transparantie van de schadevaststelling. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die de consument benadeelt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de formele bevoegdheid van de verzekeraar om op een expert te vertrouwen. Er is geen toetsing aan het redelijkheidsbeginsel, het beginsel van hoor en wederhoor, of aan de zorgplicht van de verzekeraar om de consument actief te betrekken bij de schadevaststelling.
3. Gelijke procespositie De consument uitte zorgen over een mogelijk onterechte letselclaim en over de hoogte van de schade. De commissie erkent deze zorgen niet als grond voor nader onderzoek. Allianz wordt niet aangesproken op haar communicatie of op het ontbreken van een second opinion. Hierdoor ontstaat een procedureel onevenwicht.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op transparante schadeafwikkeling, het recht op bezwaar tegen schadevaststelling, of het recht op duidelijke informatie over de procedure. De commissie blijft binnen het formele kader van de polis.
5. Ongelijkheid in argumentatie Allianz mag zich beroepen op het oordeel van de expert, zonder dat wordt onderzocht of de consument voldoende gelegenheid had om zijn visie te geven of tegenbewijs te leveren. De consument wordt verweten dat hij geen bewijs levert van onzorgvuldigheid, terwijl hij afhankelijk is van de informatievoorziening van de verzekeraar.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat Allianz mocht vertrouwen op de expert, maar motiveert niet waarom de consument geen recht heeft op een herbeoordeling of op uitleg over de schadecomponenten. De redenering is formeel correct, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de verzekeraar en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van zijn bezwaren, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de verzekeraar zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op eerlijke schadeafhandeling.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0421 bevestigt het patroon waarin verzekeraars ruime vrijheid krijgen bij schadevaststelling, zonder toetsing aan hun informatieplicht of zorgplicht. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de verzekeraar zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0420 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument sloot bij het afsluiten van een telefoonabonnement in mei 2024 een telefoonverzekering bij Assurant Europe Insurance N.V. af voor een iPhone 15 Pro. In november 2024 werd de telefoon uit zijn auto gestolen, waar hij deze zichtbaar had achtergelaten. De verzekeraar weigerde dekking op grond van een uitsluiting wegens onvoldoende voorzichtigheid. De consument stelde dat hij wél zorgvuldig had gehandeld en dat de voorwaarden niet tijdig ter hand waren gesteld. De commissie wijst de vordering af.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat hij voldoende voorzichtig is geweest én dat de voorwaarden niet tijdig zijn verstrekt. De verzekeraar hoeft slechts te verwijzen naar de ondertekende clausule waarin staat dat de voorwaarden zijn ontvangen. De commissie accepteert dit zonder nader onderzoek naar de feitelijke informatieverstrekking. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die de consument benadeelt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de polisvoorwaarden en accepteert de uitsluiting bij onvoldoende voorzichtigheid. Er is geen toetsing aan het informatiebeginsel, het redelijkheidsbeginsel, of aan de zorgplicht van de aanbieder om de consument actief te waarschuwen voor deze beperkende voorwaarde bij afsluiten in een winkelomgeving.
3. Gelijke procespositie De consument stelt dat hij niet wist dat de telefoon zichtbaar lag en dat hij de auto slechts kort had verlaten. De commissie erkent dit niet als verzachtende omstandigheid. De verzekeraar wordt niet aangesproken op zijn informatieplicht of op de begrijpelijkheid van de uitsluiting. Hierdoor ontstaat een procedureel onevenwicht.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op duidelijke en begrijpelijke voorwaarden, het verbod op misleidende dekking, of het recht op bescherming tegen onevenredige uitsluitingen. De commissie blijft binnen het formele kader van de polis.
5. Ongelijkheid in argumentatie De verzekeraar mag zich beroepen op een standaardclausule en een brede uitleg van "onvoldoende voorzichtigheid", zonder dat wordt onderzocht of de consument redelijkerwijs mocht vertrouwen op dekking bij diefstal uit een afgesloten voertuig. De consument wordt verweten dat hij onvoldoende bewijs levert, terwijl de feitelijke omstandigheden niet worden gewogen.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de uitsluiting van toepassing is, maar motiveert niet waarom het achterlaten van een telefoon in een afgesloten auto per definitie als onzorgvuldig geldt. De redenering is formeel correct, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de verzekeraar en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van zijn redelijke verwachtingen, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de verzekeraar zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op eerlijke dekking.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0420 bevestigt het patroon waarin verzekeraars zich kunnen beroepen op ruime uitsluitingsclausules, zelfs wanneer de consument redelijkerwijs mocht vertrouwen op dekking bij diefstal. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de verzekeraar zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0407 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument had een rechtsbijstandverzekering bij ASR, uitgevoerd door DAS. In een geschil met zijn tussenpersoon verzocht hij om rechtsbijstand van een interne advocaat. DAS gaf aan dat er wegens capaciteitsgebrek geen interne advocaat beschikbaar was. Pas op 10 juli 2024 werd alsnog rechtsbijstand aangeboden. De consument weigerde dit aanbod en vorderde schadevergoeding wegens tekortschietende rechtsbijstandverlening. De commissie oordeelt dat DAS tot 10 juli 2024 in verzuim was, maar dat de consument geen schade heeft aangetoond. De vordering wordt afgewezen.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat hij schade heeft geleden door het verzuim van DAS. De uitvoerder hoeft slechts te stellen dat nakoming alsnog is aangeboden. De commissie accepteert dit zonder nader onderzoek naar de gevolgen van het tijdsverloop. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die de consument benadeelt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie erkent dat DAS in verzuim was, maar toetst niet of het uitblijven van tijdige rechtsbijstand op zichzelf al schade impliceert (bijvoorbeeld verlies van onderhandelingspositie of escalatie van het geschil). Er is geen toetsing aan het redelijkheidsbeginsel of aan het beginsel van effectieve rechtsbescherming.
3. Gelijke procespositie De consument stelt dat hij door het uitblijven van rechtsbijstand genoodzaakt was zelf actie te ondernemen. De commissie erkent dit niet als relevante schade. DAS wordt niet aangesproken op het ontbreken van een escalatieprocedure of op het gebrek aan transparantie over de wachttijd. Hierdoor ontstaat een procedureel onevenwicht.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op tijdige en effectieve rechtsbijstand, het recht op duidelijke communicatie over wachttijden, of het recht op compensatie bij verzuim. De commissie blijft binnen het formele kader van schadebewijs.
5. Ongelijkheid in argumentatie DAS mag zich beroepen op het alsnog aanbieden van rechtsbijstand, zonder dat wordt onderzocht of dit aanbod nog zinvol was gelet op de fase van het geschil. De consument wordt verweten dat hij het aanbod weigerde, zonder dat zijn motieven inhoudelijk worden gewogen.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat DAS in verzuim was, maar motiveert niet waarom dit geen gevolgen heeft zolang geen concrete schade wordt aangetoond. De redenering is juridisch formeel, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het erkennen van verzuim zonder daar rechtsgevolgen aan te verbinden, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de uitvoerder zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op tijdige en effectieve rechtsbijstand.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0407 bevestigt het patroon waarin rechtsbijstandverzekeraars zich kunnen beroepen op capaciteitsgebrek zonder dat dit leidt tot aansprakelijkheid, zolang de consument geen concrete schade aantoont. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de uitvoerder zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0406 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument had een pensioenverzekering met kapitaalclausule bij SRLEV N.V. (Zwitserleven). De verzekering was premievrij voortgezet sinds 2006. In juli 2023 bereikte de consument de pensioendatum. In juni 2024 verzocht het Pensioenfonds Vervoer om waardeoverdracht van het opgebouwde kapitaal naar hun regeling. De pensioenuitvoerder weigerde dit, omdat de pensioendatum al was verstreken. De consument stelde dat hij hierover niet tijdig was geïnformeerd en vorderde alsnog medewerking aan de overdracht. De commissie wijst de vordering af.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat hij tijdig en correct is geïnformeerd over zijn mogelijkheden. De pensioenuitvoerder hoeft slechts te stellen dat de pensioendatum is verstreken. De commissie accepteert dit zonder nader onderzoek naar de communicatie voorafgaand aan de pensioendatum. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die de consument benadeelt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de Pensioenwet, waarin geen verplichting is opgenomen tot waardeoverdracht ná de pensioendatum. Er is geen toetsing aan het vertrouwensbeginsel, het informatiebeginsel, of aan de zorgplicht van de uitvoerder om de consument vóór de pensioendatum actief te informeren over zijn opties.
3. Gelijke procespositie De consument stelt dat hij niet wist dat waardeoverdracht na de pensioendatum niet meer mogelijk was. De commissie erkent dit niet als verzachtende omstandigheid. De uitvoerder wordt niet aangesproken op het ontbreken van proactieve communicatie. Hierdoor ontstaat een procedureel onevenwicht.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op duidelijke en tijdige informatie, het recht op begeleiding bij pensioeningang, of het recht op bescherming tegen onduidelijke beperkingen. De commissie blijft binnen het formele kader van de wet.
5. Ongelijkheid in argumentatie De uitvoerder mag zich beroepen op het verstrijken van de pensioendatum, zonder dat wordt onderzocht of de consument redelijkerwijs mocht vertrouwen op overdracht. De consument wordt verweten dat hij te laat is, zonder dat zijn informatiepositie inhoudelijk wordt gewogen.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de wet geen overdracht toestaat na de pensioendatum, maar motiveert niet waarom de uitvoerder niet verplicht was om de consument hier tijdig op te wijzen. De redenering is juridisch correct, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de uitvoerder en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van zijn informatiepositie, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de pensioenuitvoerder zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op geïnformeerde besluitvorming.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0406 bevestigt het patroon waarin pensioenuitvoerders zich kunnen beroepen op formele grenzen van de Pensioenwet, zonder dat zij verplicht worden om deelnemers tijdig te informeren over cruciale keuzemomenten. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de uitvoerder zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging of beleidsmatige aanscherping van de informatieplicht.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0403 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consumenten sloten op 28 december 2004 via een rechtsvoorganger van Aon Nederland C.V. een levenhypotheek af, gekoppeld aan een Swiss Life Belegspaarplan. De verzekering kende een overlijdensrisicodekking van €150.000,- en kapitaalopbouw op basis van beleggen, met het volledige beleggingsrisico voor rekening van de consument. De maandpremie bedroeg €170,-. In 2017 werd een hersteladvies uitgebracht, waarna de verzekering premievrij werd gemaakt. In 2019 werd de polis afgekocht voor €6.335,77. De consumenten stellen dat sprake was van onjuiste advisering en vorderen schadevergoeding. De commissie oordeelt dat de vordering is verjaard en wijst deze af.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consumenten moeten aantonen dat zij tijdig hebben geklaagd en dat sprake is van onjuiste advisering. De tussenpersoon hoeft slechts te stellen dat de vordering is verjaard. De commissie accepteert dit zonder inhoudelijke toetsing van de advisering. Dit leidt tot een procedurele afdoening die de inhoudelijke beoordeling vermijdt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de verjaringstermijn van vijf jaar op grond van artikel 3:310 BW. Er is geen toetsing aan het vertrouwensbeginsel, het informatiebeginsel, of aan de zorgplicht van de tussenpersoon bij complexe beleggingsproducten. Ook wordt niet onderzocht of de verjaringstermijn is gestuit of verschoonbaar is overschreden.
3. Gelijke procespositie De consumenten stellen dat zij pas laat inzicht kregen in de gebrekkige werking van het product. De commissie erkent dit niet als verzachtende omstandigheid. De tussenpersoon wordt niet aangesproken op het ontbreken van actieve nazorg of signalering van risico's. Hierdoor ontstaat een procedureel onevenwicht.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op passende advisering, het recht op duidelijke informatie over risico's, of het recht op herstel bij gebrekkige financiële producten. De commissie blijft binnen het formele kader van verjaring.
5. Ongelijkheid in argumentatie De tussenpersoon mag zich beroepen op het tijdsverloop, zonder dat wordt onderzocht of de consumenten redelijkerwijs eerder hadden kunnen of moeten klagen. De consumenten worden verweten dat zij te laat zijn, zonder dat hun informatiepositie inhoudelijk wordt gewogen.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de vordering is verjaard, maar motiveert niet waarom geen ruimte is voor inhoudelijke toetsing of billijkheidscorrectie. De redenering is juridisch correct, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder inhoudelijke beoordeling afwijzen van de klacht op formele gronden, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de tussenpersoon zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op inhoudelijke rechtsbescherming.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0403 bevestigt het patroon waarin klachten over gebrekkige advisering bij beleggingsverzekeringen worden afgewezen op grond van verjaring, zonder inhoudelijke toetsing van de zorgplicht. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de tussenpersoon zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0398 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument had via Transparant Financieel Advies een autoverzekering afgesloten. In juni 2022 werd hem per e-mail meegedeeld dat de verzekeraar een klasse 4 of 5 voertuigvolgsysteem vereiste. In 2023 werd de auto gestolen. De verzekeraar weigerde dekking omdat de consument niet kon aantonen dat het vereiste volgsysteem was ingebouwd. De consument vorderde daarop schadevergoeding van de tussenpersoon, stellend dat hij onvoldoende was geïnformeerd over de beveiligingseisen. De commissie oordeelt dat de consument voldoende is geïnformeerd en wijst de vordering af. De uitspraak is niet-bindend.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat hij niet (voldoende) is geïnformeerd over de beveiligingseisen. De tussenpersoon hoeft slechts te verwijzen naar de e-mail van 13 juni 2022 waarin de clausule is opgenomen. De commissie accepteert dit zonder nader onderzoek naar de begrijpelijkheid of ontvangstbevestiging van de informatie. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die de consument benadeelt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de vraag of de clausule is meegedeeld, maar onderzoekt niet of de informatie voldoende duidelijk, begrijpelijk en tijdig was. Er is geen toetsing aan het informatiebeginsel, het vertrouwensbeginsel, of aan de zorgplicht van de tussenpersoon bij complexe clausules.
3. Gelijke procespositie De consument stelt dat hij de clausule niet goed begreep en dat hij dacht dat zijn bestaande alarmsysteem voldeed. De commissie erkent dit niet als verzachtende omstandigheid. De tussenpersoon wordt niet aangesproken op het ontbreken van actieve opvolging of verificatie. Hierdoor ontstaat een procedureel onevenwicht.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op begrijpelijke informatie, het recht op bescherming tegen onduidelijke uitsluitingen, of het recht op begeleiding bij risicovolle clausules. De commissie blijft binnen het formele kader van "informatie is verstrekt".
5. Ongelijkheid in argumentatie De tussenpersoon mag zich beroepen op een enkele e-mail, zonder dat wordt onderzocht of de consument redelijkerwijs mocht vertrouwen op dekking. De consument wordt verweten dat hij geen bewijs levert van onduidelijkheid, terwijl de tussenpersoon geen actieve toelichting hoefde te geven.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de consument voldoende is geïnformeerd, maar motiveert niet waarom een enkele e-mail met technische clausule voldoende zou zijn voor een gemiddelde consument. De redenering is formeel correct, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de tussenpersoon en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van zijn informatiepositie, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de tussenpersoon zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op begrijpelijke en effectieve communicatie.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0398 bevestigt het patroon waarin tussenpersonen zich kunnen beroepen op eenmalige schriftelijke communicatie, zonder dat zij verplicht worden om te verifiëren of de consument de informatie begreep of opvolgde. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de tussenpersoon zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging of beleidsmatige aanscherping van de zorgplicht.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0388 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consumenten hadden een woonverzekering bij FBTO (Achmea Schadeverzekeringen N.V.) voor hun recreatiewoning. Op 18 december 2023 meldden zij waterschade in de kelder, veroorzaakt doordat de pompinstallatie niet werkte. Volgens hun installateur was sprake van een aardfout in de schakelaar, waardoor het water niet werd weggepompt. De verzekeraar schakelde een expert in, die concludeerde dat de schade niet het gevolg was van een verzekerde gebeurtenis. De verzekeraar wees de claim af. De consumenten betwistten dit en vorderden vergoeding. De commissie wijst de vordering af.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consumenten moeten aantonen dat de schade is veroorzaakt door een gedekte gebeurtenis. De verzekeraar hoeft slechts te verwijzen naar het expertiserapport. De commissie accepteert dit zonder nader onderzoek naar de technische oorzaak of de redelijkheid van de uitsluiting. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die de consument benadeelt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de polisvoorwaarden en accepteert de uitleg van de verzekeraar dat schade door uitval van de pompinstallatie niet is gedekt. Er is geen toetsing aan het redelijkheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel, of aan de zorgplicht van de verzekeraar om de consument te informeren over deze beperking.
3. Gelijke procespositie De consumenten voeren aan dat zij mochten vertrouwen op dekking bij waterschade in de kelder. De commissie erkent dit niet als gerechtvaardigde verwachting. De verzekeraar wordt niet aangesproken op het ontbreken van duidelijke communicatie over de dekking van technische installaties. Hierdoor ontstaat een procedureel onevenwicht.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op duidelijke en begrijpelijke voorwaarden, het recht op bescherming tegen technische uitsluitingen, of het recht op redelijke uitleg van polisvoorwaarden. De commissie blijft binnen het formele kader van de polis.
5. Ongelijkheid in argumentatie De verzekeraar mag zich beroepen op het expertiserapport, zonder dat wordt onderzocht of de consument redelijkerwijs mocht vertrouwen op dekking bij schade door falende installaties. De consument wordt verweten dat hij onvoldoende bewijs levert, terwijl de feitelijke schade vaststaat.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat geen sprake is van een verzekerde gebeurtenis, maar motiveert niet waarom schade door een defecte pompinstallatie categorisch is uitgesloten. De redenering is formeel correct, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de verzekeraar en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van zijn redelijke verwachtingen, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de verzekeraar zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op eerlijke schadeafhandeling.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0388 bevestigt het patroon waarin schade door technische uitval van installaties wordt uitgesloten, zelfs wanneer de consument redelijkerwijs mocht vertrouwen op dekking bij waterschade. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de verzekeraar zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging of rechterlijke toetsing.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0385 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consumenten hadden een rechtsbijstandverzekering bij OHRA, uitgevoerd door DAS. Zij verzochten om rechtsbijstand bij meerdere burenconflicten. DAS hanteerde daarbij één kostenmaximum voor alle conflicten, omdat deze volgens haar voortkwamen uit één oorzaak. Nadat dit maximum was bereikt, werd geen verdere hulp in natura geboden. De consumenten klaagden over het gebrek aan voortgezette ondersteuning en over trage of ontbrekende reacties op hun verzoeken. Zij vorderden aanvullende rechtsbijstand en schadevergoeding. De commissie wijst de vordering gedeeltelijk toe.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consumenten moeten aantonen dat DAS tekort is geschoten in haar verplichtingen. DAS hoeft slechts te stellen dat het kostenmaximum is bereikt en dat zij voldoende heeft gecommuniceerd. De commissie accepteert dit grotendeels, maar erkent dat verdere hulp in natura alsnog moet worden geboden. De bewijslastverdeling blijft echter asymmetrisch.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst aan de polisvoorwaarden en accepteert het hanteren van één kostenmaximum, omdat sprake is van één onderliggende oorzaak. Er is geen toetsing aan proportionaliteit, het vertrouwensbeginsel, of aan de zorgplicht bij voortgezette conflicten. De beoordeling blijft binnen het formele kader.
3. Gelijke procespositie De consumenten stellen dat zij onvoldoende zijn geholpen na uitputting van het kostenmaximum. De commissie erkent dat DAS verdergaande hulp in natura moet bieden, maar verbindt daar geen schadevergoeding aan. DAS wordt niet aangesproken op het ontbreken van een escalatie- of klachtenprocedure. Hierdoor blijft de procespositie ongelijk.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op effectieve rechtsbijstand, het recht op duidelijke communicatie over dekkingsgrenzen, of het recht op voortgezette ondersteuning bij aanhoudende geschillen. De commissie blijft binnen het contractuele kader.
5. Ongelijkheid in argumentatie DAS mag zich beroepen op het kostenmaximum en de eenheid van oorzaak, zonder dat wordt onderzocht of de consument redelijkerwijs mocht verwachten dat elk conflict afzonderlijk zou worden behandeld. De consument wordt verweten dat hij geen schade aantoont, terwijl de impact van het gebrek aan hulp evident is.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat verdere hulp in natura moet worden geboden, maar motiveert niet waarom dit niet eerder is gebeurd of waarom dit geen grond oplevert voor schadevergoeding. De redenering is deels correct, maar blijft maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het grotendeels volgen van het standpunt van de uitvoerder en het slechts gedeeltelijk toewijzen van de vordering zonder financiële compensatie, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de verzekeraar zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op volledige en tijdige rechtsbijstand.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0385 bevestigt het patroon waarin rechtsbijstandverzekeraars zich kunnen beroepen op kostenplafonds en eenheid van oorzaak, zelfs bij meerdere afzonderlijke conflicten. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de uitvoerder slechts beperkt wordt gecorrigeerd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging of beleidsmatige aanscherping van de rechtsbijstandsnormen.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0383 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument was betrokken bij een aanrijding op 27 december 2021 met een bij HDI Global SE verzekerde auto. De verzekeraar erkende aansprakelijkheid op basis van het aanrijdingsformulier. De consument claimde letselschade, waaronder fysiotherapiekosten en een slotbetaling. De verzekeraar liet de schadebehandeling uitvoeren door een externe partij en liet aanvullend onderzoek doen naar het causaal verband tussen de klachten en het ongeval. Op basis daarvan werd verdere schadevergoeding geweigerd. De consument klaagde over de wijze van schadebehandeling en de weigering van de slotbetaling. De commissie wijst de vordering af.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat zijn klachten en schade het gevolg zijn van het ongeval. De verzekeraar mag volstaan met een gemotiveerde betwisting en verwijzing naar medisch onderzoek. De commissie accepteert dit zonder nader onderzoek naar de proportionaliteit van de bewijspositie. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die de consument benadeelt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de formele vereisten van de WAM-dekking en de Gedragscode Behandeling Letselschade, maar onderzoekt niet of de verzekeraar voldoende transparant en zorgvuldig heeft gehandeld bij het uitbesteden en beoordelen van de schade. Er is geen toetsing aan het vertrouwensbeginsel of aan het beginsel van effectieve schadeafhandeling.
3. Gelijke procespositie De consument stelt dat hij onvoldoende is gehoord en dat zijn klachten onvoldoende serieus zijn genomen. De commissie erkent dit niet als verzachtende omstandigheid. De verzekeraar wordt niet aangesproken op de keuze voor uitbesteding of op de kwaliteit van de communicatie. Hierdoor ontstaat een procedureel onevenwicht.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op duidelijke communicatie, het recht op hoor en wederhoor, of het recht op een onafhankelijke beoordeling van letselschade. De commissie blijft binnen het formele kader van de aansprakelijkheidsverzekering.
5. Ongelijkheid in argumentatie De verzekeraar mag zich beroepen op medisch onderzoek en de conclusie dat geen causaal verband bestaat, zonder dat wordt onderzocht of dit onderzoek voldoende objectief en volledig was. De consument wordt verweten dat hij geen aanvullend bewijs levert, terwijl hij afhankelijk is van de verzekeraar voor toegang tot medische beoordeling.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de verzekeraar mocht weigeren tot slotbetaling over te gaan, maar motiveert niet waarom de consument geen recht heeft op een second opinion of op uitleg over de afwijzing. De redenering is formeel correct, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de verzekeraar en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van zijn klachten en bewijspositie, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de verzekeraar zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op eerlijke schadebehandeling.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0383 bevestigt het patroon waarin verzekeraars ruime beoordelingsvrijheid krijgen bij letselschadeclaims, zonder dat de consument effectief wordt beschermd tegen eenzijdige of ondoorzichtige afwijzingen. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de verzekeraar zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging of beleidsmatige aanscherping van letselschadeprocedures.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0381 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consumenten hadden sinds 1 december 1984 een uitvaartverzekering met dienstenpakket bij (de rechtsvoorganger van) ASR Levensverzekering N.V.. De premie bestond aanvankelijk uit een nominaal deel en een indexeringspremie, maar na 40 jaar betaalden zij alleen nog de indexeringspremie. De consumenten dienden een klacht in over de jaarlijkse verhoging van deze indexeringspremie, die zij onredelijk vonden. Kifid verklaart de klacht niet-behandelbaar, omdat deze reeds in 2022 was behandeld.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consumenten moeten aantonen dat sprake is van een nieuwe klacht of gewijzigde omstandigheden. De verzekeraar hoeft slechts te stellen dat het om een herhaling van een eerder geschil gaat. De commissie accepteert dit zonder inhoudelijke toetsing van de gewijzigde context of nieuwe argumenten. Dit leidt tot een procedurele afwijzing zonder inhoudelijke beoordeling.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de formele ontvankelijkheidscriteria en onderzoekt niet of de klacht in wezen een nieuw aspect bevat van de premie-indexering of dat sprake is van structurele onduidelijkheid over de premieberekening. Er is geen toetsing aan het redelijkheidsbeginsel of aan het informatiebeginsel.
3. Gelijke procespositie De consumenten voeren aan dat zij onvoldoende inzicht hebben in de opbouw van de indexeringspremie. De commissie erkent dit niet als grond voor hernieuwde behandeling. De verzekeraar wordt niet aangesproken op zijn informatieplicht of op de begrijpelijkheid van de premiestructuur. Hierdoor ontstaat een procedureel onevenwicht.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op duidelijke en begrijpelijke informatie over premieopbouw, het recht op herbeoordeling bij voortschrijdend inzicht, of het recht op transparantie bij langlopende verzekeringen. De commissie blijft binnen het formele kader van ontvankelijkheid.
5. Ongelijkheid in argumentatie De verzekeraar mag zich beroepen op de eerdere behandeling, zonder dat wordt onderzocht of de klacht feitelijk of juridisch is geëvolueerd. De consument wordt verweten dat hij "hetzelfde" opnieuw aan de orde stelt, zonder dat de inhoudelijke verschillen worden gewogen.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de klacht niet behandelbaar is, maar motiveert niet waarom de inhoudelijke kern van de klacht (de redelijkheid van de indexeringssystematiek) niet opnieuw kan worden beoordeeld. De redenering is formeel correct, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder inhoudelijke beoordeling afwijzen van een klacht over een structureel terugkerend probleem, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de verzekeraar zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op transparantie en herbeoordeling.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0381 bevestigt het patroon waarin klachten over langlopende premie-indexering worden afgewezen op formele gronden, zelfs wanneer consumenten nieuwe vragen of bezwaren aanvoeren. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de verzekeraar niet wordt aangesproken op zijn informatieplicht. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging of beleidsmatige herziening van de ontvankelijkheidscriteria.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0377 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument had via Heemzaethe Assurantiën B.V. twee auto's verzekerd. Na verkoop van één auto wilde zij de schadevrije jaren van die auto overdragen naar de andere auto, in plaats van deze samen te voegen met de reeds opgebouwde schadevrije jaren van die tweede auto. De tussenpersoon voegde de schadevrije jaren echter samen. De consument stelde dat dit niet haar bedoeling was en vorderde herstel. De commissie oordeelt dat de tussenpersoon de communicatie van de consument redelijkerwijs mocht opvatten als een verzoek tot samenvoeging en wijst de vordering af.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat zij expliciet géén samenvoeging wenste. De tussenpersoon hoeft slechts te wijzen op de interpretatie van de e-mailwisseling. De commissie accepteert dit zonder nader onderzoek naar de context of alternatieve uitleg. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die de consument benadeelt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de uitleg van de communicatie, maar onderzoekt niet of de tussenpersoon had moeten verifiëren of de consument de gevolgen van samenvoeging begreep. Er is geen toetsing aan het informatiebeginsel, het vertrouwensbeginsel, of aan de zorgplicht bij complexe administratieve handelingen.
3. Gelijke procespositie De consument stelt dat zij niet wist dat samenvoeging onomkeerbaar was en dat zij slechts overdracht bedoelde. De commissie erkent dit niet als verzachtende omstandigheid. De tussenpersoon wordt niet aangesproken op het ontbreken van expliciete bevestiging of uitleg. Hierdoor ontstaat een procedureel onevenwicht.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op duidelijke informatie over schadevrije jaren, het recht op bevestiging van administratieve handelingen, of het recht op herstel bij misverstand. De commissie blijft binnen het formele kader van interpretatie.
5. Ongelijkheid in argumentatie De tussenpersoon mag zich beroepen op een redelijke uitleg van de communicatie, zonder dat wordt onderzocht of de consument redelijkerwijs mocht vertrouwen op een andere uitkomst. De consument wordt verweten dat zij niet explicieter was, terwijl zij geen professionele partij is.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de tussenpersoon de verklaring redelijkerwijs mocht opvatten als een verzoek tot samenvoeging, maar motiveert niet waarom geen herstel mogelijk is bij een kennelijk misverstand. De redenering is formeel correct, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van de uitleg van de tussenpersoon en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van haar bedoeling, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de tussenpersoon zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op duidelijke en herstelbare communicatie.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0377 bevestigt het patroon waarin administratieve handelingen met verstrekkende gevolgen (zoals samenvoeging van schadevrije jaren) worden beoordeeld op basis van interpretatie, zonder dat de consument wordt beschermd tegen misverstanden of onduidelijke communicatie. De consument wordt benadeeld in haar procespositie, terwijl de tussenpersoon zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging of beleidsmatige aanscherping van de informatieplicht.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0036 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consumenten hadden een beleggingsverzekering bij Interpolis (Achmea Pensioen- en Levensverzekeringen N.V.). Zij klaagden over:
Te hoge TER-kosten (Total Expense Ratio),
Te hoge risicopremie,
Niet profiteren van gedaalde sterftekansen, en
Niet-herbeleggen van teruggevorderde bronbelasting op dividenden.
In een eerdere tussenuitspraak (CvB 2024-0074) werden de eerste drie klachten afgewezen. De Commissie van Beroep oordeelde toen dat de klacht over de bronbelasting gegrond was, omdat de verzekeraar onvoldoende had onderbouwd dat de teruggevorderde dividendbelasting daadwerkelijk ten goede was gekomen aan de polis. In deze einduitspraak wordt die klacht bevestigd en wordt een schadevergoeding toegekend.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De verzekeraar moest aantonen dat de teruggevorderde dividendbelasting daadwerkelijk is herbelegd ten gunste van de polis. De Commissie oordeelt dat de verzekeraar hierin niet is geslaagd. Dit is een zeldzaam voorbeeld waarin de bewijslast effectief bij de aanbieder wordt gelegd en de consument wordt beschermd.
2. Actieve juridische toetsing De Commissie van Beroep toetst niet alleen aan de polisvoorwaarden, maar ook aan de feitelijke uitvoering van de beleggingsstrategie. Er wordt kritisch gekeken naar de transparantie en verantwoording van de verzekeraar. Dit is een voorbeeld van actieve toetsing die in eerdere uitspraken vaak ontbrak.
3. Gelijke procespositie De consumenten kregen de gelegenheid om te reageren op de aanvullende stukken van de verzekeraar. De Commissie weegt hun standpunten inhoudelijk mee. Dit draagt bij aan een meer evenwichtige procespositie.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Hoewel de uitspraak zich binnen het civielrechtelijke kader beweegt, wordt impliciet recht gedaan aan het vertrouwensbeginsel en het beginsel van transparantie bij beleggingsverzekeringen. De Commissie erkent dat consumenten mogen verwachten dat teruggevorderde belastingen zichtbaar en aantoonbaar worden herbelegd.
5. Ongelijkheid in argumentatie De verzekeraar kon zich niet verschuilen achter algemene beleggingsprocedures. De Commissie verlangt concrete onderbouwing. Dit doorbreekt het patroon waarin aanbieders met abstracte verwijzingen wegkomen.
6. Transparantie van de redenering De uitspraak is helder gemotiveerd: de verzekeraar heeft onvoldoende aangetoond dat de teruggevorderde bronbelasting is herbelegd. De Commissie begroot de schade, omdat exacte vaststelling niet meer mogelijk is. Dit is een pragmatische en redelijke benadering.
7. (Schijn van) partijdigheid In tegenstelling tot veel andere uitspraken, is hier geen sprake van partijdigheid. De Commissie van Beroep stelt zich onafhankelijk en toetsend op, en corrigeert de verzekeraar waar nodig.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0036 is een positieve uitzondering binnen het Kifid-landschap. De Commissie van Beroep toont zich kritisch, onafhankelijk en juridisch doortastend. De verzekeraar wordt gehouden aan zijn informatie- en verantwoordingsplicht, en de consument krijgt erkenning én compensatie. Deze uitspraak vormt een belangrijk precedent voor toekomstige klachten over de uitvoering van beleggingsverzekeringen.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0375 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument had een rechtsbijstandverzekering bij OHRA (Nationale-Nederlanden), uitgevoerd door DAS. Hij trad op als gemachtigde van zijn ex-echtgenote in een geschil met het UWV over haar ziektewetuitkering. Het UWV besloot echter de consument niet langer als gemachtigde te accepteren en beperkte zijn contactmogelijkheden. De consument vroeg DAS om rechtsbijstand in verband met deze beslissing. DAS reageerde niet inhoudelijk. De consument vorderde schadevergoeding wegens het uitblijven van rechtsbijstand. De commissie wijst de vordering af.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat hij een eigen belang heeft bij het optreden als gemachtigde en dat hij schade heeft geleden door het handelen van het UWV. DAS hoeft slechts te stellen dat onvoldoende informatie is verstrekt. De commissie accepteert dit zonder nader onderzoek naar de feitelijke gevolgen van het besluit van het UWV. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die de consument benadeelt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de formele dekking van de verzekering en stelt dat de consument geen eigen conflict heeft met het UWV. Er is geen toetsing aan het vertrouwensbeginsel, het beginsel van effectieve rechtsbescherming, of aan de zorgplicht van de uitvoerder om de consument te begeleiden bij het verkrijgen van duidelijkheid over zijn rechtspositie.
3. Gelijke procespositie De consument stelt dat hij door het besluit van het UWV is beperkt in zijn rol als gemachtigde en dat DAS hem niet heeft geholpen om dit aan te vechten. De commissie erkent dit niet als relevant belang. DAS wordt niet aangesproken op het uitblijven van een inhoudelijke reactie of op het ontbreken van een deugdelijk onderzoek. Hierdoor ontstaat een procedureel onevenwicht.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op toegang tot rechtsbijstand, het recht op hoor en wederhoor, of het recht op begeleiding bij bestuursrechtelijke procedures. De commissie blijft binnen het formele kader van de polis.
5. Ongelijkheid in argumentatie DAS mag zich beroepen op het ontbreken van een eigen belang van de consument, zonder dat wordt onderzocht of het optreden als gemachtigde in het belang van de consument zelf was (bijvoorbeeld als mantelzorger of financieel belanghebbende). De consument wordt verweten dat hij onvoldoende informatie verstrekt, terwijl DAS geen actieve opheldering hoefde te bieden.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat geen sprake is van een verzekerde gebeurtenis, maar motiveert niet waarom het optreden als gemachtigde categorisch buiten de dekking valt. De redenering is formeel correct, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de uitvoerder en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van zijn belangen, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de verzekeraar zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op rechtsbescherming.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0375 bevestigt het patroon waarin rechtsbijstandverzekeraars zich kunnen beroepen op formele dekkingsgrenzen, zelfs wanneer de consument feitelijk wordt beperkt in zijn toegang tot bestuursorganen. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de uitvoerder zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging of beleidsmatige aanscherping van de dekking bij bestuursrechtelijke geschillen.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0367 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument had een bootverzekering bij FBTO (Achmea Schadeverzekeringen N.V.). Tijdens een vaartocht viel de motor van zijn zeilboot uit, waarna hij hulp moest inschakelen om de boot te laten verslepen. De verzekeraar weigerde vergoeding van de sleepkosten, met als argument dat sprake was van "alleen pech" en dat dit niet onder de dekking viel. De consument stelde dat sprake was van een verzekerde gebeurtenis op grond van artikel 12 van de voorwaarden. De commissie oordeelt dat de klacht gegrond is en wijst de vordering toe.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De verzekeraar stelde dat de motoruitval geen schade was, maar "alleen pech". De consument verwees naar de polisvoorwaarden waarin hulpverlening bij schade of gebrek is verzekerd. De commissie oordeelt dat de verzekeraar onvoldoende heeft onderbouwd waarom dit niet als verzekerde gebeurtenis kwalificeert. De bewijslast is hier terecht bij de verzekeraar gelegd.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst actief aan artikel 12 van de voorwaarden, waarin staat dat noodzakelijke hulp bij schade of gebrek verzekerd is. De commissie oordeelt dat het voor een gemiddelde consument aannemelijk is dat motoruitval tijdens vaart onder deze dekking valt. Dit getuigt van een consumentenbeschermende uitleg van polisvoorwaarden.
3. Gelijke procespositie De consument kreeg gelegenheid zijn standpunt mondeling toe te lichten tijdens de hoorzitting. De verzekeraar werd geconfronteerd met de onduidelijkheid in de voorwaarden. De commissie weegt beide posities inhoudelijk en evenwichtig, wat bijdraagt aan een gelijkwaardige procespositie.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving De commissie past impliciet het contra proferentem-beginsel toe: onduidelijkheden in polisvoorwaarden worden uitgelegd in het voordeel van de consument. Ook wordt rekening gehouden met de redelijke verwachtingen van een gemiddelde verzekeringnemer.
5. Ongelijkheid in argumentatie De verzekeraar beriep zich op een beperkte uitleg van het begrip "schade" en "gebrek", zonder dit overtuigend te onderbouwen. De consument wees terecht op de praktische gevolgen van motoruitval op open water. De commissie volgt de redenering van de consument.
6. Transparantie van de redenering De commissie motiveert helder waarom artikel 12 van toepassing is en waarom de uitleg van de verzekeraar niet overtuigt. De redenering is juridisch en maatschappelijk overtuigend.
7. (Schijn van) partijdigheid In deze uitspraak is geen sprake van partijdigheid. De commissie stelt zich onafhankelijk op, toetst actief en corrigeert de verzekeraar waar nodig. Dit draagt bij aan het vertrouwen in de geschilbeslechting.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0367 is een voorbeeld van actieve en evenwichtige toetsing door de commissie. De consument wordt beschermd tegen een te beperkte uitleg van de dekking, en de verzekeraar wordt gehouden aan duidelijke en redelijke uitleg van zijn voorwaarden. De uitspraak voldoet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en vormt een positief precedent voor vergelijkbare geschillen over hulpverlening bij technische gebreken.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0364 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consumenten hadden een woonverzekering bij FBTO (Achmea Schadeverzekeringen N.V.). Op 2 mei 2024 ontstond waterschade in de kelder van hun woning door hevige neerslag. De schade werd gemeld en hersteld via het eigen bedrijf van consument 1. De verzekeraar schakelde een schade-expert in, die een schadebedrag vaststelde. Consument 1 ondertekende het schadevaststellingsrapport voor akkoord. Later vorderden de consumenten een aanvullende schadevergoeding, stellend dat de akkoordverklaring alleen zag op de toen bekende schade, en niet op later geconstateerde schade. De commissie oordeelt dat de consumenten gebonden zijn aan de ondertekende vaststelling en wijst de vordering af.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consumenten moeten aantonen dat de akkoordverklaring niet ziet op de volledige schade. De verzekeraar hoeft slechts te verwijzen naar het ondertekende rapport. De commissie accepteert dit zonder nader onderzoek naar de context of eventuele voorbehouden. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die de consument benadeelt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de formele betekenis van de akkoordverklaring. Er is geen toetsing aan het vertrouwensbeginsel, het redelijkheidsbeginsel, of aan de zorgplicht van de verzekeraar om te waarschuwen voor de gevolgen van ondertekening zonder voorbehoud.
3. Gelijke procespositie De consumenten stellen dat zij niet wisten dat de ondertekening definitief was en dat zij later nog schade ontdekten. De commissie erkent dit niet als verzachtende omstandigheid. De verzekeraar wordt niet aangesproken op het ontbreken van duidelijke toelichting bij het schadeformulier. Hierdoor ontstaat een procedureel onevenwicht.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op duidelijke informatie bij schadeafwikkeling, het recht op bescherming tegen onbedoelde afstand van rechten, of het recht op herziening bij nieuwe feiten. De commissie blijft binnen het formele kader van de ondertekening.
5. Ongelijkheid in argumentatie De verzekeraar mag zich beroepen op de akkoordverklaring, zonder dat wordt onderzocht of de consument redelijkerwijs mocht vertrouwen op aanvullende vergoeding bij latere schade. De consument wordt verweten dat hij geen voorbehoud maakte, terwijl hij geen juridische bijstand had.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de ondertekening bindend is, maar motiveert niet waarom geen ruimte bestaat voor heroverweging bij latere schade. De redenering is juridisch formeel, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de verzekeraar en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van zijn informatiepositie, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de verzekeraar zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op volledige schadevergoeding.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0364 bevestigt het patroon waarin ondertekende schadevaststellingen als definitief worden beschouwd, zelfs wanneer consumenten stellen dat latere schade buiten het akkoord viel. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de verzekeraar zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging of beleidsmatige aanscherping van de informatieplicht bij schadeafwikkeling.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0363 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument had een fietsverzekering bij Unigarant N.V. (ANWB Fietsverzekering). Op 23 augustus 2024 werd zijn elektrische fiets gestolen uit zijn berging. De berging was geforceerd, maar de fiets stond niet op slot en de reservesleutel hing in de berging. De verzekeraar wees de claim af wegens niet-naleving van de polisvoorwaarden. De consument stelde dat hij zorgvuldig had gehandeld en dat de diefstal ondanks voorzorgsmaatregelen plaatsvond. De commissie oordeelt dat de verzekeraar de claim terecht heeft afgewezen.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat hij aan de polisvoorwaarden heeft voldaan. De verzekeraar hoeft slechts te wijzen op het ontbreken van een slot en de aanwezigheid van de reservesleutel. De commissie accepteert dit zonder nader onderzoek naar de redelijkheid van de voorwaarden of de feitelijke beveiliging van de berging. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die de consument benadeelt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de formele polisvoorwaarden en accepteert de uitsluiting bij niet-naleving. Er is geen toetsing aan het redelijkheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel, of aan de proportionaliteit van de sanctie (volledige afwijzing bij beperkte nalatigheid).
3. Gelijke procespositie De consument stelt dat hij de fiets in een afgesloten berging plaatste en dat de reservesleutel niet zichtbaar was. De commissie erkent dit niet als verzachtende omstandigheid. De verzekeraar wordt niet aangesproken op het ontbreken van duidelijke waarschuwingen over de gevolgen van het niet op slot zetten. Hierdoor ontstaat een procedureel onevenwicht.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op duidelijke en begrijpelijke voorwaarden, het recht op evenredige sancties, of het recht op uitleg bij afwijzing. De commissie blijft binnen het formele kader van de polis.
5. Ongelijkheid in argumentatie De verzekeraar mag zich beroepen op een technische schending van de voorwaarden, zonder dat wordt onderzocht of de consument redelijkerwijs mocht vertrouwen op dekking bij inbraak. De consument wordt verweten dat hij de fiets niet op slot zette, terwijl de berging zelf was afgesloten.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de voorwaarden niet zijn nageleefd, maar motiveert niet waarom dit automatisch leidt tot volledige uitsluiting van dekking. De redenering is juridisch formeel, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de verzekeraar en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van zijn beveiligingsmaatregelen, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de verzekeraar zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op redelijke bescherming.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0363 bevestigt het patroon waarin verzekeraars zich kunnen beroepen op technische schendingen van polisvoorwaarden, zelfs wanneer de feitelijke omstandigheden wijzen op zorgvuldig handelen. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de verzekeraar zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging of beleidsmatige aanscherping van de proportionaliteit bij uitsluitingen.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0362 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consumenten schakelden Maas en Waal Hypotheken in voor advies en bemiddeling bij het afsluiten van een hypothecaire geldlening. Volgens de "menukaart" van de tussenpersoon was het advies over een overlijdensrisicoverzekering (ORV) inbegrepen in de dienstverlening. Ondanks herhaalde verzoeken om dit advies, bleef de tussenpersoon in gebreke. De consumenten dienden een klacht in bij Kifid. De tussenpersoon voerde geen verweer. De commissie oordeelt dat de vordering niet ongegrond of onrechtmatig is en wijst deze toe. De uitspraak is niet-bindend.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consumenten hoefden slechts aan te tonen dat zij recht hadden op ORV-advies en dat dit niet is geleverd. De tussenpersoon voerde geen verweer. De commissie legt de bewijslast terecht bij de dienstverlener, mede gezien de duidelijke afspraken in de menukaart.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst actief aan de inhoud van de dienstverleningsovereenkomst en de redelijkheid van de verwachting dat ORV-advies zou worden verstrekt. De commissie concludeert dat de tussenpersoon in gebreke is gebleven en dat nakoming alsnog moet plaatsvinden.
3. Gelijke procespositie De consumenten kregen de gelegenheid hun klacht toe te lichten en leverden bewijs van hun verzoeken. De tussenpersoon liet verstek gaan. De commissie weegt dit mee en stelt de consumenten in het gelijk. Dit draagt bij aan een evenwichtige procespositie.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving De commissie erkent impliciet het recht op volledige dienstverlening conform overeenkomst, het recht op nakoming, en het recht op bescherming tegen stilzwijgende afwijzing. De uitspraak sluit aan bij de zorgplicht van financieel dienstverleners.
5. Ongelijkheid in argumentatie De tussenpersoon leverde geen inhoudelijk verweer, maar de commissie toetst de vordering toch inhoudelijk. Dit voorkomt dat de consument wordt benadeeld door passiviteit van de wederpartij.
6. Transparantie van de redenering De commissie motiveert helder dat de ORV-adviesplicht onderdeel was van de overeengekomen dienstverlening en dat deze niet is nagekomen. De redenering is juridisch correct en maatschappelijk begrijpelijk.
7. (Schijn van) partijdigheid Er is geen sprake van partijdigheid. De commissie stelt zich onafhankelijk op en corrigeert het tekortschieten van de dienstverlener, ondanks diens afwezigheid in de procedure.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0362 is een voorbeeld van een zorgvuldige en consumentvriendelijke beoordeling bij verstek. De commissie erkent het recht op nakoming van overeengekomen dienstverlening en wijst de vordering toe. De uitspraak onderstreept het belang van actieve communicatie en naleving van adviesverplichtingen door tussenpersonen.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0354 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument had een lijfrenteverzekering bij Interpolis (Achmea Pensioen- en Levensverzekeringen N.V.), die in 2014 is geëindigd. Volgens de verzekeraar is het vrijgekomen kapitaal van €6.174,78 op 12 februari 2014 overgemaakt naar een bankrekening. De consument stelt dat hij dit bedrag nooit heeft ontvangen en vordert alsnog uitbetaling, vermeerderd met wettelijke rente. De verzekeraar overlegt een schermprint van de betaling, maar kan geen bankafschrift overleggen. De commissie oordeelt dat de vordering is verjaard en wijst de klacht af.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat hij het bedrag niet heeft ontvangen. De verzekeraar hoeft slechts te verwijzen naar een interne schermprint van de betaling. De commissie accepteert dit als voldoende bewijs, ondanks het ontbreken van een bankafschrift of ontvangstbevestiging. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die de consument benadeelt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de verjaringstermijn van vijf jaar (artikel 3:308 BW). Er is geen toetsing aan het vertrouwensbeginsel, het beginsel van redelijke bewijsvoering, of aan de zorgplicht van de verzekeraar om betalingen aantoonbaar te administreren. Ook wordt niet onderzocht of de verjaringstermijn is gestuit of verschoonbaar is overschreden.
3. Gelijke procespositie De consument stelt dat hij pas in 2024 ontdekte dat het bedrag niet was ontvangen. De commissie erkent dit niet als verzachtende omstandigheid. De verzekeraar wordt niet aangesproken op het ontbreken van actieve communicatie of bevestiging van ontvangst. Hierdoor ontstaat een procedureel onevenwicht.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op transparante afwikkeling van lijfrenteverzekeringen, het recht op duidelijke communicatie bij expiratie, of het recht op herziening bij administratieve onduidelijkheid. De commissie blijft binnen het formele kader van verjaring.
5. Ongelijkheid in argumentatie De verzekeraar mag zich beroepen op een interne schermprint, zonder dat wordt onderzocht of dit voldoende bewijs is van daadwerkelijke ontvangst. De consument wordt verweten dat hij te laat klaagt, terwijl hij afhankelijk is van de administratie van de verzekeraar.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de vordering is verjaard en dat de verzekeraar niet hoeft aan te tonen dat het bedrag daadwerkelijk is ontvangen. De redenering is juridisch formeel, maar maatschappelijk onbevredigend, zeker gezien het ontbreken van sluitend bewijs.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de verzekeraar en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van zijn bewijspositie, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de verzekeraar zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op een aantoonbare uitbetaling.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0354 bevestigt het patroon waarin consumenten worden geconfronteerd met verjaring, zelfs wanneer zij pas laat ontdekken dat een uitbetaling mogelijk is uitgebleven. De consument wordt benadeeld in zijn bewijspositie, terwijl de verzekeraar met minimale onderbouwing wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging of beleidsmatige aanscherping van de bewijs- en informatieplicht bij expiratie van lijfrenteverzekeringen.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Wat deze zaak zo schrijnend maakt:
Geen sluitend betalingsbewijs, maar tóch werd de verzekeraar geloofd;
Geen inhoudelijke toetsing van de bewijskracht, ondanks het ontbreken van externe bevestiging;
De consument werd driedubbel benadeeld: door de verjaring, het bewijsvoordeel voor de verzekeraar, en het gebrek aan motivering;
Er was geen correctie op het ontbreken van actieve communicatie of bevestiging van de uitbetaling.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0353 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument had een woonverzekering bij FBTO (Achmea Schadeverzekeringen N.V.) voor een woonboerderij met rieten dak. Per 1 september 2024 verhoogde de verzekeraar de jaarpremie van €948,52 naar €1.460,89. De consument vond deze verhoging onredelijk en disproportioneel, en verwees naar eerdere Kifid-uitspraken over redelijkheid van premieverhogingen. De verzekeraar stelde dat de verhoging gerechtvaardigd was vanwege de toegenomen schadelast bij rieten daken. De commissie oordeelt dat de verhoging niet onaanvaardbaar is en wijst de vordering af.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat de premieverhoging onredelijk is. De verzekeraar hoeft slechts te verwijzen naar het verhoogde risico. De commissie accepteert dit zonder nader onderzoek naar de proportionaliteit van de verhoging of naar alternatieve premies in de markt. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die de consument benadeelt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de maatstaven van redelijkheid en billijkheid, maar onderzoekt niet of de verhoging in strijd is met het vertrouwensbeginsel, het gelijkheidsbeginsel, of met transparantievereisten bij risicopremies. Er is geen toetsing aan de proportionaliteit van een stijging van meer dan 50%.
3. Gelijke procespositie De consument verwijst naar eerdere uitspraken en marktvergelijkingen, maar deze worden niet inhoudelijk gewogen. De verzekeraar wordt niet aangesproken op het ontbreken van een onderbouwde premieberekening of op het ontbreken van een waarschuwing vooraf. Hierdoor ontstaat een procedureel onevenwicht.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op duidelijke en begrijpelijke premieberekening, het recht op bescherming tegen willekeurige premiewijzigingen, of het recht op uitleg bij forse stijgingen. De commissie blijft binnen het formele kader van "redelijkheid".
5. Ongelijkheid in argumentatie De verzekeraar mag zich beroepen op een algemene stijging van de schadelast bij rieten daken, zonder dat wordt onderzocht of dit in verhouding staat tot de individuele situatie van de consument. De consument wordt verweten dat hij geen bewijs levert van onredelijkheid, terwijl de verzekeraar geen transparante berekening hoeft te geven.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de verhoging niet onaanvaardbaar is, maar motiveert niet waarom een stijging van meer dan 50% redelijk is, noch waarom geen nadere onderbouwing van de verzekeraar wordt verlangd. De redenering is juridisch formeel, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de verzekeraar en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van de proportionaliteit, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de verzekeraar zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op voorspelbare en uitlegbare premieontwikkeling.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0353 bevestigt het patroon waarin forse premieverhogingen worden geaccepteerd zonder dat verzekeraars verplicht worden tot transparante onderbouwing of individuele motivering. De consument wordt benadeeld in zijn bewijspositie, terwijl de verzekeraar met algemene verwijzingen wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging of beleidsmatige aanscherping van de informatieplicht bij premiewijzigingen.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0350 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consumenten hadden een rechtsbijstandverzekering bij Centraal Beheer (Achmea Schadeverzekeringen N.V.), uitgevoerd door Stichting Achmea Rechtsbijstand. Zij deden een beroep op rechtsbijstand in verband met een geschil met de werkgever van consument 1 over het niet opvolgen van adviezen van de Arbo-arts. De uitvoerder schakelde externe advocaten in, maar deze weigerden de zaak te behandelen. De consumenten klaagden dat zij geen adequate rechtshulp kregen en dat de uitvoerder te weinig heeft ondernomen. De commissie oordeelt dat de uitvoerder voldoende inspanning heeft geleverd en wijst de vorderingen af.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consumenten moeten aantonen dat de uitvoerder tekort is geschoten in de rechtsbijstandverlening. De uitvoerder hoeft slechts te stellen dat zij advocaten heeft benaderd en dat deze de zaak hebben geweigerd. De commissie accepteert dit zonder nader onderzoek naar de kwaliteit van de inspanningen of alternatieven. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die de consument benadeelt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend of de uitvoerder "voldoende heeft gedaan" om rechtshulp te bieden. Er is geen toetsing aan het beginsel van effectieve rechtsbescherming, het vertrouwensbeginsel, of aan de zorgplicht om bij weigering van externe advocaten alternatieven te bieden.
3. Gelijke procespositie De consumenten stellen dat zij door de weigeringen van advocaten en het uitblijven van adequate opvolging in een juridisch vacuüm zijn beland. De commissie erkent dit niet als relevante schade of tekortkoming. De uitvoerder wordt niet aangesproken op het ontbreken van een escalatie- of second-opinionprocedure. Hierdoor ontstaat een procedureel onevenwicht.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op effectieve toegang tot rechtsbijstand, het recht op duidelijke communicatie over dekkingsgrenzen, of het recht op alternatieve ondersteuning bij externe weigering. De commissie blijft binnen het formele kader van "voldoende inspanning".
5. Ongelijkheid in argumentatie De uitvoerder mag zich beroepen op het feit dat advocaten de zaak niet wilden behandelen, zonder dat wordt onderzocht of dit standpunt inhoudelijk terecht was of of andere opties zijn overwogen. De consument wordt verweten dat hij geen schade aantoont, terwijl de feitelijke rechtsbijstand is uitgebleven.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de uitvoerder voldoende heeft gedaan, maar motiveert niet waarom het uitblijven van daadwerkelijke rechtsbijstand geen tekortkoming vormt. De redenering is juridisch formeel, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de uitvoerder en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van de gevolgen van het uitblijven van rechtsbijstand, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de verzekeraar zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op daadwerkelijke juridische ondersteuning.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0350 bevestigt het patroon waarin rechtsbijstandverzekeraars zich kunnen beroepen op "voldoende inspanning" zonder dat zij daadwerkelijk rechtsbijstand hoeven te leveren. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de uitvoerder zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging of beleidsmatige aanscherping van de zorgplicht bij uitbesteding.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0032 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument gaf bunq B.V. op 4 mei 2024 opdracht om een bedrag van €100.097,47 over te boeken naar zijn rekening bij Knab, ter voorbereiding op de aankoop van een woning. De bank hield de transactie tegen vanwege een transactiemonitoringssignaal en vroeg op 6 mei om aanvullende informatie over de herkomst van het geld. De consument leverde die informatie aan, maar de bank voerde de betaling pas op 15 mei 2024 uit — de dag van de overdracht. De consument klaagde over de vertraging en de gebrekkige communicatie. De commissie acht de klacht gegrond en wijst de vordering gedeeltelijk toe.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consument moest aantonen dat de bank te laat handelde en dat dit tot schade leidde. De bank verwees naar haar Wwft-verplichtingen. De commissie oordeelt dat de bank onvoldoende heeft onderbouwd waarom de beoordeling van de aangeleverde informatie negen dagen moest duren. De bewijslast is hier terecht bij de bank gelegd.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst actief aan de Wwft, de zorgplicht van de bank, en de redelijke uitvoeringstermijn van betaalopdrachten. Er wordt geoordeeld dat de bank te traag en onvoldoende transparant heeft gehandeld, ondanks haar wettelijke verplichtingen.
3. Gelijke procespositie De consument kreeg gelegenheid om zijn standpunt toe te lichten en leverde bewijs van de communicatie. De bank werd geconfronteerd met haar eigen tijdlijn. De commissie weegt beide posities inhoudelijk en evenwichtig.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving De commissie erkent impliciet het recht op tijdige uitvoering van betaalopdrachten, het recht op duidelijke communicatie bij blokkades, en het recht op schadevergoeding bij nalatigheid. De uitspraak sluit aan bij de beginselen van behoorlijk bankieren.
5. Ongelijkheid in argumentatie De bank beriep zich op haar Wwft-verplichtingen, maar kon niet aantonen dat de vertraging noodzakelijk was. De consument wees terecht op het ontbreken van updates en de impact op zijn woningtransactie. De commissie volgt grotendeels de redenering van de consument.
6. Transparantie van de redenering De commissie motiveert helder waarom de bank tekort is geschoten en waarom een gedeeltelijke schadevergoeding passend is. De redenering is juridisch overtuigend en maatschappelijk begrijpelijk.
7. (Schijn van) partijdigheid Er is geen sprake van partijdigheid. De commissie stelt zich onafhankelijk op, toetst kritisch en corrigeert het handelen van de bank waar nodig.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0032 is een voorbeeld van actieve en evenwichtige toetsing bij bancaire dienstverlening. De consument wordt beschermd tegen trage en onduidelijke uitvoering van betaalopdrachten, en de bank wordt gehouden aan haar zorgplicht. De uitspraak voldoet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en vormt een belangrijk precedent voor klachten over transactiemonitoring en Wwft-vertragingen.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0031 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument had een execution-only beleggingsrekening bij flatexDEGIRO Bank AG. In november 2023 meldde hij 130.280 aandelen FCC aan voor een tender offer (inkoop eigen aandelen tegen €12,50 per stuk). De broker voerde de instructie slechts gedeeltelijk uit, omdat volledige aanmelding zou leiden tot een margintekort. De consument stelde dat hij recht had op volledige uitvoering van zijn instructie. De commissie oordeelt dat de gedeeltelijke uitvoering gerechtvaardigd is op grond van de contractuele voorwaarden en wijst de vordering af.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat hij recht had op volledige uitvoering van zijn instructie. De broker hoeft slechts te verwijzen naar de contractuele bepalingen (o.a. ISI Security Value en ISI Corporate Actions). De commissie accepteert dit zonder nader onderzoek naar de proportionaliteit of transparantie van de beperking. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die de consument benadeelt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de contractuele bepalingen en stelt dat de broker op "best effort basis" mocht handelen. Er is geen toetsing aan het redelijkheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel, of aan de informatieplicht bij marginbeperkingen. Ook wordt niet onderzocht of de consument vooraf voldoende is gewaarschuwd voor het risico op gedeeltelijke uitvoering.
3. Gelijke procespositie De consument stelt dat hij niet wist dat zijn instructie niet volledig zou worden uitgevoerd. De commissie erkent dit niet als verzachtende omstandigheid. De broker wordt niet aangesproken op het ontbreken van actieve communicatie of waarschuwing vooraf. Hierdoor ontstaat een procedureel onevenwicht.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op duidelijke informatie over risico's bij corporate actions, het recht op volledige uitvoering van beleggingsinstructies, of het recht op bescherming tegen onduidelijke beperkingen. De commissie blijft binnen het formele kader van de cliëntovereenkomst.
5. Ongelijkheid in argumentatie De broker mag zich beroepen op interne marginregels en "best effort"-clausules, zonder dat wordt onderzocht of deze redelijk en transparant zijn toegepast. De consument wordt verweten dat hij onvoldoende rekening hield met marginvereisten, terwijl hij afhankelijk is van de informatievoorziening van de broker.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de broker mocht beperken, maar motiveert niet waarom dit niet vooraf expliciet hoefde te worden gecommuniceerd. De redenering is juridisch formeel, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de broker en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van zijn informatiepositie, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de broker zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op duidelijke en volledige uitvoering van beleggingsinstructies.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0031 bevestigt het patroon waarin brokers zich kunnen beroepen op interne beperkingen en "best effort"-clausules bij corporate actions, zonder dat zij verplicht worden tot transparante communicatie of volledige uitvoering. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de broker zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging of beleidsmatige aanscherping van de informatieplicht bij execution-only dienstverlening.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0029 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument had in 2016 samen met zijn toenmalige partner een krediet van €25.000,- afgesloten bij IB Krediet N.V.. Door betalingsachterstanden en een daaropvolgend faillissement in 2018, dat in 2020 werd omgezet in een Wsnp-traject, werd een deel van de schuld kwijtgescholden. De kredietverstrekker registreerde in het CKI van BKR een code 3 (kwijtschelding) met einddatum 30 augustus 2022. De consument vorderde verwijdering van deze negatieve registratie, stellend dat hij inmiddels schuldenvrij is en de registratie hem belemmert bij het verkrijgen van een hypotheek. De commissie wijst de vordering af.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat zijn belang bij verwijdering zwaarder weegt dan het belang van de kredietverstrekker bij handhaving. De kredietverstrekker hoeft slechts te wijzen op de standaardtermijn van vijf jaar na kwijtschelding. De commissie accepteert dit zonder diepgaande afweging van de persoonlijke omstandigheden van de consument. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die de consument benadeelt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de vaste jurisprudentie over BKR-registraties en stelt dat de registratie op zichzelf niet disproportioneel is. Er is geen toetsing aan het evenredigheidsbeginsel, het recht op rehabilitatie, of aan de maatschappelijke gevolgen van langdurige uitsluiting van kredietverlening.
3. Gelijke procespositie De consument voerde aan dat hij sinds de schone lei schuldenvrij is, een stabiel inkomen heeft en een woning wil kopen. De commissie erkent dit niet als doorslaggevend belang. De kredietverstrekker wordt niet aangesproken op het ontbreken van een belangenafweging of maatwerk. Hierdoor ontstaat een procedureel onevenwicht.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op eerherstel na schuldsanering, het recht op menselijke maat bij kredietregistratie, of het recht op heroverweging bij gewijzigde omstandigheden. De commissie blijft binnen het formele kader van de standaardtermijn.
5. Ongelijkheid in argumentatie De kredietverstrekker mag zich beroepen op de standaardtermijn van vijf jaar, zonder dat wordt onderzocht of de consument inmiddels voldoet aan alle voorwaarden voor kredietwaardigheid. De consument wordt verweten dat hij onvoldoende zwaarwegende belangen heeft, terwijl zijn situatie feitelijk sterk is verbeterd.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat het belang van de kredietverstrekker zwaarder weegt, maar motiveert niet waarom de persoonlijke omstandigheden van de consument geen aanleiding geven tot uitzondering. De redenering is juridisch formeel, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder inhoudelijke belangenafweging volgen van het standaardbeleid van de kredietverstrekker, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van financiële instellingen zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op herstel en maatschappelijke participatie.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0029 bevestigt het patroon waarin verzoeken tot verwijdering van BKR-registraties worden afgewezen op basis van standaardtermijnen, zonder dat ruimte wordt geboden voor maatwerk of belangenafweging. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de kredietverstrekker zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging of beleidsmatige herziening van de BKR-systematiek.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0344 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument sloot via Van Dal Assurantiën B.V. een overlijdensrisicoverzekering af met een verzekerd kapitaal van €750.000,- en een maandpremie van €304,67. Na 104 weken ziekte ontving hij een WIA-uitkering en verzocht hij om premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. De verzekeraar wees dit af, omdat deze dekking niet was meeverzekerd. De consument stelde dat de adviseur hem had verzekerd dat deze vrijstelling automatisch zou gelden bij arbeidsongeschiktheid. De commissie oordeelt dat de adviseur tekort is geschoten in zijn dossiervorming, maar dat de vordering wordt afgewezen omdat uit de offerte en polis blijkt dat de dekking niet is meeverzekerd.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat hem is toegezegd dat premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid was inbegrepen. De adviseur hoeft slechts te wijzen op de polis en offerte waarin deze dekking ontbreekt. De commissie accepteert dit zonder nader onderzoek naar de mondelinge advisering. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die de consument benadeelt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie erkent dat de adviseur geen gespreksnotities heeft bewaard, maar verbindt daar geen rechtsgevolgen aan. Er is geen toetsing aan het vertrouwensbeginsel, het informatiebeginsel, of aan de zorgplicht bij complexe verzekeringsproducten.
3. Gelijke procespositie De consument stelt dat hij op basis van het advies mocht vertrouwen op dekking bij arbeidsongeschiktheid. De commissie erkent dit niet als gerechtvaardigde verwachting. De adviseur wordt niet aangesproken op het ontbreken van schriftelijke bevestiging of waarschuwing. Hierdoor ontstaat een procedureel onevenwicht.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op duidelijke en begrijpelijke advisering, het recht op bescherming tegen onvolledige informatie, of het recht op herstel bij gebrekkige dossiervorming. De commissie blijft binnen het formele kader van de polisinhoud.
5. Ongelijkheid in argumentatie De adviseur mag zich beroepen op de polisstukken, zonder dat wordt onderzocht of de consument redelijkerwijs mocht vertrouwen op een andere uitleg. De consument wordt verweten dat hij geen bewijs heeft van de mondelinge toezegging, terwijl de adviseur zijn advies niet heeft vastgelegd.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de polis leidend is, maar motiveert niet waarom het ontbreken van dossiervorming geen aanleiding geeft tot twijfel over de juistheid van het advies. De redenering is juridisch formeel, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van de formele polisstukken en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van zijn informatiepositie, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de adviseur zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op betrouwbare advisering.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0344 bevestigt het patroon waarin consumenten worden afgerekend op het ontbreken van schriftelijk bewijs, terwijl adviseurs geen sanctie ondervinden voor gebrekkige dossiervorming. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de adviseur zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging of beleidsmatige aanscherping van de adviesverantwoordelijkheid.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0335 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument had een rechtsbijstandverzekering bij OHRA (Nationale-Nederlanden), uitgevoerd door DAS Rechtsbijstand. In oktober 2023 vroeg hij om rechtsbijstand bij een geschil met zijn verhuurder over gebreken aan de woning. DAS stemde in met inschakeling van een externe advocaat, maar deze weigerde de zaak te behandelen. De consument stelde dat hij daardoor geen adequate rechtsbijstand kreeg. Daarnaast werd zijn verzekering opgezegd vanwege het grote schadeverloop. De consument vorderde schadevergoeding. De commissie wijst de vordering af.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat DAS of de advocaat is tekortgeschoten. DAS hoeft slechts te stellen dat de zaak is overgedragen en dat de advocaat weigerde. De commissie accepteert dit zonder nader onderzoek naar de motieven van de advocaat of de opvolging door DAS. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die de consument benadeelt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie stelt dat DAS niet verantwoordelijk is voor het handelen van de externe advocaat. Er is geen toetsing aan het beginsel van effectieve rechtsbescherming, het vertrouwensbeginsel, of aan de zorgplicht bij uitbesteding. Ook wordt niet onderzocht of DAS alternatieven had moeten bieden.
3. Gelijke procespositie De consument stelt dat hij zonder rechtsbijstand is achtergebleven. De commissie erkent dit niet als relevante schade. DAS wordt niet aangesproken op het ontbreken van opvolging of escalatie. Hierdoor ontstaat een procedureel onevenwicht.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op toegang tot rechtsbijstand, het recht op begeleiding bij uitbesteding, of het recht op uitleg bij opzegging van de verzekering. De commissie blijft binnen het formele kader van de polis.
5. Ongelijkheid in argumentatie DAS mag zich beroepen op de weigering van de advocaat, zonder dat wordt onderzocht of dit standpunt inhoudelijk terecht was. De consument wordt verweten dat hij geen schade aantoont, terwijl de feitelijke rechtsbijstand is uitgebleven.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat DAS voldoende heeft gedaan, maar motiveert niet waarom het uitblijven van daadwerkelijke rechtsbijstand geen tekortkoming vormt. De redenering is juridisch formeel, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de uitvoerder en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van zijn belangen, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de verzekeraar zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op daadwerkelijke rechtsbescherming.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0335 bevestigt het patroon waarin rechtsbijstandverzekeraars zich kunnen beroepen op formele overdracht aan externe advocaten, zonder dat zij verantwoordelijk worden gehouden voor het uitblijven van daadwerkelijke hulp. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de uitvoerder zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging of beleidsmatige aanscherping van de zorgplicht bij uitbesteding.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0332 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument had een rechtsbijstandverzekering bij ABN AMRO Schadeverzekeringen N.V., uitgevoerd door ARAG SE. Op 5 mei 2024 verliet hij zijn huurwoning. De verhuurder weigerde de waarborgsom terug te betalen, onder verwijzing naar schimmelvorming die al op 5 april 2024 was gemeld. De verzekering ging in op 6 april 2024. De uitvoerder weigerde dekking omdat het geschil zijn oorsprong vond vóór de ingangsdatum van de verzekering. De consument stelde dat het conflict pas ontstond bij het inhouden van de borgsom. De commissie oordeelt dat de uitvoerder terecht dekking heeft geweigerd en wijst de vordering af.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat het geschil ná de ingangsdatum is ontstaan. De uitvoerder hoeft slechts te verwijzen naar de melding van 5 april 2024. De commissie accepteert dit zonder nader onderzoek naar de aard van het geschil of de redelijkheid van de drempeldatum. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die de consument benadeelt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de formele ingangsdatum en de meldingsdatum van de schimmel. Er is geen toetsing aan het vertrouwensbeginsel, het redelijkheidsbeginsel, of aan de zorgplicht van de uitvoerder om de consument te begeleiden bij het vaststellen van de dekkingsgrens.
3. Gelijke procespositie De consument stelt dat het geschil pas ontstond toen de verhuurder de borgsom weigerde terug te betalen. De commissie erkent dit niet als relevant onderscheid. De uitvoerder wordt niet aangesproken op het ontbreken van duidelijke communicatie over dekkingsgrenzen. Hierdoor ontstaat een procedureel onevenwicht.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op duidelijke uitleg van dekkingsvoorwaarden, het recht op toegang tot rechtsbijstand bij onduidelijke geschilgrenzen, of het recht op heroverweging bij onvoorziene omstandigheden. De commissie blijft binnen het formele kader van de polis.
5. Ongelijkheid in argumentatie De uitvoerder mag zich beroepen op een technische drempeldatum, zonder dat wordt onderzocht of het geschil feitelijk pas later ontstond. De consument wordt verweten dat hij geen bewijs levert van een latere oorzaak, terwijl de causaliteit tussen schimmel en borginhouding niet eenduidig is vastgesteld.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat het geschil voortvloeit uit een situatie van vóór de ingangsdatum, maar motiveert niet waarom het moment van borginhouding niet als zelfstandig geschil kan gelden. De redenering is juridisch formeel, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de uitvoerder en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van zijn redenering, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de verzekeraar zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op toegang tot rechtsbijstand.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0332 bevestigt het patroon waarin rechtsbijstandverzekeraars zich kunnen beroepen op formele drempeldatums, zelfs wanneer het geschil feitelijk pas later ontstaat. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de uitvoerder zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging of beleidsmatige aanscherping van de uitleg van geschilontstaansmomenten.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0331 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument had een rechtsbijstandverzekering bij ABN AMRO Schadeverzekeringen N.V., waarbij de uitvoering was uitbesteed aan een externe partij. Nadat hij een klacht had ingediend bij Kifid over de uitvoerder, diende hij vervolgens een klacht bij de verzekeraar in over de wijze waarop de uitvoerder zijn klacht had behandeld, inclusief een vermeende schending van de AVG (persoonsgegevens gedeeld met Kifid). De verzekeraar verwees hem terug naar de uitvoerder. De consument vorderde dat de verzekeraar zijn klacht inhoudelijk zou behandelen. De commissie wijst de vordering af.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat de verzekeraar verantwoordelijk is voor de klachtbehandeling over de uitvoerder. De verzekeraar hoeft slechts te verwijzen naar de wettelijke scheiding tussen verzekeraar en uitvoerder. De commissie accepteert dit zonder nader onderzoek naar de feitelijke betrokkenheid van de verzekeraar. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die de consument benadeelt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan artikel 4:65 Wft, dat bepaalt dat de uitvoerder zelfstandig verantwoordelijk is voor de uitvoering van rechtsbijstand. Er is geen toetsing aan het zorgplichtbeginsel, het vertrouwensbeginsel, of aan de verantwoordelijkheid van de verzekeraar voor toezicht op de uitvoerder.
3. Gelijke procespositie De consument stelt dat zijn klacht over de klachtbehandeling door de uitvoerder niet serieus is genomen. De commissie erkent dit niet als zelfstandige grondslag. De verzekeraar wordt niet aangesproken op het ontbreken van een eigen klachtenprocedure voor klachten over de uitvoerder. Hierdoor ontstaat een procedureel onevenwicht.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op effectieve klachtbehandeling, het recht op bescherming van persoonsgegevens, of het recht op escalatie bij onvrede over de uitvoerder. De commissie blijft binnen het formele kader van de taakverdeling.
5. Ongelijkheid in argumentatie De verzekeraar mag zich beroepen op de formele scheiding van verantwoordelijkheden, zonder dat wordt onderzocht of hij feitelijk betrokken was bij de klachtbehandeling of gegevensverwerking. De consument wordt verweten dat hij zich tot de verkeerde partij wendt, terwijl hij geen alternatief heeft als de uitvoerder tekortschiet.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de klacht niet tot de taak van de verzekeraar behoort, maar motiveert niet waarom deze geen verantwoordelijkheid draagt voor toezicht op de uitvoerder of voor klachten over diens functioneren. De redenering is juridisch formeel, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van de formele taakverdeling en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van zijn AVG-bezwaar of klachtbeleving, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de verzekeraar zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op een serieuze klachtbehandeling.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0331 bevestigt het patroon waarin verzekeraars zich kunnen verschuilen achter de formele scheiding tussen verzekering en uitvoerder, zelfs wanneer consumenten klagen over de wijze waarop hun klacht is behandeld. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de verzekeraar zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging of beleidsmatige herziening van de klachtverantwoordelijkheid bij uitbesteding.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0330 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument was meeverzekerd op de rechtsbijstandverzekering van zijn vader bij Klaverblad. In maart 2023 vroeg hij rechtsbijstand aan bij re-integratieproblemen na ziekmelding. Aanvankelijk werd het dossier gesloten na een positief adviestraject. In november 2023 vroeg de consument heropening, omdat de werkgever een WIA-aanvraag weigerde te ondertekenen. De uitvoerder reageerde traag en onduidelijk, waarna de consument zelf een advocaat inschakelde. Hij vorderde vergoeding van de advocaatkosten. De commissie oordeelt dat de uitvoerder tekort is geschoten en kent de vordering toe.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consument moest aantonen dat hij tijdig om hulp vroeg en dat de uitvoerder niet adequaat reageerde. De uitvoerder stelde dat het dossier gesloten was en dat de hulpvraag onduidelijk was. De commissie oordeelt dat de consument voldoende duidelijk was en dat de uitvoerder onvoldoende voortvarend handelde. De bewijslast is hier terecht bij de uitvoerder gelegd.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst actief aan de zorgplicht van de rechtsbijstanduitvoerder en oordeelt dat deze tekort is geschoten in de opvolging van de hernieuwde hulpvraag. Er wordt niet volstaan met een formele beoordeling van de dekking, maar gekeken naar de feitelijke uitvoering.
3. Gelijke procespositie De consument kreeg gelegenheid zijn standpunt mondeling toe te lichten. De uitvoerder werd geconfronteerd met haar eigen trage en onduidelijke communicatie. De commissie weegt beide posities inhoudelijk en evenwichtig.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving De commissie erkent impliciet het recht op tijdige en adequate rechtsbijstand, het recht op escalatie bij uitblijvende hulp, en het recht op vergoeding van redelijke kosten bij noodzakelijke externe inschakeling. Dit sluit aan bij de beginselen van effectieve rechtsbescherming.
5. Ongelijkheid in argumentatie De uitvoerder stelde dat de hulpvraag onduidelijk was, maar de commissie oordeelt dat dit niet afdoet aan de verplichting om contact op te nemen en de situatie te verhelderen. De consument mocht zich genoodzaakt voelen om externe hulp in te schakelen.
6. Transparantie van de redenering De commissie motiveert helder waarom de uitvoerder tekort is geschoten en waarom vergoeding van advocaatkosten gerechtvaardigd is. De redenering is juridisch overtuigend en maatschappelijk begrijpelijk.
7. (Schijn van) partijdigheid Er is geen sprake van partijdigheid. De commissie stelt zich onafhankelijk op, toetst kritisch en corrigeert het handelen van de uitvoerder waar nodig.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0330 is een voorbeeld van actieve en evenwichtige toetsing bij rechtsbijstandverlening. De consument wordt beschermd tegen trage en onduidelijke uitvoering, en de uitvoerder wordt gehouden aan haar zorgplicht. De uitspraak voldoet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en vormt een belangrijk precedent voor klachten over reactievermogen en escalatie bij rechtsbijstandverzekeraars.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0329 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument had een rechtsbijstandverzekering bij FBTO (Achmea Schadeverzekeringen N.V.), uitgevoerd door Stichting Achmea Rechtsbijstand. In februari 2024 vroeg zij rechtsbijstand aan in verband met een geschil met haar aannemer, die ondanks betaling het werk aan haar woning niet had voltooid. De zaak werd op 7 maart 2024 overgedragen aan een externe advocaat, die de behandeling voortzette. De consument klaagde dat de zaak onvoldoende voortvarend en adequaat is behandeld, waardoor de aannemer inmiddels failliet is verklaard en de vordering niet meer te verhalen is. De commissie oordeelt dat geen sprake is van toerekenbare tekortkoming en wijst de vordering af.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat de uitvoerder of advocaat tekort is geschoten. De uitvoerder hoeft slechts te stellen dat de zaak is overgedragen en behandeld. De commissie accepteert dit zonder nader onderzoek naar de effectiviteit of voortvarendheid van de behandeling. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die de consument benadeelt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de formele overdracht aan de externe advocaat. Er is geen toetsing aan het beginsel van effectieve rechtsbescherming, het vertrouwensbeginsel, of aan de zorgplicht bij uitbesteding. Ook wordt niet onderzocht of de uitvoerder toezicht hield op de voortgang.
3. Gelijke procespositie De consument stelt dat zij onvoldoende op de hoogte werd gehouden en dat cruciale stappen te laat zijn gezet. De commissie erkent dit niet als relevante tekortkoming. De uitvoerder wordt niet aangesproken op het ontbreken van actieve regie of communicatie. Hierdoor ontstaat een procedureel onevenwicht.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op voortvarende behandeling, het recht op toezicht bij uitbesteding, of het recht op schadevergoeding bij nalatigheid. De commissie blijft binnen het formele kader van taakverdeling.
5. Ongelijkheid in argumentatie De uitvoerder mag zich beroepen op de overdracht aan een advocaat, zonder dat wordt onderzocht of die advocaat adequaat heeft gehandeld. De consument wordt verweten dat zij geen bewijs levert van nalatigheid, terwijl zij geen inzicht heeft in de interne communicatie of voortgang.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat geen sprake is van toerekenbare tekortkoming, maar motiveert niet waarom het uitblijven van resultaat of communicatie geen tekortkoming vormt. De redenering is juridisch formeel, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de uitvoerder en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van de voortgang en communicatie, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de verzekeraar zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op effectieve rechtsbijstand.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0329 bevestigt het patroon waarin rechtsbijstandverzekeraars zich kunnen beroepen op formele overdracht aan externe advocaten, zonder dat zij verantwoordelijk worden gehouden voor het resultaat of de voortgang. De consument wordt benadeeld in haar procespositie, terwijl de uitvoerder zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt beleidsmatige aanscherping van de zorgplicht bij uitbesteding.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0318 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument had een autoverzekering bij OHRA (Achmea Schadeverzekeringen N.V.). In de nacht van 19 op 20 april 2024 werd zijn auto gestolen. De zoon van de consument had de auto geparkeerd bij de sportschool en de autosleutel in zijn vestzak gelaten, dat hij aan een kapstok in de kleedkamer hing. Een onbekende heeft de sleutel gestolen en daarmee de auto meegenomen. De verzekeraar weigerde uitkering wegens onzorgvuldig handelen. De consument stelde dat sprake was van een verzekerde gebeurtenis en dat de sleutel niet zichtbaar was. De commissie oordeelt dat de verzekeraar de claim terecht heeft afgewezen.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat hij aan de zorgplicht heeft voldaan. De verzekeraar hoeft slechts te wijzen op de omstandigheden van de sleutelopslag. De commissie accepteert dit zonder nader onderzoek naar de feitelijke zichtbaarheid of beveiliging van de kleedkamer. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die de consument benadeelt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de polisvoorwaarde dat schade niet wordt vergoed bij onvoldoende zorgvuldigheid. Er is geen toetsing aan het redelijkheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel, of aan de proportionaliteit van de sanctie bij een eenmalige onoplettendheid.
3. Gelijke procespositie De consument stelt dat de sleutel niet zichtbaar was en dat hij niet kon voorzien dat iemand in de kleedkamer zou inbreken. De commissie erkent dit niet als verzachtende omstandigheid. De verzekeraar wordt niet aangesproken op het ontbreken van duidelijke waarschuwingen over sleutelbeheer. Hierdoor ontstaat een procedureel onevenwicht.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op duidelijke uitleg van uitsluitingsgronden, het recht op evenredige sancties, of het recht op uitleg bij afwijzing. De commissie blijft binnen het formele kader van de polis.
5. Ongelijkheid in argumentatie De verzekeraar mag zich beroepen op een algemene zorgplicht, zonder dat wordt onderzocht of de consument redelijkerwijs mocht vertrouwen op dekking bij diefstal na inbraak. De consument wordt verweten dat hij de sleutel niet bij zich hield, terwijl de omstandigheden (sport, kleedkamer, afgesloten auto) niet uitzonderlijk zijn.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat sprake is van onvoldoende zorgvuldigheid, maar motiveert niet waarom dit automatisch leidt tot volledige uitsluiting van dekking. De redenering is juridisch formeel, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de verzekeraar en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van zijn redenering, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de verzekeraar zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op bescherming tegen onvoorziene criminaliteit.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0318 bevestigt het patroon waarin verzekeraars zich kunnen beroepen op een ruime uitleg van de zorgplicht, zelfs wanneer de feitelijke omstandigheden wijzen op een plausibele en niet-onverantwoorde handelswijze. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de verzekeraar zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging of beleidsmatige aanscherping van de uitleg van zorgplicht en uitsluitingsgronden.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0317 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consumenten hadden een rechtsbijstandverzekering bij UVM Verzekeringsmaatschappij N.V., uitgevoerd door ARAG SE. In juli 2023 deden zij een beroep op de verzekering vanwege ernstige burenoverlast. De zaak werd opgepakt door jurist 1, later overgedragen aan jurist 2. Begin december 2023 besloten de consumenten hun woning te koop te zetten. Hoewel er nog bezichtigingen gepland stonden, accepteerden zij het eerste bod (gelijk aan de vraagprijs), omdat zij zich door de overlast en het gebrek aan voortgang in de rechtsbijstand genoodzaakt voelden snel te verkopen. Zij vorderden compensatie voor het misgelopen hogere bod dat zij verwachtten. De commissie wijst de vordering af.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consumenten moeten aantonen dat de gebrekkige rechtsbijstand heeft geleid tot een lagere verkoopopbrengst. De uitvoerder hoeft slechts te stellen dat rechtsbijstand is verleend. De commissie accepteert dit zonder nader onderzoek naar de kwaliteit van de bijstand of de redelijkheid van de verkoopbeslissing. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die de consument benadeelt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie erkent dat de situatie vervelend was, maar toetst niet of jurist 1 adequaat heeft gehandeld of of de uitvoerder tijdig heeft ingegrepen. Er is geen toetsing aan het zorgvuldigheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel, of aan de effectiviteit van de rechtsbijstandverlening.
3. Gelijke procespositie De consumenten stellen dat zij onder druk van de situatie en het gebrek aan voortgang hun woning te snel hebben verkocht. De commissie erkent dit niet als verzachtende omstandigheid. De uitvoerder wordt niet aangesproken op het ontbreken van regie of escalatie. Hierdoor ontstaat een procedureel onevenwicht.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op effectieve rechtsbijstand, het recht op voortvarende behandeling, of het recht op compensatie bij aantoonbare schade door gebrekkige dienstverlening. De commissie blijft binnen het formele kader van "geen causaal verband".
5. Ongelijkheid in argumentatie De uitvoerder mag zich beroepen op het feit dat rechtsbijstand is verleend, zonder dat wordt onderzocht of deze adequaat was. De consument wordt verweten dat hij geen bewijs levert van een gemist hoger bod, terwijl de druk van de situatie evident is.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat niet vaststaat dat een hoger bod zou zijn gevolgd, maar motiveert niet waarom de impact van de gebrekkige rechtsbijstand op de verkoopbeslissing niet relevant is. De redenering is juridisch formeel, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de uitvoerder en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van de kwaliteit van de rechtsbijstand, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de verzekeraar zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op adequate ondersteuning.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0317 bevestigt het patroon waarin klachten over de kwaliteit van rechtsbijstand worden afgewezen bij gebrek aan hard bewijs van schade, zelfs wanneer de impact op het handelen van de consument aannemelijk is. De consument wordt benadeeld in zijn bewijspositie, terwijl de uitvoerder zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt beleidsmatige aanscherping van de toetsing bij kwalitatieve klachten over rechtsbijstand.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-Uitspraak 2025-0313 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument was in 1988 gehuwd en ontdekte in 2017 dat zijn echtgenote destijds al gehuwd was met een ander, waardoor hun huwelijk mogelijk ongeldig was. In 2019 vond een echtscheiding plaats, waarbij in het convenant een pensioenverevening werd overeengekomen. De pensioenuitvoerder (ASR Levensverzekering N.V.) voerde deze verevening uit en keerde sindsdien de helft van het ouderdomspensioen uit aan de ex-echtgenote. De consument stelde dat dit onterecht was, omdat het huwelijk nooit rechtsgeldig zou zijn geweest. Hij vorderde stopzetting van de uitkering en terugbetaling. De commissie wijst de vordering af.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat het huwelijk ongeldig was en dat de pensioenuitvoerder onterecht uitkeert. De uitvoerder mag uitgaan van de gegevens in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) en het ondertekende convenant. De commissie accepteert dit zonder nader onderzoek naar de juridische geldigheid van het huwelijk. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die de consument benadeelt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de formele vereisten van de Wet verevening pensioenrechten bij echtscheiding (WVPS) en het convenant. Er is geen toetsing aan het vertrouwensbeginsel, het beginsel van redelijke uitvoering, of aan de zorgplicht bij twijfel over rechtsgeldigheid van het huwelijk.
3. Gelijke procespositie De consument stelt dat hij misleid is en dat het huwelijk nooit rechtsgeldig was. De commissie erkent dit niet als relevante grond voor herziening van de pensioenuitkering. De uitvoerder wordt niet aangesproken op het ontbreken van onderzoek naar de juridische status van het huwelijk. Hierdoor ontstaat een procedureel onevenwicht.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op heroverweging bij fundamentele vergissingen, het recht op correctie van administratieve aannames, of het recht op opschorting bij betwiste rechtsgrond. De commissie blijft binnen het formele kader van de WVPS.
5. Ongelijkheid in argumentatie De uitvoerder mag zich beroepen op het convenant en de GBA-registratie, zonder dat wordt onderzocht of de consument redelijkerwijs mocht vertrouwen op een andere juridische uitkomst. De consument wordt verweten dat hij het convenant heeft ondertekend, terwijl hij stelt dat hij pas later op de hoogte was van de eerdere huwelijkssituatie.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de pensioenuitvoerder correct heeft gehandeld, maar motiveert niet waarom geen nader onderzoek is vereist bij twijfel over de rechtsgeldigheid van het huwelijk. De redenering is juridisch formeel, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de uitvoerder en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van de juridische status van het huwelijk, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de uitvoerder zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op een eerlijke herbeoordeling.
3. Samenvattende conclusie
Uitspraak 2025-0313 bevestigt het patroon waarin pensioenuitvoerders zich kunnen beroepen op administratieve gegevens en convenanten, zelfs wanneer fundamentele twijfel bestaat over de rechtsgrond van het huwelijk. De consument wordt benadeeld in zijn bewijspositie, terwijl de uitvoerder zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging of beleidsmatige aanscherping van de toetsing bij pensioenverevening.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-uitspraak over neerslagschade aan aanbouw Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument had een woonhuisverzekering bij Centraal Beheer. In januari 2024 ontdekte hij waterschade aan de aanbouw van zijn woning, veroorzaakt door lekkage via het platte dak. De verzekeraar wees de claim af op grond van uitsluiting voor schade door langzaam werkende invloeden, zoals achterstallig onderhoud of bouwfouten. De consument schakelde een eigen deskundige in, die stelde dat de lekkage niet te wijten was aan het ondeugdelijke lood. De commissie oordeelt dat de verzekeraar de schade terecht heeft afgewezen.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consument moet aantonen dat de schade het gevolg is van een gedekte gebeurtenis. De verzekeraar mag zich beroepen op uitsluitingen in de polisvoorwaarden. De commissie accepteert dit zonder diepgaande toetsing van de tegenstrijdige deskundigenrapporten. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die de consument benadeelt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de polisvoorwaarden en accepteert de lezing van de verzekeraar. Er is geen toetsing aan het redelijkheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel, of aan de zorgplicht bij onduidelijke uitsluitingen.
3. Gelijke procespositie De consument leverde een eigen deskundigenrapport aan, maar dit werd niet inhoudelijk gewogen tegenover het rapport van de verzekeraar. De verzekeraar wordt niet aangesproken op de vaagheid van de eerste afwijzing of het ontbreken van een hoor- en wederhoorproces. Hierdoor ontstaat een procedureel onevenwicht.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op duidelijke uitleg van uitsluitingsgronden, het recht op transparante schadeafhandeling, of het recht op heroverweging bij tegenstrijdige deskundigenrapporten.
5. Ongelijkheid in argumentatie De verzekeraar mag zich beroepen op eenzijdige expertise, terwijl de consument wordt verweten dat hij onvoldoende bewijs levert van een gedekte oorzaak. De commissie weegt de rapporten niet gelijkwaardig.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat sprake is van schade door langzaam werkende invloeden, maar motiveert niet waarom het rapport van de consument onvoldoende zou zijn. De redenering is juridisch formeel, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de verzekeraar en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van zijn tegenbewijs, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de verzekeraar zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op een eerlijke beoordeling.
3. Samenvattende conclusie
Deze uitspraak bevestigt het patroon waarin verzekeraars zich kunnen beroepen op ruime uitsluitingsclausules, zelfs wanneer consumenten tegenbewijs aanleveren. De consument wordt benadeeld in zijn bewijspositie, terwijl de verzekeraar zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging van de bewijswaardering bij schadeclaims met tegenstrijdige expertises.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-uitspraak over rechtsbijstand bij woninggebreken Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consumenten kochten een gerenoveerde woning met een lijst van te herstellen punten. De notaris hield €10.000 in depot. Toen herstel uitbleef, vroegen de consumenten hun rechtsbijstandverzekeraar (via DAS) om hulp. De uitvoerder schakelde een advocaat in, die een vonnis verkreeg. De consumenten wilden vervolgens executie van het vonnis, maar dat lukte niet. Ze klaagden dat de uitvoerder onvoldoende rechtsbijstand had verleend, met als gevolg dat zij schade leden. De commissie oordeelt dat geen sprake is van toerekenbare tekortkoming en wijst de vordering af.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consumenten moesten aantonen dat de uitvoerder tekort was geschoten. De uitvoerder hoefde slechts te stellen dat zij een advocaat had ingeschakeld en dat het vonnis was verkregen. De commissie accepteert dit zonder diepgaande toetsing van de opvolging na het vonnis. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die de consument benadeelt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend of de uitvoerder "voldoende heeft gedaan". Er is geen toetsing aan het beginsel van effectieve rechtsbescherming, het vertrouwensbeginsel, of aan de zorgplicht bij executieproblemen.
3. Gelijke procespositie De consumenten stelden dat zij onvoldoende werden begeleid bij het afdwingen van het vonnis. De commissie erkent dit niet als relevante tekortkoming. De uitvoerder wordt niet aangesproken op het ontbreken van regie of escalatie. Hierdoor ontstaat een procedureel onevenwicht.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op effectieve rechtsbijstand, het recht op begeleiding bij executie, of het recht op escalatie bij falende uitvoering. De commissie blijft binnen het formele kader van "voldoende inspanning".
5. Ongelijkheid in argumentatie De uitvoerder mag zich beroepen op het feit dat een vonnis is verkregen, zonder dat wordt onderzocht of de opvolging adequaat was. De consument wordt verweten dat hij geen schade aantoont, terwijl de feitelijke rechtsbescherming is uitgebleven.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de uitvoerder voldoende heeft gedaan, maar motiveert niet waarom het uitblijven van resultaat of begeleiding bij executie geen tekortkoming vormt. De redenering is juridisch formeel, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de uitvoerder en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van de gevolgen van het uitblijven van executie, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de verzekeraar zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op daadwerkelijke rechtsbescherming.
3. Samenvattende conclusie
Deze uitspraak bevestigt het patroon waarin rechtsbijstandverzekeraars zich kunnen beroepen op formele stappen (zoals het verkrijgen van een vonnis), zonder dat zij verantwoordelijk worden gehouden voor de daadwerkelijke afdwinging ervan. De consument wordt benadeeld in zijn procespositie, terwijl de uitvoerder zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt beleidsmatige aanscherping van de zorgplicht bij executieproblemen.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-uitspraak over verlies van bagage op reis Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument had een doorlopende reisverzekering bij Centraal Beheer. Tijdens een autoreis door Turkije verloor zij haar handtas met waardevolle spullen, waaronder sieraden, een iPhone en contant geld ter waarde van ruim €7.000. Ze wist niet precies wanneer of hoe de tas verloren is gegaan — mogelijk bij een tussenstop of doordat deze uit de auto is gevallen. De verzekeraar weigerde uitkering op grond van onzorgvuldig handelen. De commissie oordeelt dat de verzekeraar de schade terecht heeft afgewezen.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consument moest aantonen dat zij voldoende voorzichtig was en dat sprake was van een verzekerde gebeurtenis. De verzekeraar hoefde slechts te wijzen op het ontbreken van concrete omstandigheden en de ruime polisuitsluiting. De commissie accepteert dit zonder nader onderzoek naar de feitelijke context. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die de consument benadeelt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de polisvoorwaarde van "normale voorzichtigheid". Er is geen toetsing aan het vertrouwensbeginsel, het redelijkheidsbeginsel, of aan de proportionaliteit van de uitsluiting bij onduidelijke omstandigheden.
3. Gelijke procespositie De consument gaf aan dat de lange autorit haar alertheid had verminderd en dat zij niet wist waar of wanneer de tas verloren is gegaan. De commissie erkent dit niet als verzachtende omstandigheid. De verzekeraar wordt niet aangesproken op het ontbreken van duidelijke waarschuwingen over risico's bij autoreizen met waardevolle bagage. Hierdoor ontstaat een procedureel onevenwicht.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op duidelijke uitleg van uitsluitingsgronden, het recht op evenredige sancties, of het recht op uitleg bij afwijzing. De commissie blijft binnen het formele kader van de polis.
5. Ongelijkheid in argumentatie De verzekeraar mag zich beroepen op een algemene zorgplicht, zonder dat wordt onderzocht of de consument redelijkerwijs mocht vertrouwen op dekking bij verlies zonder aantoonbare nalatigheid. De consument wordt verweten dat zij geen exacte reconstructie kan geven, terwijl dat bij verlies onderweg vaak onmogelijk is.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat sprake is van onvoldoende voorzichtigheid, maar motiveert niet waarom het ontbreken van exacte informatie automatisch leidt tot uitsluiting. De redenering is juridisch formeel, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de verzekeraar en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van haar redenering, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de verzekeraar zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op bescherming tegen onvoorzien verlies.
3. Samenvattende conclusie
Deze uitspraak bevestigt het patroon waarin verzekeraars zich kunnen beroepen op ruime zorgplichtclausules, zelfs wanneer consumenten geen aantoonbare nalatigheid valt te verwijten. De consument wordt benadeeld in haar bewijspositie, terwijl de verzekeraar zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging van de uitleg van "normale voorzichtigheid" bij verliesclaims.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-uitspraak over overlijdensuitkering bij beleggingsverzekering Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument had samen met haar echtgenoot een Universal Life-beleggingsverzekering afgesloten. In de polis stond dat bij overlijden vóór 1 april 2018 de tegenwaarde van de eenheden met 10% zou worden verhoogd. Na het overlijden van haar echtgenoot in 2016 keerde de verzekeraar het verzekerd kapitaal van €187.866 uit, maar zonder de 10% verhoging. De consument stelde dat zij recht had op een hogere uitkering. De commissie oordeelt dat de tegenwaarde van de beleggingen lager was dan het verzekerd kapitaal, en dat de verhoging van 10% dus geen effect had. De vordering wordt afgewezen.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consument moest aantonen dat zij recht had op een aanvullende uitkering. De verzekeraar hoefde slechts te stellen dat de tegenwaarde van de beleggingen lager was dan het verzekerd kapitaal. De commissie accepteert dit zonder dat de verzekeraar hoefde aan te tonen hoe de tegenwaarde exact is berekend. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die de consument benadeelt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de polisformulering en accepteert de uitleg van de verzekeraar. Er is geen toetsing aan het vertrouwensbeginsel, het redelijkheidsbeginsel, of aan de informatieplicht bij complexe beleggingsproducten.
3. Gelijke procespositie De consument stelt dat zij mocht vertrouwen op de 10%-verhoging zoals vermeld op het polisblad. De commissie erkent dit niet als gerechtvaardigde verwachting. De verzekeraar wordt niet aangesproken op het ontbreken van transparante communicatie over de werking van de verhoging. Hierdoor ontstaat een procedureel onevenwicht.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op begrijpelijke uitleg van beleggingsrisico's, het recht op duidelijke communicatie over uitkeringsvoorwaarden, of het recht op heroverweging bij onduidelijke polisconstructies.
5. Ongelijkheid in argumentatie De verzekeraar mag zich beroepen op een technische uitleg van de polis, zonder dat wordt onderzocht of de consument redelijkerwijs mocht vertrouwen op een gegarandeerde verhoging. De consument wordt verweten dat zij de werking van de polis niet begreep, terwijl de informatievoorziening ontoereikend was.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de tegenwaarde lager was dan het verzekerd kapitaal, maar motiveert niet waarom de 10%-verhoging dan niet alsnog van toepassing zou zijn. De redenering is juridisch formeel, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van de uitleg van de verzekeraar en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van haar redelijke verwachtingen, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de verzekeraar zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op begrijpelijke en eerlijke polisvoorwaarden.
3. Samenvattende conclusie
Deze uitspraak bevestigt het patroon waarin verzekeraars zich kunnen beroepen op technische polisconstructies, zelfs wanneer consumenten op basis van het polisblad een andere verwachting mochten hebben. De consument wordt benadeeld in haar bewijspositie, terwijl de verzekeraar zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging van de uitleg van overlijdensuitkeringen bij beleggingsverzekeringen.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-uitspraak over pensioenadvies en beleggingsverzekering Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria 2025-0299
1. Samenvatting van de klacht
De consument had via een tussenpersoon een beleggingsverzekering met pensioenclausule afgesloten. Hij verwijt de tussenpersoon dat deze niet actief heeft geadviseerd of gewaarschuwd toen de verzekering in 2008 buiten de Pensioenwet kwam te vallen en de waardeontwikkeling achterbleef. Hierdoor viel de uiteindelijke pensioenuitkering veel lager uit dan verwacht. De commissie oordeelt dat de lagere uitkering niet is toe te schrijven aan een schending van de zorgplicht, maar aan persoonlijke keuzes en omstandigheden van de consument. De vordering wordt afgewezen.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consument moest aantonen dat de tussenpersoon zijn zorgplicht heeft geschonden. De tussenpersoon hoefde slechts te stellen dat hij geen actieve adviesrelatie had en dat de consument zelf keuzes maakte. De commissie accepteert dit zonder diepgaande toetsing van de communicatie of verwachtingen. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die de consument benadeelt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de formele adviesrelatie en stelt dat de tussenpersoon geen verplichting had tot monitoring of bijsturing. Er is geen toetsing aan het vertrouwensbeginsel, het informatiebeginsel, of aan de zorgplicht bij complexe pensioenproducten.
3. Gelijke procespositie De consument stelt dat hij mocht vertrouwen op actieve begeleiding bij een pensioenproduct. De commissie erkent dit niet als gerechtvaardigde verwachting. De tussenpersoon wordt niet aangesproken op het ontbreken van signalering of waarschuwing bij waarde-erosie. Hierdoor ontstaat een procedureel onevenwicht.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op begrijpelijke uitleg van pensioenconstructies, het recht op waarschuwing bij relevante wijzigingen, of het recht op heroverweging bij onvoorziene waardeontwikkelingen.
5. Ongelijkheid in argumentatie De tussenpersoon mag zich beroepen op het ontbreken van een actieve adviesrelatie, zonder dat wordt onderzocht of de consument redelijkerwijs mocht vertrouwen op begeleiding. De consument wordt verweten dat hij niet zelf heeft ingegrepen, terwijl hij afhankelijk was van de expertise van de adviseur.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de tussenpersoon niet tekort is geschoten, maar motiveert niet waarom het ontbreken van signalering bij een pensioenproduct geen schending van de zorgplicht vormt. De redenering is juridisch formeel, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de tussenpersoon en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van zijn verwachtingen en afhankelijkheid, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de adviseur zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op betrouwbare pensioenbegeleiding.
3. Samenvattende conclusie
Deze uitspraak bevestigt het patroon waarin tussenpersonen zich kunnen beroepen op het ontbreken van een actieve adviesrelatie, zelfs bij complexe pensioenproducten met grote financiële gevolgen. De consument wordt benadeeld in zijn bewijspositie, terwijl de tussenpersoon zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging van de zorgplicht bij langdurige beleggingsverzekeringen.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Berbeoordeling Kifid-uitspraak 2025-0295 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument had een WA+ autoverzekering bij Centraal Beheer. Op 9 augustus 2024 raakte hij betrokken bij een aanrijding met een vrachtwagen. De verzekeraar keerde een deel van de schade uit (o.a. hotel, terugreis, transport), maar weigerde de schade aan de auto zelf te vergoeden. Ook wilde de verzekeraar de schade niet verhalen op de tegenpartij. De consument stelde dat de verzekeraar voorbarig en onterecht had geoordeeld dat hij zelf aansprakelijk was. De commissie oordeelt dat de verzekeraar terecht heeft geweigerd de schade aan de auto te vergoeden en deze niet hoeft te verhalen.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consument moest aantonen dat de tegenpartij aansprakelijk was of dat zijn eigen schade onder de dekking viel. De verzekeraar hoefde slechts te wijzen op de beperkte dekking van WA+ en het ontbreken van bewijs van aansprakelijkheid van de vrachtwagenchauffeur. De commissie accepteert dit zonder nader onderzoek naar de feitelijke toedracht. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die de consument benadeelt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend aan de polisvoorwaarden en de aansprakelijkheidsvraag. Er is geen toetsing aan het vertrouwensbeginsel, het beginsel van redelijke belangenbehartiging, of aan de zorgplicht bij schadeafhandeling.
3. Gelijke procespositie De consument stelt dat de verzekeraar te snel heeft geconcludeerd dat hij zelf aansprakelijk was, zonder zijn lezing van het ongeval serieus te nemen. De commissie erkent dit niet als relevante tekortkoming. De verzekeraar wordt niet aangesproken op het ontbreken van hoor en wederhoor of een objectieve reconstructie. Hierdoor ontstaat een procedureel onevenwicht.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op belangenbehartiging bij twijfel over aansprakelijkheid, het recht op transparante schadeafhandeling, of het recht op uitleg bij afwijzing van regres.
5. Ongelijkheid in argumentatie De verzekeraar mag zich beroepen op de beperkte dekking en eenzijdige aansprakelijkheidsinschatting, zonder dat wordt onderzocht of de consument redelijkerwijs mocht vertrouwen op een objectieve beoordeling. De consument wordt verweten dat hij geen bewijs levert, terwijl de verzekeraar geen reconstructie hoefde te overleggen.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat de verzekeraar niet verplicht is om regres te plegen, maar motiveert niet waarom het oordeel over aansprakelijkheid niet nader hoefde te worden onderbouwd. De redenering is juridisch formeel, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van het standpunt van de verzekeraar en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van zijn lezing van het ongeval, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de verzekeraar zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op objectieve schadebeoordeling.
3. Samenvattende conclusie
Deze uitspraak bevestigt het patroon waarin verzekeraars zich kunnen beroepen op beperkte dekking en eigen aansprakelijkheidsinschatting, zonder dat zij verplicht worden tot objectieve reconstructie of belangenbehartiging. De consument wordt benadeeld in zijn bewijspositie, terwijl de verzekeraar zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging van de zorgplicht bij schadeafhandeling en regresweigering.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.
Herbeoordeling Kifid-uitspraak 2025-0294 Analyse van juridische en procedurele tekortkomingen op basis van objectieve beoordelingscriteria
1. Samenvatting van de klacht
De consument had een rechtsbijstandverzekering bij ARAG. Haar dochter werd op 11 november 2023 geroyeerd als lid van een hockeyclub. De consument wilde via ARAG een kort geding starten om het royement aan te vechten. ARAG vond dat een kort geding niet de juiste eerste stap was en stelde een andere aanpak voor. De consument beriep zich op de geschillenregeling in de polis. De door ARAG ingeschakelde scheidsrechter oordeelde dat een kort geding niet opportuun was. De consument was het daar niet mee eens en diende een klacht in bij Kifid. De commissie oordeelt dat geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming van ARAG en wijst de vordering af.
2. Beoordelingscriteria en Analyse
1. Bewijslastverdeling De consument moest aantonen dat ARAG haar rechtsbijstand onterecht heeft beperkt. ARAG hoefde slechts te verwijzen naar de uitkomst van de geschillenregeling. De commissie accepteert dit zonder inhoudelijke toetsing van de redelijkheid van de voorgestelde aanpak. Dit leidt tot een bewijslastverdeling die de consument benadeelt.
2. Actieve juridische toetsing De commissie toetst uitsluitend of ARAG de geschillenregeling correct heeft toegepast. Er is geen toetsing aan het beginsel van effectieve rechtsbescherming, het vertrouwensbeginsel, of aan de zorgplicht bij belangenafweging.
3. Gelijke procespositie De consument stelde dat zij zich onvoldoende gehoord voelde en dat haar voorkeur voor een kort geding werd genegeerd. De commissie erkent dit niet als relevante tekortkoming. ARAG wordt niet aangesproken op het ontbreken van motivering of alternatieve routes. Hierdoor ontstaat een procedureel onevenwicht.
4. Toepassing van consumentenbeschermende wetgeving Er wordt geen expliciete toepassing gegeven aan het recht op vrije advocaatkeuze bij geschil over aanpak, het recht op uitleg bij afwijzing van juridische stappen, of het recht op escalatie bij verschil van inzicht.
5. Ongelijkheid in argumentatie ARAG mag zich beroepen op de uitkomst van de geschillenregeling, zonder dat wordt onderzocht of deze procedure inhoudelijk evenwichtig is verlopen. De consument wordt verweten dat zij zich niet bij de uitkomst neerlegt, terwijl zij geen invloed had op de keuze van de scheidsrechter.
6. Transparantie van de redenering De commissie stelt dat ARAG niet is tekortgeschoten, maar motiveert niet waarom de inhoudelijke wens van de consument geen gewicht kreeg. De redenering is juridisch formeel, maar maatschappelijk onbevredigend.
7. (Schijn van) partijdigheid Door het zonder kritische toetsing volgen van de interne geschillenregeling van ARAG en het afwijzen van de consument zonder inhoudelijke beoordeling van haar rechtspositie, ontstaat de indruk dat de commissie de belangen van de verzekeraar zwaarder laat wegen dan het recht van de consument op regie over haar rechtsbijstand.
3. Samenvattende conclusie
Deze uitspraak bevestigt het patroon waarin rechtsbijstandverzekeraars zich kunnen beroepen op interne geschillenprocedures om de regie over de aanpak te behouden, zelfs wanneer de consument een andere juridische route wenst. De consument wordt benadeeld in haar procespositie, terwijl de uitvoerder zonder diepgaande verantwoording wordt gevolgd. De uitspraak voldoet niet aan de eisen van een eerlijk, transparant en maatschappelijk verantwoord proces en rechtvaardigt heroverweging van de geschillenregeling bij rechtsbijstandverzekeringen.
4. Doelstelling van dit initiatief
Deze analyse maakt deel uit van een onafhankelijk burgerinitiatief dat zich richt op het signaleren en juridisch aanvechten van Kifid-uitspraken die in strijd zijn met wetgeving of fundamentele rechtsbeginselen. Door middel van transparantie, herbeoordeling en juridische toetsing wordt beoogd het vertrouwen in het financiële klachtenstelsel te herstellen en te versterken.